nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2007
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken omtrent de herziening
van het preventiebeleid voor evenhoevigen. Over het voornemen tot deze herziening
is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd (onder meer bij brief van 6 april
2006, kenmerk lnv0600185), meest recent door de Nationale Agenda Diergezondheid
die bij brief van 12 oktober 2007 aan uw Kamer is verzonden (Kamerstukken
2007–2008, 29 683, nr. 76).
Aanleiding
Na de varkenspestcrisis in 1997 en de mond-en-klauwzeercrisis in 2001
is de nationale regelgeving over preventie sterk uitgebreid. Deze regels zijn
met name gericht op de zogenaamde bestrijdingsplichtige dierziekten bij evenhoevigen,
zoals mond-en-klauwzeer (MKZ) en klassieke varkenspest (KVP). In de periode
na deze dierziektencrises zijn er steeds meer uitzonderingen op en versoepelingen
van deze regels doorgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat de huidige preventievoorschriften
complex zijn geworden en door de uitzonderingen op onderdelen minder effectief.
Tevens laat het draagvlak en de naleving te wensen over.
Herziening
De inzet van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
bij de herziening is een vereenvoudiging van de voorschriften en een verbeterde
handhaafbaarheid. De borging van veterinaire risico’s en de Europese
minimumvoorschriften zijn hierbij leidend. Een belangrijk uitgangspunt bij
de herziening is voorts – zoals dat ook is verwoord in de Nationale
Agenda Diergezondheid – dat de houder van dieren primair verantwoordelijk
is voor de gezondheid van dat dier en voor het treffen van preventieve maatregelen.
Meer dan voorheen zal het bedrijfsleven worden aangesproken op haar verantwoordelijkheid
ter zake. Zo vervallen bepaalde voorschriften omdat er van uitgegaan wordt
dat daar nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van de houder ligt. Voorts
wordt, waar mogelijk, gewerkt met doelvoorschriften waarbij het
aan de normadressaat is om daar op een (veterinair) verantwoorde wijze invulling
aan te geven. Het bedrijfsleven zal verder door het opzetten van kwaliteitssystemen
een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van dierziekten.
Als private initiatieven op het gebied van preventie (in de vorm van kwaliteitssystemen)
tot stand komen, zal ik daarmee in de regelgeving rekening houden.
Het proces en stand van zaken
Het afgelopen jaar heeft intensief overleg met de verschillende deelsectoren
van het bedrijfsleven plaatsgevonden. De inbreng van het bedrijfsleven is
bij de herziening van het beleid betrokken. Aan de herziening wordt uitvoering
gegeven door een wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring
van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Deze conceptregeling
heb ik op 27 november jl. ter consultatie aan het bedrijfsleven gestuurd.
Het bedrijfsleven heeft tot het einde van het jaar de tijd om commentaar te
geven. Na afloop van de consultatieperiode zal ik beoordelen of de reacties
van het bedrijfsleven aanleiding geven tot aanpassingen. Ik verwacht dat de
definitieve regeling in het voorjaar van 2008 in werking zal treden.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg