29 676
Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van enkele andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap)

nr. 17
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 september 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel A wordt «een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid,» vervangen door: een akte van administratieve echtscheiding.

2. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 17, eerste lid, wordt na «van huwelijken» ingevoegd: en administratieve echtscheidingen.

3. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt voor «beëindiging van een geregistreerd partnerschap» ingevoegd: administratieve echtscheiding,. De woorden «of van een huwelijk,» vervallen.

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens voegt hij toe latere vermeldingen van in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken houdende wijziging van in een akte van administratieve echtscheiding opgenomen onderdelen van een overeenkomst als bedoeld in artikel 149a, zevende lid.

4. In onderdeel H wordt «een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid» vervangen door: een akte van administratieve echtscheiding.

5. Het in onderdeel I, onder 2, opgenomen artikel 149, onderdeel c, komt te luiden:

c. door administratieve echtscheiding, overeenkomstig de bepalingen van afdeling 1A van deze titel;.

6. Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:

a. Het opschrift van afdeling 1A komt te luiden: AFDELING 1A Administratieve echtscheiding

b. Artikel 149a wordt vervangen door:

Artikel 149a

1. Tot het nemen van een beslissing als bedoeld in artikel 149, onder c, is de ambtenaar van de burgerlijke stand bevoegd indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gesteld ter zake van de bevoegdheid van de rechter, onverminderd artikel 1 van dat wetboek.

2. De beslissing wordt genomen door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van een van de echtgenoten. Bij gebreke van een woonplaats van een echtgenoot in Nederland is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage bevoegd.

3. Alvorens de beslissing wordt genomen, verklaren de echtgenoten, in persoon, ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand dat hun huwelijk duurzaam ontwricht is en dat zij dit op die grond met wederzijds goedvinden wensen te beëindigen. Zij leggen daarbij een schriftelijke verklaring over die voldoet aan de vereisten, gesteld in het vierde en vijfde lid. De ambtenaar van de burgerlijke stand vergewist zich ervan dat sinds de ondertekening van de overeenkomst, bedoeld in artikel 150, niet meer dan drie maanden zijn verstreken en spreekt hierna uit dat het huwelijk is beëindigd. Hij maakt daarvan terstond een akte van administratieve echtscheiding op in het daartoe bestemde register. De administratieve echtscheiding komt door inschrijving van de akte tot stand.

4. De verklaring, bedoeld in het derde lid, dient:

a. te zijn ondertekend door beide echtgenoten;

b. te zijn ondertekend door één of meer notarissen, advocaten of scheidingsbemiddelaars die voldoen aan de vereisten, gesteld in het vijfde lid;

c. te vermelden dat de echtgenoten naar Nederlands recht rechtsgeldig zijn gehuwd en gezamenlijk hebben gekozen voor toepassing van het Nederlandse recht op de echtscheiding;

d. te vermelden dat de echtgenoten een overeenkomst hebben gesloten als bedoeld in artikel 150, alsmede in specifieke bewoordingen dat de desbetreffende overeenkomst voor zover toepasselijk de door het eerste lid van dit artikel omschreven bestanddelen bevat;

e. te vermelden dat en op welke wijze uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 149b, onder a;

f. te vermelden de datum en het tijdstip waarop de overeenkomst, bedoeld onder d, is ondertekend.

5. Een scheidingsbemiddelaar als bedoeld in het vierde lid, onder b, voldoet aan de vereisten tot benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, gesteld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De advocaten, notarissen en scheidingsbemiddelaars, bedoeld in het vierde lid, zijn lid van hetzij de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars (VFAS), hetzij de Vereniging van Mediators en Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat (VMSN) of behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke andere organisatie, dan wel zijn opgenomen in een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen register.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aan de ambtenaar van de burgerlijke stand over te leggen stukken.

7. Echtgenoten kunnen de overeenkomst, bedoeld in artikel 150, echter met uitzondering van het in artikel 150, eerste lid onder a, ten eerste tot en met ten derde, bedoelde onderdeel daarvan, overleggen, in welk geval de ambtenaar van de burgerlijke stand er zorg voor draagt dat deze onderdeel uitmaakt van de in het derde lid bedoelde akte van echtscheiding.

8. Tegen de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand staat geen andere voorziening open dan de voorziening, bedoeld in artikel 27.

c. Artikel 149b, aanhef en onder a, komt te luiden:

De advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar, bedoeld in artikel 149a, vierde en vijfde lid, is ten minste gehouden:

a. te waarborgen dat de belangen van de minderjarige kinderen van de echtgenoten door hen in acht worden genomen, waartoe hij ten minste de minderjarige kinderen van acht jaren en ouder in de gelegenheid stelt hun mening ter zake van de door hun ouders voorgenomen beëindiging van hun huwelijk en de gevolgen daarvan te geven en er op toeziet dat zij van hun recht gehoord te worden onbelemmerd gebruik kunnen maken;.

d. Artikel 150, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

1. De in artikel 149a, vierde lid, bedoelde overeenkomst betreft de verklaring van beide echtgenoten dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Voorts betreft de overeenkomst:

7. Na onderdeel N wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

In artikel 250 wordt de zinsnede «benoemt de kantonrechter» vervangen door: benoemt de kantonrechter of de rechter in zaken waarbij een minderjarige rechtstreeks betrokken is,.

8. Onderdeel O wordt vervangen door:

O

In artikel 251 worden het tweede tot en met vierde lid vervangen door:

2. Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag op gelijkwaardige wijze gezamenlijk uitoefenen.

3. Een kind over wie de ouders, bedoeld in het tweede lid, gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk recht op de verzorging en opvoeding door beide ouders, bedoeld in artikel 247.

4. Ouders als bedoeld in het tweede lid houden bij de vormgeving van de op basis van het bepaalde in het derde lid door hen te maken afspraken in een overeenkomst als bedoeld in artikel 150, of bij het wijzigen daarvan, rekening met:

a. de onderlinge verdeling van hun zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot hun kind ten tijde van het huwelijk;

b. praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de ontbinding van het huwelijk of daarna voor zover en zolang deze bestaan;

c. een zodanige verdeling, dat beide ouders in voldoende mate contact met het kind onderhouden.

9. In onderdeel R wordt artikel 253a vervangen door:

Artikel 253a

1. In alle gevallen van gezamenlijke gezagsuitoefening na ontbinding van het huwelijk waarin een ouder de door beide ouders vastgelegde, of de door de rechter vastgestelde, regelingen ter zake van de zorg- en opvoedingsrelatie van beide ouders met hun kind niet nakomt, kan de andere ouder zonder tussenkomst van een procureur het geschil aan de rechtbank voorleggen, door middel van een schriftelijke aanvraag tot mondelinge behandeling.

2. De schriftelijke aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de naam en het adres van de andere ouder;

c. de dagtekening;

d. een omschrijving van het geschil en de reeds ondernomen pogingen om dit op te lossen;

e. een door de indiener voorgestelde oplossing voor het geschil.

3. Bij de schriftelijke aanvraag wordt een afschrift van het ouderschapsplan, bedoeld in artikel 150, overgelegd, alsmede op schrift gestelde wijzigingen daarvan.

4. Indien niet is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de schriftelijke aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.

5. De rechtbank gelast, behoudens ingeval de rechtbank het geschil verwijst naar een bemiddelaar, terstond nadat het geschil haar is voorgelegd, een mondelinge behandeling welke binnen drie weken plaats vindt, teneinde een vergelijk te beproeven. Indien geen vergelijk tot stand komt, kan de rechtbank ambtshalve verwijzen naar een persoon als bedoeld in artikel 149a, vierde en vijfde lid, de door de ouders of door de rechter vastgestelde regelingen aanpassen, met toepassing van artikel 250 een bijzondere curator benoemen alsmede een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beslissing of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

6. In alle overige gevallen van gezamenlijke gezagsuitoefening kunnen geschillen hieromtrent tussen de ouders, of tussen de ouder en de niet-ouder, bedoeld in afdeling 3A, op verzoek van beiden of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen de ouders. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

7. De rechter kan, indien hem blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven als bedoeld in het eerste en vijfde lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

10. In onderdeel T wordt artikel 253n vervangen door:

Artikel 253n

1. Op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen kan de rechtbank het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251, tweede lid, 252, eerste lid, 253q, vijfde lid, of 277, eerste lid, beëindigen, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Bij dit verzoek dient aangegeven te worden hoe bij toewijzing invulling zal worden gegeven aan de ouderschapstaken en omgang met de andere ouder. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt en hoe invulling zal worden gegeven aan deze gezagsuitoefening en de omgang met de andere ouder.

2. Indien een beslissing op grond van het eerste lid niet alle kinderen der echtgenoten betreft, vult de rechtbank haar aan op verzoek van een der ouders, van de raad voor de kinderbescherming of ambtshalve.

11. Onderdeel Va wordt vervangen door:

Va

In artikel 263b, derde lid, vervalt «dan wel 377f».

12. Onderdeel X wordt vervangen door:

X

In artikel 377e wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het zesde en zevende lid, ingevoegd:

1. In alle gevallen van uitoefening van het gezag door één ouder na ontbinding van het huwelijk, waarin een ouder de door beide ouders vastgelegde, of de door de rechter vastgestelde, regelingen ter zake van de omgang van de niet met het gezag belaste ouder met het kind niet nakomt, kan de andere ouder zonder tussenkomst van een procureur het geschil aan de rechtbank voorleggen, door middel van een schriftelijke aanvraag tot mondelinge behandeling.

2. De schriftelijke aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de naam en het adres van de andere ouder;

c. de dagtekening;

d. een omschrijving van het geschil en de reeds ondernomen pogingen om dit op te lossen;

e. een door de indiener voorgestelde oplossing voor het geschil.

3. Bij de schriftelijke aanvraag wordt een afschrift van de regeling ter zake van de omgang overgelegd, alsmede op schrift gestelde wijzigingen daarvan.

4. Indien niet is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de schriftelijke aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.

5. De rechtbank gelast, behoudens ingeval de rechtbank het geschil verwijst naar een bemiddelaar, terstond nadat het geschil haar is voorgelegd, een mondelinge behandeling welke binnen drie weken plaats vindt, teneinde een vergelijk te beproeven. Indien geen vergelijk tot stand komt, kan de rechtbank ambtshalve verwijzen naar een persoon als bedoeld in artikel 149a, vierde en vijfde lid, de door de ouders of door de rechter vastgestelde regelingen aanpassen, met toepassing van artikel 250 een bijzondere curator benoemen alsmede een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beslissing op onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

B

In artikel II wordt «een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid, van Boek 1» vervangen door: een akte van administratieve echtscheiding.

C

In artikel III wordt «als bedoeld in artikel 149 onder c van Boek 1» vervangen door: , bedoeld in artikel 149a, derde lid, van Boek 1.

D

In artikel IV worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel D wordt vervangen door:

D

Artikel 812 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 812 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid kunnen beschikkingen als bedoeld in artikel 253a, vijfde lid en artikel 377e, vijfde lid met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikkingen is bepaald.

2. Onderdeel E vervalt.

E

In de artikelen V tot en met XII wordt «een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door: een akte van administratieve echtscheiding.

Toelichting

Algemeen

Voor de algemene toelichting verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 21 september 2005.

Artikelsgewijze toelichting

A

1. Dit betreft een louter technische wijziging.

2. Dit betreft een louter technische wijziging. Deze wijze heeft te maken met de introductie van de administratieve echtscheiding.

3. Dit betreft een louter technische wijziging. Deze wijze heeft te maken met de introductie van de administratieve echtscheiding en het afschaffen van de flitsscheiding.

4. Dit betreft een louter technische wijziging.

5. Met de introductie van de administratieve echtscheiding wordt dit één van de vier mogelijkheden om een huwelijk te beëindigen. Omdat ik verwacht dat meer mensen deze route gebruiken dan de route op gemeenschappelijk verzoek voor de rechter, is er voor gekozen om de administratieve echtscheiding eerst te noemen.

6. In de artikelen 1:149a wordt de administratieve echtscheidingsprocedure beschreven. In deze vorm valt deze route van echtscheiding onder het erkenningregime van Verordening Brussel II-bis. De ambtenaar van de burgerlijke stand voert louter een formele toets uit. De materiële toets wordt gedaan door de gekwalificeerde scheidingsbemiddelaar. De taak en rol van de scheidingsbemiddelaar is nader toegelicht in artikel 1:149b. Indien de scheidingsbemiddelaar van mening is dat ouders geen evenwichtige afspraken hebben gemaakt, onthoudt hij zich van het zetten van een handtekening. In dat geval kan de echtscheiding alleen nog via de rechter geschieden.

7. Een kind kan in een echtscheidingsprocedure of daarna onderwerp worden van strijd tussen zijn ouders. Om de positie van het kind in de procedure te verbeteren, wordt door de voorgestelde wijziging van artikel 1:250 het benoemen van een bijzondere curator in een lopende procedure vergemakkelijkt. De rechtbank krijgt, naast de kantonrechter, de bevoegdheid om een bijzondere curator benoemen in zaken waarbij een minderjarige rechtstreeks betrokken is. De bijzondere curator behartigt de belangen van de kinderen zowel in als buiten rechte.

8. Artikel 1:251 schetst het kader waarbinnen ouders afspraken dienen op te stellen over de verdere verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Uitgangspunt hierbij is de principiële gelijkwaardigheid van beide ouders. In de praktijk moet maatwerk worden afgesproken. Ouders houden rekening bij het opstellen van afspraken met de situatie ten tijde van het huwelijk, de ontstane situatie ná de echtscheiding (praktische belemmeringen) en de mogelijkheid dat het kind voldoende contact houdt met beide ouders.

9. In artikel 1:253a wordt de laagdrempelige en snelle toegang tot de rechter geregeld in geval van conflict met betrekking tot het naleven van de afspraken in het ouderschapsplan. Een ouder kan door middel van een schriftelijk verzoek, dat aan een aantal eisen dient te voldoen, een mondelinge behandeling van het conflict aanvragen. De rechtbank heeft de mogelijkheid om vóór en tijdens de mondelinge behandeling, die binnen drie weken moet worden gehouden, de ouders naar een bemiddelaar te verwijzen. De sancties die de rechter tijdens een mondelinge behandeling kan opleggen, moeten worden gezien als een soort van ordemaatregel. Het geschil dat een ouder voorlegt, is ook niet echt van juridische aard. Daarom is een verplichte inschakeling van een procureur ook niet noodzakelijk.

10. Met de wijzigingen in artikel 1:251 en in artikel 1:253n kan het verzoek tot één-ouder-gezag niet meer tijdens het huwelijk en tijdens de echtscheidingsprocedure worden gedaan. Deze procedure kan pas worden gestart als de akte van berusting of de administratieve echtscheidingsakte is ingeschreven. Hiermee wordt voorkomen dat ouders meteen in een vechthouding komen en serieus trachten invulling te geven aan het gezamenlijk ouderlijk gezag na scheiding. Tevens worden de gronden waarom een één-ouder-gezag kan worden gevraagd, aangescherpt.

11. Dit betreft een louter technische wijziging.

12. Dit artikel geldt nog voor gevallen van vóór 1998, toen het gezag na scheiding naar één ouder ging. De andere ouder kreeg dan een omgangsregeling. Ook in de gevallen waarin afspraken betreffende een omgangsregeling niet worden nagekomen, dient een ouder een snelle en laagdrempelige toegang tot de rechter te hebben. De procedure is gelijk aan die in artikel 1:253a.

B, C

Dit betreffen louter technische wijzigingen.

D

1. Door de toevoeging van het tweede lid aan artikel 812 Rv. kunnen beslissingen cq beschikkingen die rechter neemt ten uitvoer worden gelegd met de sterke arm. Voorwaarde voor de inschakeling van de sterke arm is dat de rechter hiertoe uitdrukkelijk bij beschikking de mogelijkheid geeft.

2. Met de wijzigingen in artikel 1:253a BW en 812 Rv. kan het met de tweede nota van wijziging geïntroduceerde artikel 812 Rv. (nieuw) vervallen.

E

Dit betreffen louter technische wijzigingen.

Luchtenveld

Naar boven