29 683 Dierziektebeleid

Nr. 166 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2013

In het AO Landbouw- en Visserijraad van 13 maart heb ik toegezegd de stand van zaken te zullen schetsen rond de afzet van vlees van gevaccineerde dieren. Ik koppel dit hierbij aan de beantwoording van de motie van de leden Ormel en Snijder-Hazelhoff van 7 maart 2012 (Kamerstuk 28 286, nr. 552), ingediend onder voormalig staatsecretaris Bleker, waarbij de regering werd verzocht «om in Europees verband te streven naar het opheffen van alle handelsbeperkende maatregelen die het gebruik van vaccinatie nodeloos beperken en een plan van aanpak voor eind 2012 aan de Kamer te presenteren».

Inleiding

De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de bestrijding van de zeer besmettelijke dierziekten krachtens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD). Ten algemene is het beleid van mijn ministerie gericht op een maatschappelijk verantwoorde aanpak van toekomstige uitbraken van zeer besmettelijke dierziekten, waarbij het doden van gezonde, niet-besmette dieren zoveel mogelijk wordt voorkomen. De inzet van (nood)vaccinatie speelt hierbij een belangrijke rol. De in genoemde motie gevraagde inzet op «het opheffen van handelsbeperkende maatregelen die het gebruik van vaccinatie nodeloos beperken», beantwoord ik daarom graag in een breder beleidsperspectief.

Achtergrond

Vaccinatie geldt al jarenlang als een waardevol en effectief instrument bij het voorkomen en bestrijden van diverse dierziekten. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen preventieve vaccinatie en noodvaccinatie. Van preventieve vaccinatie is sprake als dieren in «vredestijd» stelselmatig worden gevaccineerd ter voorkoming van infectie met een virus of bacterie. Bij noodvaccinatie worden dieren gevaccineerd in reactie op een dierziekteuitbraak in het land of de regio. Na noodvaccinatie zijn er twee scenario’s te onderscheiden, één waarbij de dieren na noodvaccinatie alsnog geruimd worden en één zonder ruimingen. De laatste variant, noodvaccinatie voor het leven genoemd, is de vaccinatiemethode die ik bij voorkeur nastreef bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten.

De beantwoording van de motie en de aanvullende vragen uit uw Kamer vergen inzicht in de ontwikkeling van de dierziektenbestrijding in Europa, zoals eerder ook beschreven in een brief die toenmalig staatsecretaris Bleker op 15 juli 2011 aan uw Kamer heeft verstuurd (Kamerstuk 29 683, nr. 103). Tevens hecht ik eraan om ook mijn rol in het vaccinatiedossier nader te duiden.

Van vaccinatie naar non-vaccinatie

De Europese veestapel is jarenlang succesvol (preventief) gevaccineerd tegen diverse besmettelijke dierziekten. Na uitroeiing van enkele zeer besmettelijke ziekten zoals klassieke varkenspest (KVP) en mond- en klauwzeer (MKZ) is eind vorige eeuw in Europa het non-vaccinatiebeleid ingesteld. In de ontstane dierziektevrije situatie wogen de voordelen van de (jaarlijkse) preventieve vaccinatie, met als doel het op peil houden van de immuniteit, niet meer op tegen de nadelen. Het vaccineren kostte veel geld en belemmerde de export naar derde landen. Derde landen waren namelijk bang voor een eventuele verspreiding van dierziekten vanuit de vaccinerende landen, omdat geen onderscheid gemaakt kon worden tussen gevaccineerde en besmette dieren.

Destijds werd ook aangenomen dat bioveiligheidsmaatregelen aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) een goede drempel zouden vormen tegen de (her)insleep van dierziekten en dat, mocht er toch een dierziekte uitbreken, de uitbraak snel zou kunnen worden bedwongen en de EU de vrijstatus zou kunnen terugkrijgen. Hiertoe werden strenge bestrijdingsmaatregelen vastgelegd in de zogenaamde EU-bestrijdingsrichtlijnen die lidstaten bijvoorbeeld verplichten op de besmette bedrijven alle voor de ziekte gevoelige dieren te ruimen en gebieden met vervoersverboden in te stellen. Nederland is verplicht de maatregelen uit de EU-bestrijdingsrichtlijnen te volgen. Waar nodig worden lidstaten geacht dit aan te vullen met maatregelen, zoals preventieve ruimingen van omringende bedrijven.

Het EU non-vaccinatiebeleid had en heeft grote voordelen voor de Nederlandse export van dieren en dierlijke producten. Het stopzetten van de preventieve vaccinatie, en daarmee het verdwijnen van dieren met antistoffen («weerstand») tegen deze ziekten, heeft er echter ook toe geleid dat de veestapel in Europa gevoelig is geworden voor de betreffende dierziekten. Ondanks bovengenoemde risicoanalyses met betrekking tot de insleep en daaropvolgende spreiding van dierziekten is Nederland na de instelling van het non-vaccinatiebeleid getroffen door grote uitbraken van o.a. KVP (1997) en MKZ (2001). Bij deze uitbraken bleken ook (grootschalige) preventieve ruimingen van niet-besmette dieren/ bedrijven rond de besmette bedrijven noodzakelijk om deze uitbraken onder controle te krijgen.

Van non-vaccinatie naar noodvaccinatie als bestrijdingsinstrument

Vanwege de maatschappelijke weerstand tegen deze grootschalige ruimingen van gezonde, niet-besmette dieren is in Nederland en de EU gediscussieerd over de aanpassing van het strikte non-vaccinatiebeleid. De ontwikkeling van zogenaamde DIVA-vaccins1 heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Hierdoor is vaccinatie opnieuw in beeld gekomen, maar dan primair als bestrijdingsinstrument bij een uitbraak (noodvaccinatie). Inmiddels is, mede door actieve inzet vanuit Nederland, noodvaccinatie tegen KVP, MKZ en AI (aviaire influenza, vogelgriep) toegestaan in Europa. Het toestaan van noodvaccinatie is een versoepeling van het strikte non-vaccinatiebeleid, maar is nog gebonden aan strenge voorwaarden om de kans op verspreiding van virus bij noodvaccinatie in een uitbraaksituatie te minimaliseren.

Geen preventieve vaccinatie tegen zeer besmettelijke dierziekten

Eerder is mijn voorganger de vraag voorgelegd of Nederland niet zou moeten inzetten op preventieve vaccinatie van vee tegen zeer besmettelijke dierziekten. Zijn beantwoording is nog steeds actueel. Ik verwijs naar de brief aan uw Kamer van 3 december jl. (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 702).

De prioriteit moet liggen bij het voorkomen van insleep van dierziekten, waarbij toepassing van preventieve vaccinatie, mits toegesneden op de specifieke situatie, een nuttig instrument kan zijn.

Echter, preventieve vaccinatie tegen besmettelijke dierzieken die vallen onder het huidige Europese non-vaccinatiebeleid zoals MKZ en KVP is, met uitzondering van AI, op dit moment verboden. Er bestaan ook diverse andere knelpunten (circulatie van meerdere virustypen bij AI en MKZ, uitvoeringskosten, welzijn van dieren bij herhaalde jaarlijkse enting, draagvlak in de sector, etc.) waardoor preventieve vaccinatie bij deze dierziekten minder of zelfs niet effectief of aantrekkelijk is. Daarnaast is het de vraag of preventieve vaccinatie vanuit Nederlands perspectief gewenst is, vanwege het Nederlandse exportbelang.

Noodvaccinatiebeleid voor bestrijding KVP en MKZ in Nederland

Enkele jaren geleden hebben overheid en sector gezamenlijk besloten om in te zetten op het toepassen van noodvaccinatie bij uitbraken van KVP en MKZ om tegemoet te komen aan de maatschappelijke wens om minder dieren te ruimen bij de bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten. Dit beleid is vastgelegd in de beleidsdraaiboeken van EZ, die zijn afgestemd met de sectoren, en deze aanpak is ook doorvertaald in de afspraken over de financiering van de bestrijding van dierziekten zoals die zijn opgenomen in het convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten. Nederland loopt hiermee voorop in Europa.

Hoe onze (internationale) «omgeving«, met name buiten Europa, zal reageren wanneer Nederland daadwerkelijk zal gaan vaccineren bij een volgende uitbraak van MKZ of KVP laat zich nog moeilijk voorspellen. Hoewel we internationaal zeker nog een paar hobbels zullen moeten nemen, maak ik uit reacties van andere lidstaten wel steeds vaker op dat het sentiment rond de inzet van noodvaccinatie in positieve zin verandert. Zo heeft Duitsland recent in haar nationale wetgeving een verplichting opgenomen die inhoudt dat altijd eerst afgewogen moet worden om noodvaccinatie toe te passen in plaats van te ruimen, indien er een toegelaten vaccin beschikbaar is. Ook de Animal Health Quadrilateral Group (QUAD, bestaand uit de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw Zeeland) heeft de strategie «noodvaccinatie voor het leven» omarmt (zie Bijlage 1).

Gevolgen inzet noodvaccinatie voor internationale handel

De zorg omtrent de zeer kleine kans op verspreiding van virus na vaccinatie via (producten van) gevaccineerde dieren heeft zijn weerslag op de internationale handel. Ten eerste leidt de toepassing van noodvaccinatie er op dit moment nog toe dat het langer duurt voordat een lidstaat haar officiële dierziektevrije status (op grond van internationale afspraken door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid, OIE) terug krijgt en weer mag exporteren naar derde landen, in vergelijking tot een strategie waarbij preventieve ruiming wordt toegepast (bij MKZ bijvoorbeeld 3 maanden langer). De huidige argumentatie hierbij is de wens tot het inbouwen van extra zekerheid dat de gevaccineerde dieren daadwerkelijk weer virusvrij zijn. Dit exportverbod geldt niet alleen voor bedrijven waar is gevaccineerd, maar voor alle veehouderijbedrijven in Nederland.

Daarnaast gelden er op dit moment ook aanvullende voorwaarden voor de afzet van producten van de gevaccineerde dieren op de Europese markt (kanalisatie en verwerking). De producten van gevaccineerde dieren die voldoen aan deze EU-voorwaarden kunnen echter wel naar andere lidstaten worden verhandeld. Voor overheden in derde landen kan de angst voor introductie van virus via deze producten een reden zijn om geen (producten van) gevaccineerde dieren te accepteren. In de dagelijkse praktijk kan dit betekenen dat de Europese voorwaarden leiden tot extra kosten of verminderde opbrengsten van producten van dieren die zijn gevaccineerd tegen KVP of MKZ.

Opheffen handelsbeperkingen

De Nederlandse export van dieren en dierlijke producten vormt een belangrijk deel van onze totale agrarische export en is van grote economische waarde. Het is daarom zaak om de impact van de inzet van noodvaccinatie hierop zo beperkt mogelijk te houden. Dit vraagt gezamenlijke inspanning van overheid en sector, vanuit de eigen expertise, rol en verantwoordelijkheid.

Ik constateer echter wel dat de discussie rond de inzet van noodvaccinatie zich vaak verengt tot de problemen bij de daadwerkelijke vermarkting van producten van gevaccineerde dieren. Hierbij wordt mijns inziens te snel voorbij gegaan aan het onderzoeken en oplossen van de achterliggende oorzaken ervan.

De huidige handelsbelemmeringen kunnen een resultante zijn van voorwaarden binnen de huidige regelgeving, zorgen over de betrouwbaarheid van noodvaccinatie, angst voor de mogelijke verspreiding van ziekten via (producten van) gevaccineerde dieren of handelspolitiek. Het succesvol verder uitrollen van het noodvaccinatie concept en het wegnemen van eventuele handelsbelemmeringen vraagt daarom inzet van alle betrokken actoren via verschillende routes, waarbij ook de achterliggende oorzaken worden aangepakt.

(Rand)voorwaarden voor toepassing noodvaccinatie

Belangrijke (rand)voorwaarden voor het succesvol kunnen uitrollen van het voorgestelde noodvaccinatiebeleid tegen KVP en MKZ zijn;

  • a) Een goed onderbouwde noodvaccinatie-strategie en parate crisisorganisatie,

  • b) Correcte verankering van het instrument vaccinatie in relevante wetgeving,

  • c) Gerichte vaccinontwikkeling en ondersteunend onderzoek.

  • d) (Internationaal) draagvlak voor en acceptatie van het concept noodvaccinatie.

Voor wat betreft het bestrijdingsbeleid en de verankering daarvan in de relevante wetgeving neem ik nadrukkelijk mijn verantwoordelijkheid. Hetzelfde geldt voor het stimuleren van vaccinontwikkeling en het creëren van (politiek) draagvlak voor noodvaccinatie. Voor de daadwerkelijke productie van vaccins en de afzet van producten van gevaccineerde dieren in de markt ligt de lead bij de betrokken sector- en marktpartijen. Dit betekent dat het slagen van het noodvaccinatiebeleid uiteindelijk wordt bepaald door de gezamenlijke inspanning van betrokkenen.

In bijgevoegd Plan van aanpak (Bijlage 1) heb ik mijn huidige en voorgenomen inspanningen op bovengenoemde aandachtspunten nader uitgewerkt, maar ook aangegeven wat ik van andere betrokkenen verwacht. Ik richt me hierbij vooralsnog op de toepassing van noodvaccinatie tegen KVP en MKZ.

Ik ben me er terdege van bewust dat veehouders, van wie de dieren gevaccineerd worden in het kader van de bestrijding, op de korte termijn geconfronteerd kunnen worden met extra kosten voor kanalisatie en verwerking en mogelijke waardevermindering van hun dieren en producten. Zoals mijn voorganger ook heeft aangegeven in reactie op de eerdere Kamervragen van lid Van Gerven (Aanhangsel Handelingen 2012/13, nr. 702), zie ik deze gevolgschade als bedrijfsrisico, die daarmee voor rekening van de ondernemer komt. Het staat de sector echter vrij om onderling regelingen te treffen om die schade voor de individuele ondernemers collectief op te vangen. De huidige en toekomstige inspanningen moeten er echter op de lange termijn toe bijdragen dat deze extra kosten tot een minimum worden gereduceerd door het beperken of wegnemen van de huidige kanalisatie- en verwerkingsvoorwaarden, het versneld terugkrijgen van de MKZ-vrijstatus na een uitbraak en bredere acceptatie van noodvaccinatie door de internationale handelspartners.

In conclusie

Er is de afgelopen jaren al veel gedaan om noodvaccinatie tegen MKZ en KVP mogelijk te maken en er is inmiddels veel kennis opgebouwd. Ik ben ervan overtuigd dat we met de beschreven acties nog meer stappen voorwaarts kunnen maken. Ik realiseer me dat deze acties niet allemaal van de ene op de andere dag gerealiseerd zullen zijn en dat er nog de nodige tijd overheen zal gaan voor het instrument noodvaccinatie internationaal breed geaccepteerd zal worden. Ik maak uit reacties van andere lidstaten echter steeds vaker op dat het sentiment rondom de inzet van noodvaccinatie in positieve zin verandert. Ook de Europese Commissie (EC) lijkt met de nieuwe Animal Health Law een stap te willen zetten. Dit sterkt me in de gedachte dat sector en overheid samen met kracht de huidige lijn moeten voortzetten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE 1: PLAN VAN AANPAK INZET NOODVACCINATIE MKZ EN KVP

Belangrijke (rand)voorwaarden voor en aandachtspunten bij het succesvol uitrollen van het noodvaccinatiebeleid tegen KVP en MKZ;

  • a) Een goed onderbouwde noodvaccinatie-strategie en parate crisisorganisatie,

  • b) Correcte verankering van het instrument vaccinatie in relevante wetgeving,

  • c) Gerichte vaccinontwikkeling en ondersteunend onderzoek,

  • d) (Internationaal) draagvlak voor en acceptatie van het concept noodvaccinatie.

Ad a) Vaccinatiestrategie en parate crisisorganisatie

Indien ondanks preventieve maatregelen toch een bestrijdingsplichtige dierziekte uitbreekt, is de bestrijding ervan primair een taak van de overheid (art. 15 Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren). Hierbij is alles erop gericht om de omvang en duur van de uitbraak, en daarmee de impact ervan, zo beperkt mogelijk te houden. Voor die dierziekten waarbij noodvaccinatie kan worden ingezet (KVP en MKZ) vereist dit een goed onderbouwd en uitgewerkt vaccinatieplan en een daarop afgestemde (crisis)organisatie om de snelle en efficiënte toepassing van vaccinatie te ondersteunen.

Ik zet daarom continu in op:

  • Een goed voorbereide crisisorganisatie, inclusief geactualiseerde draaiboeken en bijbehorende (crisis)oefeningen, zowel op beleids- als uitvoeringsniveau.

  • Contractuele afspraken met leveranciers van vaccins met het oog op tijdige levering, waar mogelijk ook in EU-verband.

  • voorlopige EU-goedkeuring van noodvaccinatieplannen om snellere EU-besluitvorming op het moment van een uitbraak mogelijk te maken.

Recent zijn de draaiboeken voor MKZ en KVP aangepast aan de meest recente inzichten en ontwikkelingen en ter consultatie voorgelegd aan de stakeholders. Na verwerking van de commentaren zullen de aangepaste draaiboeken gepubliceerd worden.

Nederland heeft in 2013 nieuwe contracten afgesloten over de levering van noodvaccin voor 8 verschillende MKZ-virusstammen volgens de aanbevelingen van het Wereld Referentielaboratorium voor MKZ in Pirbright (Verenigd Koninkrijk). Het aantal vaccindoses dat is opgenomen in deze noodvoorraad is gebaseerd op de scenario-analyses in wetenschappelijke modelstudies.

Het leveringscontract voor het huidige KVP-vaccin loopt eind dit jaar af. Dit biedt een natuurlijk moment om de huidige vaccinatiestrategie te bezien tegen het licht van ontwikkelingen in de tijd (nieuwe wetenschappelijke inzichten, wijzigingen in de samenstelling van de varkenspopulatie in Nederland, nl. minder bedrijven die groter en gespecialiseerder zijn, etc.). De uitkomsten hiervan dienen als input voor het lopende aanbestedingstraject voor de levering van KVP-vaccin.

Ad b) Verankering instrument en toepassingsvoorwaarden in wetgeving

Succesvolle toepassing van noodvaccinatie en de daarop volgende (internationale) afzet van producten van gevaccineerde dieren vraagt naast een goede technische ook een duidelijke juridische basis, verankerd in de relevante Europese wet- en regelgeving.

Europa

Op dit moment wordt de Europese diergezondheidswetgeving herzien. Op 6 mei heeft de Europese Commissie (EC) haar voorstel voor de nieuwe Animal Health Law (AHL) officieel bekend gemaakt. Nederland heeft zich in het voortraject ingezet voor een positieve verankering van het concept noodvaccinatie in de AHL («ja, tenzij»). Uw Kamer zal hierover binnenkort via het BNC-fiche nader worden geïnformeerd. Daarnaast benut EZ de verdere uitwerking van de AHL om, gezien de ontwikkelingen op het gebied van vaccins en diagnostica, de veterinaire noodzaak van de huidige EU kanalisatie- en verwerkingseisen en de termijn waarop een lidstaat weer vrij verklaard wordt kritisch tegen het licht te houden en waar mogelijk aanpassing ervan in de EU-wetgeving te realiseren. Hiertoe is en wordt er intensief gelobbyd bij de EC, Europese koepelorganisaties, het Europees Parlement (EP) en die lidstaten die noodvaccinatie ook als bestrijdingsstrategie overwegen (of daartoe al besloten hebben). In ieder geval wordt met die lidstaten intensief samengewerkt op dit gebied;

  • In het reguliere overleg tussen de Chief Veterinary Officers (CVO’s) van de Benelux zijn in het afgelopen jaar in werkgroepverband al afspraken gemaakt over de grensoverschrijdende aanpak van een MKZ-uitbraak met de inzet van noodvaccinatie.

  • Bilateraal overleg tussen de CVO’s van Nederland en Duitsland over beider vaccinatiestrategieën tegen KVP heeft geresulteerd in afspraken voor een gezamenlijk overleg met de Europese Commissie in 2013.

  • Op initiatief van LTO heeft in november 2012 een succesvolle workshop plaatsgevonden over de vaccinatiestrategie tegen KVP in en met Duitsland. Hierbij waren uit beide landen vertegenwoordigers van de overheid, onderzoeksinstellingen en de sector aanwezig. Tevens waren België en Frankrijk vertegenwoordigd.

  • In maart 2013 heeft een oefening plaatsgevonden met Duitsland rondom de aanpak van MKZ.

  • Nederland heeft haar vaccinatieplan tegen KVP ter informatie aan Frankrijk toegezonden, aangezien Frankrijk overweegt om ook tot noodvaccinatie over te gaan bij een uitbraak.

  • In 2013 wordt ook met het Verenigd Koninkrijk overleg over toepassing van noodvaccinatie opgestart.

  • Voor een verdere wetenschappelijke onderbouwing van de Nederlandse wens tot versoepeling van handelsvoorwaarden in EU-wetgeving en OIE-richtlijnen is onderzoek in gang gezet.

Internationaal / Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE)

Bij de export van producten van gevaccineerde dieren buiten de EU gelden de invoervoorwaarden van het land van bestemming. Een derde land kan zich hierbij beroepen op de internationale OIE-standaarden. Eén daarvan bepaalt dat het bij de inzet van vaccinatie tegen MKZ langer duurt voordat een land weer (officieel) MKZ-vrij wordt verklaard en weer mag exporteren naar derde landen;

  • Vanuit mijn ministerie wordt in OIE-verband ingezet op versoepeling van de OIE-standaarden op dit punt aangezien er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor de verlengde termijn tot vrijverklaring na vaccinatie,

  • Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de positie die de Animal Health Quadrilateral Group (QUAD, bestaande uit de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw Zeeland) hierover t.a.v. MKZ recent heeft ingenomen. De QUAD ondersteunt een strategie van noodvaccinatie «voor-het-leven» en stelt daarbij voor om de periode tot hernieuwde vrijverklaring na de bestrijding van een uitbraak met vaccinatie te verkorten van zes naar drie maanden. Hierdoor vervalt het verschil tussen bestrijdingsopties met of zonder noodvaccinatie.

  • Eind 2012 heeft hierover ook al een eerste overleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van mijn ministerie en de Australische counterparts.

Ad c) Vaccin ontwikkeling en ondersteunend onderzoek

Voornoemde inzet op een transparante en betrouwbare vaccinatiestrategie en de juiste verankering van het instrumentarium in wet- en regelgeving vereist een zorgvuldige (wetenschappelijke) onderbouwing en geschikte, veilige vaccins. Ik zet me daarom in voor:

  • Het stimuleren van onderzoek op het gebied van vaccinontwikkeling en bijbehorende diagnostica. Ik richt me daarbij zowel op doorontwikkeling van bestaande- alsook het ontwikkelen van nieuwe (DIVA)vaccins. Inzet is om (tussen)producten te realiseren die vervolgens geschikt zijn voor commerciële toepassing. De daadwerkelijke productie van vaccins en bijbehorende diagnostische testen laat ik nadrukkelijk aan de marktpartijen zelf.

  • Met het oog op de toekomst ondersteun ik onderzoeksprogramma’s waarin wordt gewerkt aan de ontwikkeling van vaccins tegen o.a. AI, Crimean-Congo, Rift Valley fever, Afrikaanse paardenpest en heamorrhagic fever. Ook onder de Roadmap One Health binnen de topsector Life Sciences and Health zal worden gewerkt aan vaccinontwikkeling voor opkomende zoönosen. In deze vaccinontwikkelingstrajecten is het DIVA-principe een belangrijke doelstelling.

Ad d) (Markt)acceptatie

De acceptatie van noodvaccinatie kent diverse aspecten. Enerzijds gaat het om de (technische) acceptatie van noodvaccinatie als bestrijdingsinstrument, anderzijds om de marktacceptatie van (producten van) gevaccineerde dieren. Uitrol van het vaccinatieconcept vraagt daarom actie op verschillende niveaus en door verschillende stakeholders;

Acceptatie van noodvaccinatie als bestrijdingsinstrument

Vaccinatie kent veel toepassingsvormen en uit de internationale contacten die mijn ministerie onderhoudt blijkt regelmatig dat er door verschil in kennisniveau onnodige onduidelijkheid bestaat over de kansen en risico’s rond de inzet van noodvaccinatie:

  • Ik investeer daarom in kennisverspreiding en EZ legt het noodvaccinatie- beleid actief uit bij internationale beleids- en handelspartners. Waar mogelijk trek ik hier ook samen op met betrokken sectorpartijen en nodig hen graag uit deze samenwerking ook in de toekomst voort te zetten.

  • Bij de handel in dierlijke producten met landen buiten de EU speelt de CVO van oudsher een grote rol in bilaterale onderhandelingen over het voorkomen dan wel oplossen van veterinaire exportbelemmeringen. Gezien de nadruk in het huidige en vorige regeringsbeleid op economische diplomatie is het team van het ministerie van EZ dat de CVO daarbij ondersteunt al aanzienlijk uitgebreid. Waar zich oneigenlijke handelsbarrières voor producten van gevaccineerde dieren zouden voordoen, wordt ingezet op eliminatie hiervan, in samenwerking met het buitenlandse postennetwerk (zoals ambassades, consulaten, permanente vertegenwoordigingen, etc.).

Het kunnen inzetten van noodvaccinatie bij uitbraken van KVP en MKZ is een gezamenlijke wens van sector en overheid om tegemoet te komen aan de maatschappelijke wens om minder dieren te ruimen bij dierziektenbestrijding. Daarmee ligt er ook een grote verantwoordelijkheid bij de sectorpartners zelf om hier een succes van te maken. Het is van groot belang dat de sectororganisaties hun (internationale) achterban ervan overtuigen dat vaccinatie maatschappelijk gezien de beste optie is (behoud «license to produce») en zich verzekeren van de medewerking van veehouders aan noodvaccinatiecampagnes.

Vermarkting producten van gevaccineerde dieren

De daadwerkelijke afzet en acceptatie van producten van gevaccineerde dieren in de markt is aan de marktpartijen zelf, met dien verstande dat ik dit proces vanuit mijn eigen rol graag wil ondersteunen. Daar waar ik me internationaal inzet om wetgevingstechnische en/of politieke blokkades weg te nemen reken ik er op dat de sector met het (verwerkende) bedrijfsleven en de retail zijn rol neemt bij het in de (Europese) markt zetten van de producten van gevaccineerde dieren. Ik ben bereid de captains of industry hierbij te ondersteunen en nodig hen uit om in gesprek te gaan om hiertoe een gezamenlijke aanpak vast te stellen.

Zolang de huidige voorwaarden voor kanalisatie en verwerking van producten van gevaccineerde dieren gelden is het van groot belang dat de verwerkende industrie in Nederland in staat is om hier, in samenwerking met de detailhandel, aan te kunnen voldoen. Ik juich de reeds lopende initiatieven daartoe van harte toe.


X Noot
1

DIVA: Differentiating Infected from Vaccinated Animals. De immuunrespons van een dier na toediening van een DIVA-vaccin verschilt van de immuunresponse na infectie met het veldvirus. Met behulp van een bijbehorende diagnostische test kunnen gevaccineerde niet-besmette dieren onderscheiden worden van (gevaccineerde) besmette dieren.

Naar boven