Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 29679 nr. P;16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 29679 nr. P;16 |
Vastgesteld 5 juni 2012
Inleiding
Van 31 maart tot en met 5 april 2012 heeft in Kampala, Uganda, de 126e zitting van de zitting van de Interparlementaire Unie (IPU) plaatsgevonden. De Nederlandse groep van de IPU heeft naar deze zitting een delegatie afgevaardigd bestaande uit de leden K. Dijkhoff (VVD,Tweede Kamer), A. Elissen (PVV,Tweede Kamer), mevr. M. Martens (CDA, Eerste Kamer), mevr. P. Smeets (PvdA,Tweede Kamer) en K. Putters (PvdA, Eerste Kamer, voorzitter). De delegatie is begeleid door de griffier Interparlementaire Betrekkingen, B. Nieuwenhuizen.
Aan deze 126e zitting is deelgenomen door delegaties uit 117 landen terwijl 43 internationale organisaties en instellingen waarnemers hadden afgevaardigd.
De Griffiers van de Kamers, mevr. J.E Biesheuvel-Vermeijden en de heer G.J Hamilton hebben in Kampala deelgenomen aan vergaderingen van de Association of Secretaries-General of Parliaments (ASGP) van de IPU. De agenda van deze vergaderingen is te vinden op de webpagina van de ASGP, die onderdeel uitmaakt van de website van de IPU (www.IPU.org).
Voorbereidingen van de delegatie
Ter voorbereiding van haar reis naar Uganda heeft de delegatie op 14 februari 2012 een ontmoeting belegd met de plv. ambassadeur van dat land in de Benelux met standplaats Brussel, mevr. Mirjam Blaak. Tijdens deze bijeenkomst gaf mevrouw Blaak de delegatie allereerst een beknopt overzicht van de geschiedenis van Uganda en schetste zij voorts de huidige politieke, sociale en economische situatie van het land. De politieke verhoudingen plaatste zij vervolgens in het licht van het kiessysteem in Uganda waarin stammen en diverse lokale gemeenschappen en hun leiders nog steeds een rol van betekenis spelen. Zij lichtte verder toe dat de opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven en de samenwerking met het Internationaal Strafhof te Den Haag alsmede de bestrijding van corruptie zowel in de politiek als in de media veel aandacht krijgen. Er bestaat in Uganda veel behoefte om af te rekenen met het geweld uit het verleden en met de aanstichters ervan. De belangrijkste daarvan, Joseph Kony, leider van het zgn. leger van de Heer, bevindt zich niet meer in Uganda.
Mevrouw Blaak beantwoordde voorts vragen van de delegatieleden over o.a. het klimaat voor de media in Uganda, over de vrijheid van meningsuiting, over de bescherming van de mensenrechten in het algemeen en over de positie van seksuele minderheden in het bijzonder. Van de kant van de delegatie werd daarbij gewezen op de onlangs bij het Ugandese parlement ingediende anti-homowet. De rol en de plaats van ontwikkelingssamenwerking tegenover die van internationale handel, de relatie van Uganda tot de EU en China, zijn betrekkingen met de buurlanden en zijn positie in de Oost-Afrikaanse regio kwamen eveneens ter sprake. Recente vondsten van olie en gas en de betekenis daarvan voor het land vormden tenslotte aanleiding voor vragen uit de delegatie.
Voorafgaande aan haar vertrek naar Kampala was de delegatie benaderd door Human Rights Watch met het verzoek gesprekken aan te gaan met in Kampala aanwezige vertegenwoordigers van organisaties die opkomen voor de mensenrechten in het algemeen en voor rechten van seksuele minderheden in het bijzonder. Gevolg gevend aan dat verzoek ontmoette de delegatie op zaterdag 31 maart vertegenwoordigsters van Human Rights Watch en van Sexual Minorities Uganda die haar allereerst uitvoerig informeerden over de algemene situatie met betrekking tot de mensenrechten in Uganda. Daarna gingen zij op verzoek van de delegatie dieper in op de aanhangige anti-homowetgeving – een parlementair initiatief dat naar verluidt breed wordt gedragen in de samenleving – die de eerder al wettelijk vastgelegde strafbaarheid van homoseksualiteit bevestigt en aan iedere Ugandees de wettelijke plicht oplegt aangifte te doen van de vermeende homoseksuele geaardheid van zijn of haar medeburger. De gesprekspartners van de delegatie schetsten het klimaat waarbinnen mensenrechtenorganisaties en hun medewerkers, maar ook de media die over mensenrechten berichten, in Uganda hun werk verrichten. Zij deden een dringend beroep op de delegatie de bedenkelijke inhoud van de initiatiefwet voor het brede publicitaire front van de IPU-bijeenkomsten aan de kaak te stellen. Aan het slot van het gesprek zegde de voorzitter van de delegatie toe de positie van seksuele minderheden in Uganda, in het bijzonder die van homo’s, op een nog nader te bepalen wijze aan de orde te zullen stellen tijdens de zitting van de IPU.
In de middag van 31 maart was de delegatie te gast in de residentie van Hr. Ms. ambassadeur, drs. J Verheul. Deze bood de delegatie, bijgestaan door beleidsmedewerker Politieke Zaken, dr. ir. M. Leenstra een briefing aan. De heer Leenstra gaf de delegatie allereerst een inkijk in de sociaal-economische situatie waarin Uganda nu verkeert. Met een sterk groeiende bevolking waarvan meer dan 50% jonger is dan 15 jaar heeft het land in 2011 een economische groei doorgemaakt van 6,5% , terwijl het groeicijfer voor 2011 waarschijnlijk 6,8% zal belopen. Die groei is vooral te danken aan het goed functioneren van de industriële en de dienstensector. De hoogproductieve landbouw is in hoofdzaak gericht op de binnenlandse markt. Recente olievondsten in het gebied rond Lake Albert duiden op een nog florissanter economische perspectief, maar hebben tegelijk ook tot heftige discussies geleid over de vraag aan wie de opbrengsten van deze rijkdom ten goede moet komen. De economische groei is mede een gevolg van regionale samenwerking en integratie die door de Ugandese overheid wordt nagestreefd en die zou moeten leiden tot de vorming van een East African Community, een douane-unie. De enorme economische groei kent ook keerzijden: een sterk toenemende economische ongelijkheid (zowel urbaan-ruraal als Noord-Zuid), achterblijvende infrastructuur en onvoldoende hervormingen in de landbouw, ontoereikende investeringen in een gezonde en goed opgeleide beroepsbevolking, een ontoereikend niveau van het bestuur en achterblijvende belastinginkomsten. Bij de oplossing van deze knelpunten neemt de overheid in veel gevallen nauwelijks of geen rol waardoor verschuivingen van invloed en regie naar de private sector, met diverse gevolgen van dien (een grote informele sector en corruptie) plaatsvinden.
Sedert de op 18 februari 2012 gehouden parlements- en presidentsverkiezingen beschikt de herkozen president Museveni over voldoende steun in het parlement ondanks het feit dat daar kritische, maar op weinig ideologie gebaseerde oppositionele stemmen zijn te horen. Een factor van betekenis is dat de president kan rekenen op ruime steun van het leger van Uganda. Opmerkelijk is dat ten aanzien van de opvolging van president Museveni nog niets lijkt te zijn geregeld.
Ambassadeur Verheul ging nader in op de relatie tussen Nederland en Uganda in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Werd de Nederlandse bijdrage aan die samenwerking tot 2007 nog verstrekt in de vorm van begrotingssteun, gericht op de sectoren onderwijs, justitie en openbare orde, vanaf dat jaar kreeg de Nederlandse inzet vooral vorm in zgn. sectorale begrotingssteun. Concrete gevallen van corruptie bij aanschaffingen en grote zorgen over de tekortschietende begrotingsdiscipline in Uganda heef de Nederlandse regering in 2011 echter doen besluiten over te stappen op een systeem van project- en programmasteun dat is gericht op twee speerpunten: veiligheid / rechtstaat en voedselzekerheid. Het eerste speerpunt bouwt voort op de jarenlange expertise die in eerdere jaren is opgebouwd dankzij de inzet op de terreinen justitie en openbare orde, het tweede speerpunt komt in de plaats van de sector onderwijs, waarvoor tot het jaar 2014 een afbouwprogramma geldt. De project- en programma aanpak wordt gekenmerkt door een regelmatig plaatsvindende controle op de verwezenlijking van vooraf gestelde, transparante en meetbare resultaten; indien de vorderingen achterblijven bij de gestelde doelen kan de inzet worden beëindigd.
Het voedselzekerheidsprogramma is gericht op het verhogen van de inkomsten van de boeren die graan, groenten, cassave, aardappelen en dierlijke producten leveren aan de lokale en de regionale markt. Het programma voorziet in het aanleren van vaardigheden ter bevordering van de kwaliteit van de producten en vaardigheden op het terrein van dienstverlening en marketing. In het kader van de bevordering van duurzaamheid worden de boeren ook opgeleid om die vaardigheden door te geven en om zich bij de teelt en verbouw van hun producten te bedienen van duurzame energie. Ook krijgen zij trainingen gericht op financiering van landbouwactiviteiten en op het verkrijgen van inzicht in regionale samenwerkingsmodellen.
Het speerpunt veiligheid en rechtstaat is gekozen om de pluralistische samenleving in Uganda te bevorderen. In dat kader wordt alle aandacht gericht op het vergroten van het respect voor de mensenrechten en op het kweken van aanspreekbaar en afrekenbaar leiderschap. De samenwerking op deze speerpunten vindt o.a. plaats met de politie in Uganda, met het gevangeniswezen, met het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Met de uitvoering van het strategisch plan voor de projecten en programma’s rond beide speerpunten is voor de jaren 2012- 2015 een bedrag van 100 miljoen euro gemoeid.
Desgevraagd voorzag de ambassadeur de situatie met betrekking tot de in het parlement aanhangige anti-homowet van enig commentaar waarbij hij voorop stelde dat de positie van seksuele minderheden in Uganda nog veel verbetering behoeft; discriminatie op basis van seksuele oriëntatie vindt nog veel plaats. Opmerkelijk is dat president Museveni het standpunt huldigt dat seksulaliteit een privé aangelegenheid is. Voor het wetsvoorstel zou, zo voegde de ambassadeur toe, in het parlement nu geen meerderheid bestaan. Hij ontraadde de delegatie openlijk kritiek te uiten op het wetsvoorstel.
Vergaderingen van de 12+ geopolitieke groep
De groep van Westerse landen, binnen de IPU aangeduid als de 12+ en één van de 5 geopolitieke groepen waarbinnen de leden van de IPU standpunten voorbespreken en afstemmen, vergaderde tijdens de zitting in Kampala op 30 maart en op 1, 2, 3 en 5 april 2012. Een opnieuw geagendeerde discussie over de financiële positie en toekomst van de IPU, voorbereid door middel van een door de Belgische afgevaardigde De Donnea opgesteld rapport, leidde tot een eerste discussie over het aanbrengen van prioriteiten in de missie en doelstellingen van de IPU en, in het verlengde daarvan, in het aanduiden van met diverse posterioriteiten samenhangende budgetten die de begroting 2012–2017 zouden kunnen ontlasten. Met het doel te komen tot een discussiestuk voor alle leden van de IPU over de toekomstige taken en budgetten van de IPU werd besloten deze werkwijze voor te leggen aan de andere geopolitieke groepen.
Geen eensluidend oordeel bereikten de leden van de 12+ na een debat over het verzoek van Azerbeidzjan en Oekraïne om te mogen toetreden tot de 12+ . Voorstanders van inwilliging van dat verzoek verwezen o.a. naar het belang van de dialoog met de parlementen van deze landen over de noodzakelijke verbeteringen en versterkingen in de democratieën van beide landen en naar de rol en de plaats die zij al enkele jaren spelen binnen de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Tegenstanders wezen erop dat beide landen er, ondanks hun formele lidmaatschap van deze assemblee én van dat van de IPU, voortdurend blijk van geven de fundamentele democratische beginselen niet te respecteren. Toelating tot de 12+ zou de geloofwaardigheid van toekomstige ontwerp-resoluties en andere initiatieven van de 12+ sterk ondermijnen.
Op voorstel van de voorzitter van de 12+ werd het nemen van een besluit aangehouden tot de oktoberzitting in Quebec.
De hevige en gewelddadige onlusten in Syrië hadden Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Canada al tijdens voorbereidingen van de 126e zitting, elk afzonderlijk, doen besluiten met voorstellen voor een zgn. emergency item voor de plenaire zitting te komen. Reeds tijdens de eerste vergadering van de 12+ op 30 maart deelden deze landen mee te werken aan een gezamenlijke tekst voor een voorstel. Op 2 april 2012 konden deze drie 12+ leden meedelen met succes overleg te hebben gevoerd met Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten die eveneens voorstellen omtrent dit thema hadden voorbereid. De uitkomst van dit overleg – een door deze 5 landen gezamenlijk ingediend voorstel werd reeds op 1 april door de plenaire assemblee aanvaard nadat Iran, dat eerder had meegedeeld een eigen voorstel te zullen indienen, op dat voornemen terug kwam. Het door de plenaire vergadering aanvaarde thema luidde: «Inter-Parliamentary Union initiative for an immediate halt to the bloodshed and human rights violations in Syria, and the need to ensure acces to humanitarian aid for all persons in need and to support implementation of all relevant Arab League and United Nations resolutions and peace efforts». Aan het slot van de 126e zitting op woensdag 5 april 2012 aanvaardde de assemblee omtrent dit onderwerp een resolutie die kan worden gevonden op www.ipu.org, zoek: Assembly, texts of resolutions adopted by the 126th assembly.
Een brief van de Finse delegatie aan de voorzitter van de 12+ waarin zorg werd uitgesproken over de in Uganda bestaande discriminatie van mensen wegens hun seksuele oriëntatie vormde de aanleiding voor uitvoerig beraad tijdens de opeenvolgende vergaderingen van de 12+. De reeds bestaande strafbaarheid van homoseksualiteit, maar vooral ook de eerder genoemde, in het Ugandese parlement aanhangige initiatiefwet, die burgers o.a. verplicht aangifte te doen van (vermeende) homoseksuele relaties bracht veel delegaties tot de overtuiging dat deze 126e zitting van de IPU zou moeten worden aangegrepen om parlement en regering van Uganda deelgenoot te maken van de afkeer en zorg over de wijze waarop zij de desbetreffende mensenrechten handhaven. De voorzitter van de Nederlandse delegatie, de heer Putters, wees er in zijn interventies in de 12+ o.a. op dat niet alleen in Uganda, maar ook in de buurlanden Nigeria, Rwanda, Kenia en Liberia sprake is van ernstige discriminatie van homo-, bi- en transseksuelen. Hij hield een vurig pleidooi voor het uitzenden van een prudent, maar duidelijk signaal aan het adres van de regeringen van Uganda en zijn buurlanden en nam daartoe zitting in een door de 12+ ingestelde werkgroep die op zich nam een tekst van een brief van de geopolitieke groep aan de voorzitter van het Ugandese parlement te redigeren. In haar laatste vergadering besloot de 12+ niet alleen de door de werkgroep voorgestelde brief te verzenden, maar ook een oproep te doen uitgaan naar de leiders van de in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen om de aanvaarding van de initiatiefwet tegen te houden.
Voorts werd ingestemd met het voorstel van de voorzitter van de 12+ hem te machtigen tijdens de receptie, aangeboden door alle in Uganda geaccrediteerde ambassadeurs uit de landen van de EU, waarbij ook de voorzitter van het Ugandese parlement aanwezig zou zijn, aan dit onderwerp enkele passages te wijden in de geest van het in de 12+ gevoerde beraad.
De plenaire vergadering
De 126e zitting van de IPU werd op 31 maart officieel geopend door de president van de republiek Uganda, Yoweri Kaguta Museveni. Voor het zgn. General Debate tijdens de inhoudelijke plenaire vergaderingen tijdens deze zitting was het thema « Parliaments and people: bridging the gap» gekozen. Aan het algemene debat werd namens de Nederlandse delegatie deelgenomen door delegatievoorzitter Putters die zijn speech opende met een oproep aan de aanwezige parlementariërs uit alle winstreken van de wereld om op komen voor de fundamentele rechten van een ieder om zich vrij te uiten en te organiseren, voor het recht van een ieder op veiligheid en gezondheid, voor het recht om te zijn wie men is, man/vrouw, hetero/ homo, biseksueel of transseksueel. «Als wij, aldus de heer Putters, werkelijk de kloof tussen parlementen en mensen willen overbruggen begint dat met het respecteren van elkaar en met het waarborgen van deze rechten. Het bouwen aan de democratie is daartoe een wezenlijke stap. De democratie is niet perfect en er bestaat geen optimale definitie, maar de kern van de democratie is glashelder. Democratie moet gaan over het waarborgen van het recht van alle mensen om vrij te kunnen leven, om vrijuit te kunnen spreken en om vrij te kiezen wie het land regeert. Democratie is alleen stabiel als zij wordt gedragen door het volk, hun regeringen, politici en maatschappelijke organisaties. Wij steunen de opbouw van de democratie omdat het bij democratie gaat om het waarborgen van de fundamentele en universele rechten van het volk, ook van minderheden. Dat vraagt wel om permanent bewustzijn en onophoudelijke inspanningen. Ofschoon we overal ter wereld de democratie steviger zien worden, hebben we, zo stelde de heer Putters, tegelijkertijd ernstige zorgen over drie van deze fundamentele en universele rechten. In de eerste plaats de vrijheid van meningsuiting. Dit recht wordt veelvuldig geschonden zoals wij ieder jaar helaas concluderen in onze IPU commissie Mensenrechten en Rechten voor Parlementariërs. Ook in Nederland voelen mensen, aldus de heer Putters, zich niet altijd vrij om te spreken uit angst voor eventuele reacties van extreme groeperingen. Wij moeten voor dat recht opkomen, maar voor Nederland geldt, dat met trots gezegd kan worden dat de vrije meningsuiting bestaat. Als wij als parlementariërs de kloof tussen politiek en mensen willen dichten dan zullen we naar de mensen moeten luisteren. Als wij werkelijk geïnteresseerd zijn in hun meningen en zorgen dan is de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering essentieel. Politici moeten daarom moedig zijn om vrijuit te spreken nadat zij eerst zorgvuldig hebben geluisterd.
In de tweede plaats zijn er het recht op gezondheid en veiligheid. De gezondheid van mensen hangt nauw samen met economische omstandigheden, rijkdom en armoede. Het is in dit verband schokkend hoe HIV/AIDS, malaria en tuberculose het leven en de hoop van zo veel mensen teniet doen. Iedere dag, ook vandaag, sterven er honderden mannen en vrouwen aan deze ziekten, die families en gemeenschappen vernietigen. Het is onaanvaardbaar dat er nog steeds regeringen en politici zijn die daarvan wegkijken. Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen. Zuid-Afrika heeft bijvoorbeeld grootste plannen in uitvoering om HIV en AIDS aan te pakken. Uganda heeft laten zien dat het de gevaren van deze ziekten eveneens serieus neemt en het is te hopen dat het daarmee voortvarend doorgaat». De heer Putters deed een dringend beroep op regeringen om af te rekenen met de ontkenning, om de boodschap uit te dragen dat het niet een kwestie is van een douche nemen na geslachtsgemeenschap en dat het niet gaat om een «homoziekte». «De toegang tot medicatie voor een ieder, ook voor seksuele minderheden, moet krachtig worden bevorderd. Leiderschap is nodig, niet alleen voor het scheppen van werk, het bestrijden van armoede en het verwezenlijken van maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook op het gebied van gezondheid en onderwijs. Het is wezenlijk dat men verantwoordelijkheid neemt voor de zorg voor elkaar en voor onze gemeenschappen». De heer Putters zei ervan overtuigd te zijn dat het de taak is van parlementariërs om de individuele verantwoordelijkheid voor gezondheid en sociaal gedrag en daarmee tevens de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de opbouw van gemeenschap te bevorderen.
Op voorstel van de drie Standing Committees stelde de plenaire vergadering tijdens haar laatste vergadering op 5 april 2012 de drie thema’s vast waarover tijdens de 127e zitting paneldiscussies zullen worden gehouden en die tijdens de 128e zitting onderwerp van bespreking van rapporten en concept-resoluties zullen zijn:
Enforcing the responsibility to protect: the role of parliaments in safeguarding citizens» lives;
Fair trade and innovative financing mechanisms for sustainable development;
The use of media, including social media, to enhance citizen engagement and democracy
De Governing Council
Het algemeen bestuursorgaan van de IPU, de Governing Council, waarin alle landen met ten hoogste drie afgevaardigden zijn vertegenwoordigd, vergaderde op 1 en op 5 april.
Aan deze vergaderingen namen de leden Putters, Smeets en Martens deel.
Het belangrijkste onderwerp van de agenda werd dit maal gevormd door 29 rapporten met aanbevelingen van de Committee on Human Rights of Parliamentarians, betrekking hebbend op een groot aantal gevallen van ernstige schendingen van mensenrechten van parlementariërs uit een groot aantal landen, waaronder lidstaten van de IPU. De leden van de commissie waren onder de indruk van de in de rapporten vermelde schendingen van collega-parlementariërs en beschouwen het werk van deze commissie van de IPU als een onmisbare onderdeel van de missie van deze organisatie.
Commissievergaderingen
Het eerste Standing Committee on Peace and International Security heeft zich in Kampala gebogen over een door rapporteurs uit Hongarije en Zambia opgesteld rapport over het onderwerp «Promoting and practicing good governance as a means of advancing peace and security: drawing lessons from recent events in the Middle East and North Africa». Het lid Dijkhoff heeft aan de besprekingen over dit rapport en over een daarop geënte concept-resolutie deelgenomen en heeft daarin vooral aandacht gevraagd voor de wenselijkheid en de noodzaak van meer ruimte voor de participatie van vrouwen aan politieke besluitvormingsprocessen in de landen in het Midden- Oosten en Noord Afrika waar zich thans politieke en maatschappelijke hervormingsprocessen voltrekken. De heer Dijkhoff heeft naar voren gebracht dat maatschappelijke en politieke veranderingen in de landen waar de zgn. Arabische lente zich lijkt aan te dienen, alleen kunnen beklijven indien deze hervormingsprocessen vooral ook worden gedragen door de vrouwen in de samenlevingen in deze landen.
De door de plenaire assemblee ten aanzien van dit onderwerp aanvaarde resolutie roept o.a. de leiders van de landen in het Midden-Oosten en Noord Afrika, waar burgers en maatschappelijke organisaties roepen om democratische hervormingen, te komen met beleidsplannen die zijn gericht op het doen verdwijnen van economische ongelijkheid en corruptie en op het verbeteren van de toegang tot gezondheidszorg. Zij doet voorts een beroep op de internationale gemeenschap om landen, die daar om vragen, te helpen bij het vormgeven van veranderingen en het doorlopen van veranderingsprocessen op basis van hun soevereiniteit zoals die in het VN-Charter is neergelegd. De resolutie nodigt politieke partijen, nationale parlementen en regeringen op om beleid en praktische mogelijkheden te scheppen die de deelname van vrouwen en jongeren aan het politieke en economische leven vergroten. De resolutie dringt tenslotte ook aan op een rol van de IPU bij het realiseren van grondwettelijke veranderingen en bij het aanpassen van bijvoorbeeld verkiezingswetgeving in landen die daartoe de wens uitspreken.
Het Second Committee on Sustainable Development, Finance and Trade heeft beraadslaagd over een rapport en een op dat rapport gebaseerde ontwerp-resolutie met het thema: «Redistribution of power, not just wealth: ownership of the international agendas».
Aan de beraadslagingen is deelgenomen door mevr. Martens die de leden van de commissie heeft voorgehouden dat Nederland een lange traditie kent van verbondenheid met landen en volken die hulp nodig hebben. Tot nu toe is Nederland één van de landen die zich houden aan de afspraak dat zij 0,7% van hun BNP besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Ook via de Europese Unie draagt Nederland bij aan ontwikkeling van arme landen; de EU is de grootste donor en dat is iets om trots op te zijn. Op dit ogenblik is de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking voorwerp van stevige kritiek in eigen land. Daar zijn twee redenen voor. Nederlanders nemen via de media kennis van het feit dat sommige ontwikkelingslanden beschikken over enorme hoeveelheden natuurlijke hulpbronnen, terwijl deze landen tegelijkertijd grote sommen belastinggeld vanuit Nederland ontvangen. Ook leest men in de Nederlandse kranten over mismanagement en corruptie in de ontvangende landen en neemt men kennis van berichten dat de hulp niet altijd ten goede komt aan de landen, dat zij niet altijd strookt met de eigen prioriteiten van de ontvangende landen en niet altijd bijdraagt aan vrede en welvaart, economische groei en het welbevinden van de mensen in de ontvangende landen. Dat raakt direct aan het thema: herverdeling van macht en rijkdom. Terwijl zich grote uitdagingen, zoals de economische en de financiële crisis, de internationale veiligheidssituatie en de klimaatverandering aan ons voordoen zien wij tegelijkertijd dat, zowel op internationaal niveau als binnen landen, dus ook binnen ontwikkelingslanden, de rijken steeds rijker en de armen steeds armer worden. De Europese Unie is een voorbeeld van hoe stabiliteit en groei kunnen worden gerealiseerd door samenwerking die is gebaseerd op fundamentele beginselen als rechtshandhaving, democratie en respect voor de mensenrechten. Enige tijd geleden is in Bern gesproken over het vraagstuk dat internationale instituties niet voldoende samenwerken om te komen tot oplossingen voor de grote vraagstukken van deze tijd. Aan de orde was daar het universele inzicht dat er grote behoefte bestaat aan een wereldomvattend sturingsmodel ten dienste van veiligheid, vrede, stabiliteit en welzijn van mensen. Mevrouw Martens zei te menen dat de voorliggende ontwerp-resolutie zou kunnen worden verrijkt indien de gedachte over zo’n model daarin zou worden opgenomen. Wellicht zou de door Bhutan tijdens de in juni 2011 gehouden AVVN voorgestelde en unaniem aanvaarde resolutie daarbij als hulpmiddel kunnen dienen. Die resolutie spreekt over de behoefte aan een meer omvattende, evenwichtige, holistische benadering van ontwikkeling. Een benadering die niet alleen economische data, maar ook duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding, geluk en welzijn van mensen omvat. Zij gaat uit van nieuwe, duidelijke paradigma’s en indicators om de kloven te overbruggen. Want is het inderdaad niet vreemd dat hoe meer fossiele brandstoffen wij verbruiken hoe meer onze BNP’s groeien? Is het ook niet vreemd dat als gevolg van de enorme olieverspilling in de Golf van Mexico ons BNP toeneemt omdat geld wordt uitgegeven aan herstel- en schoonmaakkosten?
Mevrouw Martens stelde dat we, als we het hebben over herverdeling van macht en rijkdom en over de wereldwijde uitdagingen van vandaag, we moeten kijken naar de effecten van onze hulp om een antwoord te krijgen op de vraag of zij de landen en de inwoners van die landen werkelijk ten goede komt. Er is grote behoefte aan democratische procedures en transparantie, maar die zullen niet voldoende zijn. Wij zullen niet alleen moeten kijken naar de bijdragen van regeringen, maar ook naar die van de private sector en van de samenleving.
Jeffrey Sachs zei: «We hebben de kennis, we hebben de technologie. Wat wij vaak missen is politieke wil». En om Lord Judd te citeren: «De geschiedenis zal leren in hoeverre onze generatie politici erin is geslaagd een duurzaam antwoord te geven op de uitdagingen van vandaag». Mevrouw Martens besloot haar interventie met de het uitspreken van de hoop dat deze IPU-conferentie een echte oproep zou zijn aan alle deelnemers, aan alle landen die zij vertegenwoordigen en aan alle internationale organisaties om de politieke wil te tonen om niet alleen meer democratische procedures en transparantie te scheppen, maar ook op zoek te gaan naar nieuwe maatstaven voor ontwikkeling en voor een eerlijke verdeling van macht en rijkdom.
In de door de plenaire vergadering aanvaarde resolutie wordt allereerst opgeroepen tot het, naast de G20, instellen van een brede en volledig representatieve raad voor de wereldeconomie wiens taak zal moeten zijn de activiteiten van de VN en zijn lidstaten op economische en sociaal gebied te coördineren; deze raad zou de resultante kunnen zijn van de hervormingen die de huidige Economische en Sociale Raad van de VN ondergaat. Na een oproep om bij de benoemingen bij de VN meer dan nu de hand te houden aan een evenwichtige instroom gemeten naar geslacht en naar geografische en etnische afkomst en om het benoemingenbeleid transparanter te maken, sluit de resolutie o.a. aan bij het voorstel van het Global Sustainability Panel, gedaan in de marge van de Rio +20, om te komen tot een «Global Sustainable Development Council». De resolutie bevat voorts een oproep aan regeringen en parlementariërs om te bevorderen dat bij de ontwikkeling en uitvoering van duurzaam beleid recht wordt gedaan aan de eisen van gelijkheid en om alles in het werk te stellen om vrouwen uit alle geledingen van de samenleving bij de besluitvormingsprocessen op lokaal, regionaal en nationaal niveau te betrekken.
In het derde Standing Committee on Democracy and Human Rights is beraadslaaagd over een door rapporteurs uit Canada en India gepresenteerd rapport en een concept-aanbeveling inzake het thema: «Acces to health as a basis right: the role of parliaments in adressing key challenges to securing the health of women and children. Deze ontwerp-resolutie was geschreven in het licht van de vierde en de vijfde Milleniumdoelstellingen van de VN, die er op zijn gericht de sterfte van babies onder de 5 jaar tussen 1990 en 2015 met 1/3 te doen verminderen en om de sterfte onder zwangeren in deze periode te doen afnemen met ¾. De leden Smeets en Elissen hebben in de voorbereidende fase van de totstandkoming van deze ontwerp-richtlijn door middel van het inzenden van een aantal amendementen met succes enkele accenten gelegd op onderdelen van de tekst waar het gaat om het gebruik van anti-conceptiemiddelen en gezinsplanning. Ook is via een amendement aandacht gevraagd voor de positie van het slachtoffer van seksueel en huiselijk geweld.
De plenaire assemblee heeft de door deze commissie voorgestelde resolutie op 5 april aanvaard. Kortheidshalve wordt hier naar de tekst van dit document verwezen (zie www.IPU.org > Functioning and Documents> Resolutions of assemblies> 126th assembly Kampala).
Werkbezoeken
Op verzoek van de delegatie hebben ambassadeur Verheul en zijn medewerkers voor dinsdag 3 april een programma georganiseerd dat was geënt op een drieluik van thema's: de ontwikkeling van de land- en tuinbouw in Uganda, de actuele ontwikkelingen binnen het land door de ogen van een aantal vertegenwoordigers van de Ugadese samenleving en de positie van Uganda als eigenaar van energie.
In de ochtenduren ontving de delegatie presentaties over de wijze waarop Ugandese boeren, daarin ondersteund door het regionale handels-en investeringsinstituut Trade Mark, proberen de productie in de landbouwsector te vergroten, niet alleen ten behoeve van de eigen Ugandese markt, maar vooral ook met het oog op een vergroting van de exportmogelijkheden van landbouwproducten. Door bundeling van belangen, verbetering van de infrastructuur, kapitaalsinvesteringen en kennisvergaring probeert men enerzijds te komen tot kostenverlaging van de productie; anderzijds wil men de afzetmarkten vergroten door middel van het opzetten van een gemeenschappelijke markt en een douane-unie met buurlanden. De Trade Mark organisatie wordt op haar beurt gesteund in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's van Nederland, België, Denemarken, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Wereld Bank. De Ugandese boeren hebben dankzij deze activiteiten hun inkomen in de afgelopen jaren zien stijgen en tonen zich enthousiast over de mogelijkheden kennis te vergaren over de verbetering van de veiligheid in de voedselketen. De delegatie nam met instemming kennis van het feit dat het project van Trade Mark mede is gericht op de versterking van de positie van vrouwen en jongeren in de rurale gebieden. De presentatie en de gedachtewisseling over de Ugandese land- en tuinbouw vond overigens plaats in de bedrijfsgebouwen van het Nederlandse bedrijf FIDUGA dat zich toelegt op de kweek en de export van chrysantenstekjes. Op een terrein van circa 18 hectare biedt dit bedrijf werkgelegenheid aan zo'n 700 mensen. Natuurvriendelijke kweekmethoden paart dit bedrijf aan een optimaal gebruik van de uiterst vruchtbare en voor de groei van de chrysant zeer gunstig gelegen percelen. De dagproductie van FIDUGA bedraagt 1,5 miljoen stekjes die worden geëxporteerd naar Nederland en tal van andere landen ter wereld. Het bedrijf heeft in de regio een belangrijke sociale rol en plaats verworven doordat het zijn medewerkers bovengemiddeld betaalt, een gezondheidsdienst heeft opgericht voor zijn medewerkers en hun gezinsleden, steun verleent aan scholen en hulp biedt bij bouwprojecten door bijvoorbeeld het slaan van putten en de aanleg van rioleringssystemen.
Tijdens een lunch in de residentie van de ambassadeur heeft de delegatie een ontmoeting gehad met een tiental vertegenwoordigers van kerken, media, wetenschap, mensenrechten en internationale hulporganisaties in Uganda. Een groot aantal van hen heeft, zo bleek tijdens de ontmoeting, deelgenomen aan studieprogramma's van het Institute for Social Studies in Den Haag. De delegatie heeft met hen op een zeer open wijze van gedachten gewisseld over o.a. het functioneren van de democratie, de rol en de positie van de staatsinstellingen, de vrijheden van de burgers en de media en de positie van seksuele minderheden in Uganda. De integere wijze waarop de gesprekspartners hun opvattingen presenteerden en verdedigden heeft het respect van de delegatie afgedwongen.
Het ambassadeprogramma werd afgesloten met een drietal inleidingen, verzorgd door vertegenwoordigers van Shell, Royal Haskönig en de ambassade van Noorwegen over de betekenis en de consequenties van de in 2006 en daarna in en rond Lake Albert ontdekte omvangrijke olie- en gasvoorraden. De delegatie kreeg antwoord op een groot aantal vragen inzake de concessieverleningen door de Ugandese overheid, de rol en de invloed van particuliere concessionarissen, de budgettaire gevolgen van de winning van deze energie voorraden voor de staat en de gevolgen van de energiewinning voor de eigen burgers.
Op maandag 2 april heeft mevrouw Smeets op uitnodiging van UNICEF, het VN Kinderfonds, deelgenomen aan een bezoek aan het Kisenyi Gezondheidscentrum, in het bijzonder aan de kindervoedingafdeling van dit centrum. Het bezoek stond in het teken van één van de grote gezondheidsvraagstukken in Uganda, de ondervoeding van baby’s en kinderen onder de leeftijd van 5 jaar. Van deze categorie kinderen heeft 33% een groeiachterstand, heeft 14% ondergewicht en lijdt 50% aan ijzergebrek. Ook veel zwangere vrouwen en jonge meisjes lijden aan de gevolgen van ondervoeding. In Uganda lijden 2% van de kinderen onder de leeftijd van 5 jaar, dat zijn circa 180 000 kinderen, aan zgn. Severe Acute Malnutrition, de ernstigste vorm van ondervoeding. Ondervoeding is de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen onder de 5 jaar. In de Kisenyi kliniek worden ondervoede kinderen door middel van basisvoedingsprogramma's effectief op weg geholpen: de meesten volgen na korte tijd de programma's buiten de kliniek, de ernstigste patiënten krijgen een intensieve behandeling in de kliniek die er eveneens op is gericht het leven in hun alledaagse omgeving, met hulp vanuit de kliniek op te nemen.
De delegatie wenst langs deze weg haar dank uit te spreken aan Hr.Ms. ambassadeur Verheul en zijn medewerkers die de delegatie zowel bij de voorbereidingen als tijdens haar bezoek aan Kampala op deskundige, prettige en effectieve wijze hebben ondersteund en begeleid.
De voorzitter van de delegatie, Putters
De griffier van de delegatie, Nieuwenhuizen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29679-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.