Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2013
In het Regeerakkoord staat het voornemen om een eigen bijdrage voor zelfverwijzers
op de Spoedeisende Hulp (SEH) in te voeren. Bij de nadere uitwerking van deze maatregel
is gebleken dat deze op juridische en uitvoeringstechnische moeilijkheden stuit.
In artikel 14 lid 2 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) staat dat zorgverzekeraars in
hun modelovereenkomst opnemen dat geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die
plegen te bieden, met uitzondering van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing
door in die modelovereenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders, waaronder in
ieder geval de huisarts. Dit betekent dat zorg op de SEH slechts wordt vergoed voor
een zelfverwijzer indien het acute zorg betreft.
Op de SEH wordt zowel acute als niet-acute zorg geleverd. Voor zelfverwijzers met
een niet-acute zorgvraag geldt dat dit geen verzekerde zorg is; een verwijzing van
de huisarts is immers vereist. Aangezien het geen verzekerde zorg is kan hiervoor
ook geen eigen bijdrage worden ingevoerd. In de praktijk blijken zorgverzekeraars
het toch onterecht te vergoeden, terwijl de verzekerde de zorg eigenlijk volledig
zelf dient te betalen.
Indien een eigen bijdrage ingevoerd zou moeten worden, zou niet-acute SEH zorg aan
zelfverwijzers eerst, door wijziging Zvw, als verzekerde zorg moeten worden aangemerkt.
Dit is onwenselijk, omdat dit een uitbreiding van het pakket betekent met niet noodzakelijke
zorg.
Gezien bovenstaande reden zie ik af van de invoering van een eigen bijdrage voor zelfverwijzers
op de SEH. In plaats daarvan zal ik in overleg met betrokken partijen (zorgverzekeraars,
huisartsen en ziekenhuizen) afspraken maken over verdere integratie tussen huisartsenposten
en SEH. Het doel daarvan is dat, als de aard van de klacht dat rechtvaardigt, de patient
zoveel mogelijk huisartsgeneeskundig wordt behandeld, in plaats van duurdere medisch
specialistische zorg. Integratie van SEH/huisartsenpost en een goede triage kan er
derhalve voor zorgen dat het verschijnsel zelfverwijzing op de SEH zich niet meer
kan voordoen. Deze afspraken zijn daarmee een goed alternatief voor de eigen bijdrage
voor zelfverwijzers.
Verder zal ik met aanbieders en zorgverzekeraars in gesprek gaan hoe, door middel
van adequate voorlichting aan het publiek, het beroep op de acute zorg wordt beperkt
tot het noodzakelijke en men zich voor behandeling altijd eerst tot de huisarts respectievelijk
die dienstdoende huisarts of huisartsenpost richt. Hierbij kan onder meer gewezen
worden op het feit dat huisartsenzorg niet onder het eigen risico valt en medisch
specialistische zorg wel. Hier is een financiële prikkel voor de patiënt om eerst
naar de huisarts te stappen in plaats van de duurdere medisch specialistische zorg
op de SEH.
Daarnaast zal ik met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in gesprek gaan over het
toezicht op de materiële controles door verzekeraars. Doel is om deze materiële controles
ten aanzien van het onterecht vergoeden van niet-verzekerde zorg voor zelfverwijzers
op de SEH, te versterken.
Deze alternatieve maatregelen moeten leiden tot minder zelfverwijzers op de SEH, hetgeen
een besparing zal opleveren bij de SEH. Om deze reden wordt een besparing van € 24
miljoen in mindering gebracht op het kader instellingen voor medisch-specialistische
zorg. Deze besparing van € 24 miljoen is even hoog als de in het Regeerakkoord begrote
opbrengsten van de eigen bijdrage voor zelfverwijzers SEH. Zodoende vindt er geen
besparingsverlies plaats.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers