29 683 Dierziektebeleid

Nr. 233 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

Met deze brief bied ik u het rapport1 aan van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) over het onderzoek naar mogelijke risico’s van residuen van antiparasitaire diergeneesmiddelen voor grond- en oppervlaktewater, dat op 2 juli gepubliceerd wordt.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van EZ in het kader van de interdepartementale werkgroep «Geneesmiddelen en Waterkwaliteit».

Het komt voort uit een eerste verkenning naar mogelijke risico’s van residuen van diergeneesmiddelen die in 2016 door het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) was uitgevoerd in opdracht van waterbeheerders. Daar kwam geen eenduidige conclusie uit, wel werden antiparasitaire middelen gezien als aandachtspunt. Dit was voor EZ mede aanleiding om een vervolgonderzoek uit te zetten specifiek naar deze middelen. Dit RIVM onderzoek geeft iets meer inzicht in mogelijke risico’s, maar is voornamelijk gebaseerd op berekeningen en hanteert noodgedwongen veel aannames, bijvoorbeeld over de bewegingen van stoffen in mest.

Hoewel de resultaten mij op dit moment geen aanleiding geven voor acute zorg vind ik het toch wenselijk om een beter inzicht te verkrijgen in de feitelijke situatie.

Het Ministerie van Economische Zaken levert daarom een bijdrage aan een onderzoek van de provincie Gelderland waarin metingen worden uitgevoerd naar eventuele residuen van diergeneesmiddelen in mest, grondwater, bodem en oppervlaktewater op bepaalde «hot spots». Naar verwachting komen de resultaten in maart 2018.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven