nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Doel
De in dit wetsvoorstel opgenomen regel voorziet in de kosteloze beschikbaarstelling
van programmagegevens aan derden. Daarmee kunnen voor de toekomst lang slepende
procedures zoals in het geval NOS en HMG vs De Telegraaf worden voorkomen.
Gebleken is dat met de huidige regeling van artikel 58 Mediawet niet op een
bevredigende manier kan worden bewerkstelligd dat de (meer-)wekelijkse programmagegevens
van de publieke omroepinstellingen tegen redelijke voorwaarden aan derden
ter beschikking komen. Dat leidt tot belemmering van andere partijen bij het
uitbrengen van (meer-)wekelijkse programmagidsen en andersoortige overzichten
van uit te zenden radio- en televisieprogramma's. De in dit wetsvoorstel opgenomen
regel sluit aan bij de praktijk in vrijwel alle andere Europese landen. Doordat
de programmagegevens aan derden beschikbaar komen, kan tevens een verbreding
plaatsvinden van het aantal publicaties over de programma's van de publieke
omroep, hetgeen een positief effect kan hebben op het bereik van die programma's.
Uit de regeling vloeit voort dat de NOS niet botweg kan weigeren (week-)gegevens
te verstrekken vanuit de overweging dat men de programmagidsen van de omroepverenigingen
wenst te beschermen tegen concurrentie. De regeling geldt voor de publieke
omroepinstellingen. Het publiek is gebaat hij de brede beschikbaarheid van
programmagegevens van de publieke omroepen, vergelijkbaar met de beschikbaarheid
van filegegevens en het weerbericht. Dat belang en het belang van een open
markt voor programmagidsen brengen mee dat programmagegevens van publieke
omroepinstellingen beschikbaar kunnen komen.
2. Geschiedenis
De programmagegevens genieten de geschriftenbescherming van de Auteurswet
(Zie de zgn radioprogramma-arresten HR 17 april 1953, NJ 1954, 211 (Het Radioprogramma); HR 27 januari 1961, NJ 1962, 355 (Explicator); HR 25 juni 1965, nr. 9843, NJ 1966, (Televizier-II)).
Het gaat derhalve om auteursrechtelijk beschermde vermogensrechten die berusten
bij alle publieke en commerciële omroepinstellingen. Om te
kunnen komen tot programmagidsen die het volledige programma aanbod van de
specifieke omroepen aan het publiek kenbaar maken is in de Omroepwet van 1967
deze individuele auteursrechtelijke bescherming beperkt. Opgenomen werd een
zogenaamde dwanglicentie op grond waarvan de publieke omroepen verplicht werden
hun programmagegevens aan de NOS te verstrekken. De NOS verzamelt de gegevens,
bewerkt ze zonodig en geeft ze weer ter beschikking van de publieke omroepinstellingen
ter opneming in hun programmagidsen. Daarnaast moeten de publieke omroepinstellingen
gedogen dat de NOS de gegevens aan derden verstrekt die daartoe met de NOS
een overeenkomst hebben gesloten. Aanvankelijk gold laatstgenoemde gedoogplicht
alleen voor verstrekking aan buitenlandse omroepinstellingen en voor zover
het betrof de programmagegevens in weekoverzichten.
De NMa heeft in 1998 (Besluit van 10 september 1998, Mediaforum,
1998–10, nr. 50, en besluit van 16 februari 2000, Mediaforum, 2000–3,
nr. 22) naar aanleiding van een klacht van de Telegraaf beslist dat de monopoliepositie
die de NOS en de HMG met betrekking tot het leveren van programmagegevens
innemen, in strijd is met het beginsel van vrije mededinging. NOS en HMG hebben
bezwaar ingediend tegen deze uitspraak. De NOS heeft na een ongegrond verklaring
door de Rechtbank Rotterdam hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep
voor het Bedrijfsleven. In de zaak van De Telegraaf vs HMG heeft de NMa op
1 april 2004 opnieuw een besluit genomen waarin het bezwaar van de HMG
gegrond is verklaard. Tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 1 april
2004 hebben partijen (De Telegraaf en HMG) beroep aangetekend bij de Rechtbank
Rotterdam.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, artikel 58 van de Mediawet
In het eerste lid van artikel 58 is allereerst de verplichting voor de
landelijke publieke omroepinstellingen om hun programmagegevens aan de NOS
te verstrekken geregeld. In samenhang daarmee bevat het eerste lid tevens
de plicht van de landelijke omroepinstellingen te gedogen dat de NOS de programmagegevens
conform de leden 2 en 3 aan de omroepverenigingen en derden verstrekt. Vervolgens
wordt in het tweede en derde lid geregeld op welke wijze programmagegevens
door de NOS worden verstrekt.
Het tweede lid regelt op dezelfde wijze als in het oude artikel 58 de
verstrekking van programmagegevens aan de omroepverenigingen ten behoeve van
de programmagidsen van de omroepverenigingen.
Het derde lid bevat de opdracht aan de NOS om de programmagegevens, voor
zover deze bestaan uit de namen/titels van de uit te zenden programmaonderdelen
en de uitzendtijdstippen, het zogenaamde spoorboekje, om niet te verstrekken
aan derden die daartoe een verzoek hij de NOS hebben gedaan. Deze plicht van
de NOS komt overigens niet in de plaats van het individuele recht dat de instellingen
die zendtijd hebben verkregen houden om zelf hun programmagegevens aan derden
te verstrekken.
Örgü
Bakker