29 683 Dierziektebeleid

Nr. 156 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2013

Hierbij informeren wij u over het antibioticumbeleid voor de veehouderij.

1. Inleiding

Overmatig en onzorgvuldig gebruik van antibiotica in de veehouderij draagt eraan bij dat steeds meer bacteriën voor steeds meer antibiotica ongevoelig worden, met toenemend risico voor de volksgezondheid. De regering heeft in de afgelopen periode een stevige aanpak neergezet voor reductie van het antibioticumgebruik en een zorgvuldige toepassing. Onder andere bij brief van 25 november 2011 (Kamerstuk 29 683, nr. 106) bent u geïnformeerd over het beleid om het gebruik van antibiotica terug te dringen en bij brief van 1 juni 2012 (Kamerstuk 29 683, nr. 124) over maatregelen om de zorgvuldigheid van de toepassing van antibiotica te vergroten.

Uit recente verkoopcijfers blijkt dat de totale verkoop van antibiotica voor veterinair gebruik in 2012 al met 49% is gedaald ten opzichte van het referentiejaar 2009. Daarmee is de doelstelling van 50% reductie in 2013 binnen handbereik. De verkoop van voor de volksgezondheid kritische groepen antibiotica 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen is met ruim 90%, respectievelijk ruim 40% gedaald. De reductieaanpak heeft dus effect gehad. De maatregelen ter verbetering van de zorgvuldigheid van de toepassing zijn recenter en voor een deel nog in de implementatiefase. Wij monitoren de effecten vooral door middel van de «poortwachter-onderzoeken» van de NVWA.

Dit Kabinet zal de ingezette lijn voortzetten en waar nodig versterken. Het belang van de volksgezondheid blijft daarbij voorop staan. Voor een duurzame omslag moet de veehouderij zich richten op preventie van dierziekten. Voorkomen van ziektes is beter dan genezen met antibiotica. Dat betekent dat de weg naar een blijvend laag antibioticum-gebruik loopt via verbetering van de diergezondheid. Door het belang van diergezondheid en daarmee dierenwelzijn is het antibioticumbeleid voor de veehouderij nauw verbonden met de transitie naar een duurzame veehouderij en naar duurzame ketens voor dierlijke producten.

Wij realiseren ons dat het beleid voor sommigen een nieuwe manier van denken en werken vergt. Structureel antibioticumgebruik dat werd beschouwd als normaal, zien we nu als maatschappelijk onverantwoord. De slag die gemaakt moet worden, vraagt mentale en praktische flexibiliteit en soms ook investeringen. In sommige sectoren waar het antibioticumgebruik erg hoog is, zoals de vleeskalverhouderij, zijn wellicht substantiële aanpassingen nodig. Dat is niet altijd eenvoudig, maar wel noodzakelijk, in het belang van onze volksgezondheid en de diergezondheid.

We zullen ons de komende tijd met nadruk richten op het aanpakken van degenen die zich onverantwoordelijk gedragen, op kleine en grote schaal. Productieomstandigheden in de veehouderij moeten maatschappelijk verantwoord zijn en mogen de volksgezondheid niet in gevaar brengen. Wie daar geen boodschap aan heeft, moet aangepakt worden. De voorliggende brief richt zich voor een belangrijk deel op de handhavingstrategie die dit kabinet wil inzetten en voorts op de voortgang van de uitwerking van de aanpak van onzorgvuldig gebruik die in onze brief van 1 juni 2012 is geschetst.

2. Toezicht, handhaving en opsporing

Wij hechten in ons antibioticumbeleid sterk aan de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en binnen onze kaders aan zelfregulering door de betrokken veehouderijsectoren en dierenartsen, vanuit de overtuiging dat alleen op die manier de noodzakelijke transitie in denken en handelen tot stand kan komen. Ook toezicht en handhaving beginnen daarom bij de private kwaliteitssystemen. De overheid zet daarbij in op toezicht op deze kwaliteitssystemen en verder op risicogerichte handhaving. Wij zullen stevig ingrijpen waar private partijen onvoldoende resultaat (kunnen) boeken (zie ook de brief van 25 november 2011). Dit betekent dat wij de strikte handhaving vooral richten op de achterblijvers en notoire overtreders.

Initiatieven sectoren

Zowel de veehouderijsectoren als de beroepsgroep van de dierenartsen hebben in de afgelopen periode forse inspanningen verricht, die hebben geresulteerd in de genoemde sterke reductie van het totale antibioticumgebruik en het gebruik van kritische antibiotica. De hiervoor ingezette instrumenten zijn met name de centrale registratiesystemen voor het gebruik van antibiotica, het verplichten van bedrijfsgezondheidsplannen (BGP) en bedrijfsbehandelplannen (BBP), het opstellen van geactualiseerde formularia en de introductie van de «geborgde rundveedierenarts en de geborgde varkensdierenarts». De productschapsregelgeving ondersteunt deze aanpak door o.a. de centrale registratie en BGP en BBP bindend voor te schrijven voor alle ondernemers, of zij nu deelnemen aan de kwaliteitssystemen of niet. Daarmee zijn deze voorschriften publiekrechtelijk verankerd.

Van groot belang is de centrale rol van de onafhankelijke, private Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) die het antibioticumgebruik monitort, normeert, signaleert en benchmarks verschaft, en daarmee de basis legt om onverantwoord antibioticumgebruik aan te pakken.

Gewerkt wordt nog aan de invoering van het kwaliteitsysteem voor dierenartsen, aan de introductie van «geborgde» dierenartsen in andere sectoren en aan professionele richtlijnen voor dierenartsen die de standaard vormen voor onder andere zorgvuldig voorschrijven en toepassen van antibiotica.

De komende tijd zal in de sectoren nadruk moeten worden gelegd op de verbeteraanpak voor veelgebruikers en veelvoorschrijvers, en op effectieve maatregelen voor ondernemers die zich niet houden aan de voorschriften voor verantwoord antibioticumgebruik. Een goed voorbeeld daarvoor zijn de kwaliteitsafspraken in de zuivelsector, waar als uiterste maatregel geldt dat de melk niet meer wordt opgehaald en/ of dat de dierenarts zijn erkenning als geborgde rundveedierenarts verliest en niet meer binnen het kwaliteitssysteem kan werken.

Ook het toezicht van de SDa op de centrale registratie van het antibioticumgebruik is belangrijk om te voorkomen dat ongewenste praktijken onopgemerkt blijven. De SDa laat KPMG daartoe nu een onderzoek doen naar de betrouwbaarheid van de gegevensinvoer door dierenartsen.

NVWA toezicht in 2013

De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wettelijke bepalingen. Dit toezicht wordt uitgevoerd door de NVWA. Evenals in 2012 is ook in 2013 1 miljoen Euro extra beschikbaar voor toezicht en handhaving door de NVWA op antibioticumgebruik. De inzet van de NVWA is deels aselect en deels risicogebaseerd.

Aselect onderzoek en inspecties

Het aselecte onderzoek is bedoeld om de zorgvuldigheid van het toepassen en voorschrijven van antibiotica in beeld te brengen. Daarbij wordt waar nodig handhavend opgetreden. Binnenkort komen de resultaten van een vervolg op het poortwachteronderzoek in de varkenshouderij beschikbaar. In 2013 zal de NVWA quickscans in enkele sectoren, waaronder de melkveehouderij en de vleeskalverhouderij, uitvoeren. Voorts start in maart een onderzoek naar de zorgvuldigheid van voorschrijven en toepassen van antibiotica bij paarden. Bij deze onderzoeken, die beginnen bij de veehouderij, worden ook de dierenartsen nadrukkelijk onder de loep genomen zodra er sprake lijkt te zijn van onregelmatigheden.

Risicogebaseerde inspecties

De overige inspecties zijn zoveel mogelijk risicogebaseerd en daarmee gericht op een zo efficiënt en effectief mogelijke handhaving en toezicht. Inspecties vinden gericht plaats daar waar de risico’s van ongeoorloofd gedrag het grootst zijn.

Het is daarvoor uiteraard van belang dat de NVWA beschikt over zoveel mogelijk relevante risico-informatie. Met het oog hierop zal de NVWA haar informatiepositie versterken door combinatie en integrale analyse van de resultaten van de quickscans en poortwachteronderzoeken, vervolgonderzoeken op meldingen, inspecties en keuringen op andere domeinen, het Nationaal Plan Residuen, controles van Voedsel Keteninformatie en vervolginspecties daarop, en opsporingsonderzoeken. Informatie uit de private controlesystemen en gegevens over veelgebruikers afkomstig uit de centrale registratie van antibioticumgebruik door de Productschappen kunnen hier aanzienlijk aan bijdragen.

De Productschappen en de NVWA sluiten ten behoeve van de risicoanalyse een overeenkomst over doorgifte van deze gegevens uit de centrale antibioticaregistratie aan de NVWA. Op korte termijn worden de gegevens van veelgebruikende varkens-, vleeskuiken-, vleeskalver- en melkveehouders geleverd. Als uitgangspunt bij de selectie van de te leveren gegevens worden de door de SDa vastgestelde actiewaarden gehanteerd.

De NVWA kan en zal geen principieel onderscheid maken tussen bij kwaliteitssystemen aangesloten en niet aangesloten bedrijven, maar wel tussen bedrijven die zich wel of niet houden aan de wettelijke bepalingen. Als private controlesystemen de naleving van wettelijke bepalingen door aangesloten bedrijven borgen, voldoende corrigerend vermogen hebben en transparant zijn over controleresultaten en gegevens over bijvoorbeeld antibioticumgebruik, kan de NVWA zich mede op basis van de risico-informatie uit deze systemen richten op de notoire en grootschalige overtreders. Daarmee kan de controlelast voor aangesloten bedrijven die het goed doen, verminderen.

Opsporing van illegale handel en gebruik

De aanpak van het illegaal gebruik van en de illegale handel in antibiotica, waaronder ook ongeoorloofde handel via internet, vraagt een adequate handhavings- en opsporingsinzet. Binnen de NVWA werken de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) en het toezicht daarbij nauw samen. Door gerichte controles en monsternames wordt door het hele jaar heen in de verschillende sectoren onderzocht of antibiotica worden toegediend die niet in de centrale registratie worden geadministreerd. Het aantal monsters dat zal worden genomen en zal worden geanalyseerd op de aanwezigheid van antibiotica zal in 2013 aanzienlijk worden vergroot ten opzichte van voorgaande jaren.

Een effectievere aanpak van illegale handel is mogelijk geworden doordat het bezit van grondstoffen voor diergeneesmiddelen (inclusief antibiotica) vanaf januari 2013 niet meer is toegestaan zonder vergunning. Importeurs, fabrikanten en distributeurs van werkzame stoffen moeten zijn opgenomen in het Register grondstoffen voor diergeneesmiddelen. Veehouders mogen geen grondstoffen voorhanden hebben. Wanneer nu grondstoffen worden aangetroffen wordt getoetst of men in het Register voorkomt. Daarbij is complexe strafrechtelijke bewijsvoering die moet aantonen dat er sprake is van het bezit van een grondstof die daadwerkelijk wordt gebruikt als diergeneesmiddel niet meer nodig.

Openbaarmaking controlegegevens

De controlegegevens van de NVWA zullen op de website van de NVWA openbaar gemaakt worden. De Gezondheidswet die hiervoor de basis vormt wordt thans gewijzigd. Het streven is de Gezondheidswet in 2014 aangepast te hebben. In 2013 zet de NVWA het systeem op dat nodig is om de controleresultaten openbaar te maken.

Versterking van de handhaving: integrale handhavingstrategie

Om het toezicht verder te versterken stelt het Openbaar Ministerie nu samen met de NVWA een integrale handhavingstrategie op die tot een optimale inzet van strafrecht, bestuursrecht en tuchtrecht leidt. Bij de keuze welke vorm van afdoening wordt gekozen, worden onder meer de volgende criteria gebruikt: aanwezigheid van fraude, samenloop van overtredingen, de ernst van de overtreding, mate van recidivering, of er sprake is van misleiding en de mate van economisch voordeel die in het geding is.

De NVWA kan vanaf de inwerkingtreding van de Wet dieren op 1 januari 2013 bestuursrechtelijk handhaven op voorschriften voor veehouders en dierenartsen bij toepassing van geregistreerde diergeneesmiddelen. Daarmee kan voor een groot aantal wetsartikelen gebruik gemaakt worden van bestuursdwang.

Bij toezicht op de naleving van normen voor zorgvuldig voorschrijven en gebruik van antibiotica maakt de NVWA gebruik van de formularia en professionele richtlijnen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). De formularia zijn in de zomer van 2012 geactualiseerd op basis van het advies van de Gezondheidsraad. Aanvullende professionele richtlijnen over verantwoord gebruik en voorschrijven van antibiotica en daaraan gerelateerd onderwerpen zijn in voorbereiding.

De capaciteit van het Veterinair Tuchtcollege (VTC) is inmiddels uitgebreid. Dit betreft de secretariële ondersteuning. Voorts kunnen binnenkort een aantal extra (plaatsvervangende) leden van het college worden benoemd. Uitspraken van het VTC en het Veterinair Beroepscollege kunnen door de NVWA gebruikt worden in het kader van handhaving.

3. UDD-maatregel

Om het zorgvuldig gebruik van antibiotica in de dierhouderij te waarborgen is in de brief van 1 juni 2012 de UDD-maatregel aangekondigd. Die houdt in dat in principe alleen de dierenarts antibiotica mag toedienen. Alleen als veehouder aan een aantal strikte – in de Kamerbrief van juni 2012 beschreven – voorwaarden voldoet op het gebied van diergezondheidmanagement en zorgvuldig gebruik, mag de veehouder zelf antibiotica toedienen en op het bedrijf voorhanden hebben.

De conceptregeling is thans in consultatie. De discussie spitst zich toe op de regel dat veehouders alleen 1e keus middelen in voorraad mogen hebben voor behandeling van individuele dieren. Door dierenartsen en veehouders wordt gepleit voor uitbreiding naar 2e keus middelen in gemotiveerde uitzonderingsgevallen, in het belang van tijdige behandeling.

Daarmee zou uitbreiding van de besmetting en koppelbehandeling kunnen worden voorkomen, en daarmee onnodig antibioticumgebruik. Bovendien is tijdige behandeling in het belang van dierenwelzijn. Wij laten een groep van experts op volksgezondheidsgebied beoordelen of het wenselijk en verantwoord is dat ook bepaalde 2e keus middelen in beperkte hoeveelheid op voorraad gehouden kunnen worden.

4. Overzicht voortgang overige wet- en regelgeving

Hierbij informeren wij u conform toezegging over de voortgang van wettelijke maatregelen. Met de Wet dieren is per 1 januari 2013 een aantal maatregelen ingevoerd dat in verschillende eerdere brieven is aangekondigd.

Kritische antibiotica voor de humane gezondheidszorg mogen alleen als laatste redmiddel bij dieren worden gebruikt. Het uitvoeren van een zogenoemde gevoeligheidsbepaling voorafgaand aan gebruik van 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen is vanaf medio januari 2013 onder de Wet dieren verplicht.

Er is een vergunning geïntroduceerd voor de aflevering van diergeneesmiddelen door een dierenarts. Aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden en daarmee vormt dit ook een kapstok om in uitzonderlijke gevallen de vergunning in te kunnen intrekken.

De vrije verkoop van kleine verpakkingen antibiotica voor bepaalde diersoorten in dierenwinkels is beëindigd met een overgangstermijn tot uiterlijk 1 januari 2014..

Het is vanaf januari 2013 strafbaar om dieren in het slachthuis aan te bieden met een overschrijding van de maximale residulimiet voor antibiotica.

In het voorstel van wet tot wijziging van de Wet dieren in verband met centrale administratie van diergeneesmiddelen wordt geregeld dat het antibioticumgebruik in de verschillende veehouderijsectoren geregistreerd wordt in een centrale administratie. Gedurende de periode dat het wetsvoorstel is opgesteld en bij de Raad van State ter advisering voorlag, heeft de sector zelf het initiatief genomen om centrale administratie van het antibioticumgebruik via autonome productschapsverordeningen verplicht te stellen. Als gevolg daarvan moeten bedrijven sinds 1 september 2011 gegevens ten behoeve van de centrale registratie doorgeven aan een centrale databank. Daarmee is voorzien in een centrale registratie van het antibioticumgebruik. Op dit moment wordt bezien of en in welke vorm het wetsvoorstel verder in procedure wordt gebracht, mede tegen de achtergrond van het besluit om de productschappen op te heffen. De noodzaak van een verplichte centrale registratie van antibioticumgebruik door de verschillende veehouderijsectoren staat voor ons echter vast.

5. SDa rapport antibioticumgebruik kritische middelen

In het rapport «Het gebruik van fluorochinolonen en derde en vierde generatie cefalosporines in landbouwhuisdieren» doet de SDa verslag van het gebruik van enkele kritische antibioticagroepen in de varkens- en vleeskalverhouderij over het jaar 2011. Het rapport is beschikbaar op de website van de SDa (www.autoriteitdiergeneesmiddelen.nl )

De SDa heeft het gebruik per antibioticumgroep uitgedrukt in aantal dierdagdoseringen per dierjaar (DDD/J). De beoordeling is in dit rapport gericht op het gebruik van 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen. Vanwege het streven om deze 3e keuze middelen slechts te gebruiken in uitzonderingsgevallen, heeft de SDa de streefwaarde voor alle diercategorieën op 0 DDD/J gesteld.

De SDa constateert dat in 2011 op het overgrote deel van de bedrijven in de varkens- en vleeskalversector geen 3e en 4e generatie cefalosporinen zijn gebruikt, en dat het gebruik op de overige bedrijven meestal beperkt is geweest. Op het merendeel van de varkensbedrijven en rosé kalverafmestbedrijven is eveneens geen, of in beperkte mate, gebruik gemaakt van fluoroquinolonen. Op 80% of meer van de bedrijven met blankvleeskalveren en rosé startkalveren zijn fluoroquinolonen echter wel toegepast, op de rosé startbedrijven soms frequent.

De SDa zal later dit jaar rapporteren over het gebruik per antibioticumgroep in de vleeskuiken- en rundveesector.

Onze reactie op het rapport van de SDa

De beschrijving geeft een helder beeld van het gebruik van verschillende antibioticagroepen, en met name de 3e keuze middelen 3e en 4e generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen, in de varkens- en vleeskalverhouderij in 2011. Het is goed dat de SDa de streefwaarde voor 3e keuze middelen voor alle diercategorieën op 0 DDD/J stelt. Positief is dat bij de meeste bedrijven in de varkens- en vleeskalversector geen 3e en 4e generatie cefalosporinen meer worden gebruikt. Het soms frequente gebruik van fluoroquinolonen in de vleeskalverhouderij vinden we verontrustend. Wij verwachten van de kalverhouderij dat de gezondheidstoestand van de kalveren wordt verbeterd en dat het gebruik van kritische middelen sterk gereduceerd wordt, mede gesteund door de maatregelen die na 2011 genomen zijn. We zullen de SDa vragen naar criteria om tot actie over te gaan. Wij verwelkomen de aankondiging van de SDa dat in een volgende rapportage ook aandacht wordt gegeven aan het gebruik van 2e keuze antibiotica. Dit zijn immers middelen waarvoor de Gezondheidsraad heeft geadviseerd om het gebruik in de veehouderij op langere termijn in te perken tot therapeutische toepassing bij individuele dieren.

6. Overige onderwerpen

Rapportage Commissie van Toezicht SDa

Eind vorig jaar is de Commissie van Toezicht (CvT) SDa geïnstalleerd. De CvT heeft ons in februari 2013 voor het eerst geïnformeerd over haar bevindingen. De CvT constateert ten algemene dat de SDa onafhankelijk werkt en bewust werkt aan borging van de onafhankelijkheid. Belangrijke te nemen stappen zijn volgens de CvT het opstellen van een protocol voor de interactie tussen het bestuur en het expertpanel van de SDa om de onafhankelijkheid van het expertpanel te borgen, en het kiezen van een eigen voorzitter door de Raad van Advies (RvA), die nu nog onder de voorzitter van het bestuur vergadert. In de RvA zijn veehouderijsectoren en de KNMvD vertegenwoordigd. De SDa werkt aan beide punten.

Motie Ormel-Dijkgraaf (Kamerstuk 29 683 nr. 131) over ontheffing van het bedrijfsbehandelplan

De motie Ormel-Dijkgraaf verzoekt hobbydierhouders met minder dan 25 dieren die wel een één-op-één relatie met een dierenarts hebben vrij te stellen van het verplichte bedrijfsbehandelplan. Wij hebben u gemeld (Kamerstuk 29 683, nr. 143) dat de motie wordt uitgevoerd met dien verstande dat geen producten van de dieren van deze hobbydierhouders voor humane consumptie op de markt gebracht mogen worden. Als dat wel het geval is, dient het belang van volksgezondheid en voedselveiligheid voorop te staan. Om deze belangen te borgen is strikte regelgeving, waaronder de verplichting van een bedrijfsbehandelplan vereist. Het Productschap voor Vee en Vlees, dat het bedrijfsbehandelplan verplicht, heeft ons laten weten te zullen handhaven in lijn met de hierboven aangegeven uitvoering van de motie.

7. Conclusie

Met al deze maatregelen, met name op het terrein van toezicht en handhaving gaan wij ervan uit dat de huidige ingezette reductie van het antibioticumgebruik zich zal voorzetten en dat de toepassing daarbij zorgvuldig zal plaatsvinden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven