Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2012
In vervolg op de kabinetsbrief van 28 juni 2004 aan uw Kamer1, in reactie op het advies («Ruimte voor de Wadden») van de Adviesgroep Waddenzeebeleid,
is in het Rijksprojectbesluit2 bepaald dat een onafhankelijke commissie, de Auditcommissie gaswinning onder de Waddenzee
(hierna: Auditcommissie) jaarlijks een audit uitvoert naar aanleiding van de monitoringsresultaten
van de gaswinning onder de Waddenzee. Tevens is de Auditcommissie gevraagd het bevoegd
gezag te adviseren met betrekking tot het formuleren van monitoringseisen.
Bij brief van 19 februari 2008 heb ik u gemeld dat de Auditcommissie jaarlijks een
advies zal uitbrengen op basis van de monitoringsresultaten, die ieder jaar vóór 1 mei
door de NAM worden ingediend. Aan de hand van dit jaarlijkse advies beoordeel ik,
op grond van het «hand aan de kraan»-principe, in hoeverre de gaswinning onder de
Waddenzee voortgezet kan worden.
In de bijlage is het door de Auditcommissie uitgebrachte advies «Monitoring van aardgaswinning
onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen», Advies
2011 d.d. 12 april 2012 bijgesloten3.
Op grond van de beschikbare gegevens over 2010 acht de Auditcommissie het aannemelijk
dat de gemiddelde bodemdalingsnelheden in de kombergingen van Pinkegat en Zoutkamperlaag
binnen de gebruiksruimten zijn gebleven.
Daarnaast geeft de Auditcommissie aan, dat uit de resultaten van de monitoring geen
aanwijzingen naar voren gekomen zijn over trendmatige verandering. Dit is een randvoorwaarde
volgend uit de Natuurbeschermingswetvergunningen.
Op basis van deze conclusies van de Auditcommissie kan de gaswinning onder de Waddenzee
conform de bestaande besluiten worden voortgezet.
De Auditcommissie geeft ook een aantal meer gedetailleerde adviezen met betrekking
tot de lopende monitoring. Deze adviezen zullen meegenomen worden in de optimalisatie
van het monitoringsprogramma en zullen ook expliciet onderdeel zijn van de dit jaar
voorziene methodologische evaluatie van het meet- en regelprotocol en het monitoringsprogramma
over de afgelopen zes jaar.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen