Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2012
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in haar brieven van
15 maart en 29 maart jongstleden aangegeven voornemens te zijn om op 3 juli 2012 in
een algemeen overleg van gedachten te wisselen over mijn brief over de risicoverevening
in de Zorgverzekeringswet van 7 maart jongstleden (Kamerstuk 29 689, nr. 380). De vaste commissie wil daarbij het aangekondigde advies van de commissie-Don, vergezeld
van mijn beleidsstandpunt, betrekken. De commissie verzoekt mij te bevorderen dat
de commissie-Don ten behoeve van dit overleg een tussenrapportage uitbrengt.
In mijn brief over de instelling van de commissie evaluatie risicoverevening in de
Zorgverzekeringswet (commissie-Don) van 8 november 2011 (Kamerstuk 29 689, nr. 363) aan uw Kamer heb ik aangegeven dat ik de commissie heb gevraagd uiterlijk in juni
2012 haar eindrapport te presenteren. Desondanks heb ik uw verzoek aan de commissie
voorgelegd.
De commissie-Don heeft aangegeven dat een tussenrapportage niet haalbaar en ook niet
noodzakelijk is. De commissie heeft aangegeven er naar te streven om het eindrapport
in de tweede helft van mei vast te stellen. Het eindrapport zou dan eind mei begin
juni beschikbaar komen. De commissie kan die versnelling echter niet garanderen. Tweede
helft van juni blijft dus als uiterste termijn staan.
Indien de commissie inderdaad het eindrapport eind mei begin juni beschikbaar stelt
dan streef ik naar verzending van mijn beleidsstandpunt aan uw Kamer vóór het geplande
algemeen overleg van 3 juli 2012.
In mijn brief van 7 maart jongstleden heb ik aangegeven dat ik bereid ben om in juni
verder inzicht te bieden in de vorderingen in het proces van besluitvorming over de
risicoverevening. Ik zal uw Kamer in de tweede helft van die maand de uitkomsten van
het onderzoeksprogramma en een voorstel voor potentiële modelverbeteringen voor het
volgende jaar doen toekomen. In het bijzonder zal ik uw Kamer informeren over het
onderzoek naar de mogelijkheden om in de risicoverevening rekening te houden met voorspelbare
kosten van verzekerden met een AWBZ-indicatie. Ik zal tevens aandacht besteden aan de mogelijke inzet van ex post compensaties
en de eventuele gevolgen daarvan voor de solvabiliteitseisen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers