29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 151 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2013

Eind 2011 heeft u van mijn ambtsvoorganger het Bruinvisbeschermingsplan ontvangen, (Kamerstuk 29 675, nr.138). Dit beschermingsplan is in opdracht van het ministerie van Economische Zaken opgesteld om de verplichtingen ten aanzien van de bescherming van de bruinvis op grond van de EU-Habitatrichtlijn na te komen; de bruinvis is een strikt beschermd zeezoogdier. Mijn ambtsvoorganger heeft destijds het voornemen uitgesproken om uitvoering te geven aan de aanbevelingen uit het beschermingsplan. Deze lijn zet ik voort.

Met deze brief informeer ik u over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen uit het Bruinvisbeschermingsplan.

1. Hoofdlijn van het Bruinvisbeschermingsplan

Centraal in het Bruinvisbeschermingsplan staat de noodzaak om onderzoek uit te voeren, zodat vervolgens zo nodig maatregelen genomen kunnen worden.

De komende jaren staan daarom in het teken van nationaal gecoördineerd onderzoek naar de diverse bedreigingen voor de gunstige staat van instand-houding van de bruinvis. Vervolgens wordt op basis van dat onderzoek bekeken welke maatregelen effectief genomen kunnen worden. Maatregelen die niet van verdere kennisontwikkeling afhankelijk zijn worden waar mogelijk nu al getroffen. Voorbeelden daarvan zijn het mitigeren van effecten van impulsgeluid bij het bouwen van windturbine-parken en de aanpassing van sonarvoorschriften door het ministerie van Defensie.

Bij het onderzoek gaat het niet alleen om nieuwe trajecten, maar ook om lopende trajecten die nu meer gefocust en gecoördineerd zullen verlopen. De implementatie van het Bruinvisbeschermingsplan gebeurt in interdepartementale samenwerking, met het ministerie van Economische Zaken in de trekkende rol.

Van belang is de notie dat de bruinvis een sterk migrerende zeezoogdiersoort is. Er zijn in het Nederlandse deel van de Noordzee tot nu toe geen concrete gebieden geïdentificeerd die vanwege een specifieke ecologische betekenis voor de bruinvis te onderscheiden zijn van andere delen van de Noordzee. Ook kan er niet gesproken worden van een aparte Nederlandse populatie, omdat de Noordzeepopulatie als een ecologisch geheel wordt gezien. Daarom gaat het Bruinvisbeschermingsplan uit van het beginsel dat generieke bescherming meer geëigend is dan bescherming in een specifiek gebied.

In de aanwijzingsbesluiten voor de Natura2000-gebieden in de Noordzee, te weten de Noordzeekustzone en de Vlakte van Raan, wordt verwezen naar de uitvoering van het Bruinvisbeschermingsplan.

2. Implementatie van de aanbevelingen uit het Bruinvisbeschermingsplan

a. Instelling Wetenschappelijke adviescommissie

Om de nieuwe en lopende onderzoeken naar de bruinvis goed gecoördineerd en in samenhang te laten verlopen wordt in het beschermingsplan de instelling van een wetenschappelijke onderzoekscommissie geadviseerd. Deze aanbeveling volg ik op. Het instellingsbesluit heb ik getekend en de commissie start haar werkzaamheden binnenkort. De commissie is samengesteld uit drie (inter-) nationale, ervaren en onafhankelijke experts op het gebied van ecologisch onderzoek.

De commissie is ingesteld voor de duur van vier jaar (tot en met 2016). Haar taak is om op basis van de onderzoeksbehoeften voor beleid, zoals vervat in het Bruinvisbeschermingsplan, de rijksoverheid te adviseren over de samenhang tussen onderzoeken, de noodzaak en prioritering van onderzoeken, en de kwaliteit en bruikbaarheid van resultaten. Daarbij staat de bruinvis centraal. Ook stelt de commissie een kennisagenda op voor de komende jaren.

b. Uitvoering populatieonderzoek

Conform de daarvoor geldende Europese systematiek van de Habitatrichtlijn is in 2010 een beoordeling uitgevoerd van de staat van instandhouding van de bruinvis. Het oordeel is dat deze staat «matig ongunstig» is. Dit houdt onder andere verband met de vermeende onevenwichtige populatieopbouw en de onzekerheid in hoeverre het recente herstel van de aantallen in de Nederlandse wateren blijvend is. Het Bruinvisbeschermingsplan doet aanbevelingen om door middel van aanvullende monitoring en onderzoek meer inzicht te krijgen in de verspreiding en ontwikkeling van de populatie teneinde het oordeel over de populatie bruinvissen beter te kunnen vaststellen. Deze aanbevelingen worden nu uitgevoerd.

Vliegtuigmonitoring

Een belangrijke bron van informatie is monitoring via vliegtuigtellingen. Hiermee wordt waardevolle kennis verzameld over de omvang van de populatie. Medio dit jaar zal duidelijk zijn met welke ruimtelijke en temporele dekking gevlogen moet worden om een afdoende beeld te krijgen van de ontwikkeling in populatie en verspreiding van de bruinvis in de Nederlandse Noordzee. Omdat er geen sprake is van een Nederlandse bruinvispopulatie, maar van een Noordzeepopulatie, wordt in aansluiting op het nationale proces ook samenwerking en afstemming met onze Noordzeebuurlanden gezocht. Door Nederland wordt daarbij aangestuurd op een Noordzeebrede gezamenlijke monitoring.

Pathologisch onderzoek

Aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht vindt al enkele jaren pathologisch onderzoek plaats naar de doodsoorzaak van aangespoelde bruinvissen. Dit onderzoek wordt dit jaar afgerond en levert naar verwachting gegevens op over het dieet, ziektes en verwondingen, gehoorschade en verdrinking door bijvangst. Het onderzoek naar het dieet biedt mogelijk aanknopingspunten voor het identificeren van foerageergebieden. Een vraag die voorligt bij de wetenschappelijke commissie is om te bezien wat toekomstige onderzoeksvragen voor autopsieonderzoek kunnen zijn.

c. Bijvangst

Het beschermingsplan identificeert bijvangst van bruinvissen in de professionele staandwantvisserij als de grootste bedreiging. Binnen de staandwantvisserij wordt met verschillende typen vistuigen op diverse doelsoorten gevist. Begrip van welk vistuig, in welke periode van het jaar in welk gebied wel of niet tot problemen leidt is een cruciale pijler voor effectief beleid. Dit vereist een wetenschappelijk monitorings-programma. Het ministerie van Economische Zaken heeft hiervoor een aanzienlijk meerjarig onderzoeksbudget gereserveerd. Ik ben verheugd dat de visserijsector zijn commitment heeft uitgesproken voor dit onderzoek en bij de opzet en uitvoering van het onderzoek samenwerkt met de onderzoekers.

Het onderzoek bevindt zich momenteel in de opstartfase en zal de eindresultaten opleveren in 2016. Doel is om inzicht te krijgen in de mate van bijvangst van bruinvissen voor de Nederlandse kust, uitgesplitst naar periode van het jaar, locatie en visserijtuig. Daarnaast wil het kabinet met het onderzoek zicht krijgen hoe bijvangst op effectieve wijze is te verminderen, als dit nodig is voor een gunstige staat van instandhouding van de populatie. Daarom vindt er naast de bijvangstmonitoring onderzoek plaats naar het gecontroleerd toepassen van «pingers» tegen bijvangst. Pingers zijn bevestigd aan de netten en geven een geluidssignaal af om bruinvissen op afstand te houden.

De opzet is om gedurende drie jaar systematisch de visvangst te monitoren met een elektronisch systeem (middels CCTV-camera’s) op de kottervloot in de professionele staandwantvisserij. Elektronische monitoring is blijkens internationale studies een zeer betrouwbare manier van meten. De met camera’s uitgeruste kotters bestrijken alle gangbare vislocaties. De wetenschappelijke commissie zal moeten borgen dat de opzet van het onderzoek voldoende wetenschappelijk betrouwbare gegevens oplevert, waarop beleidsconclusies kunnen worden gebaseerd. Bijgevangen bruinvissen die worden aangeland gaan voor onderzoek naar de Universiteit Utrecht. Bij aangespoelde bruinvissen wordt door het genoemde pathologisch onderzoek van de universiteit ook specifiek gekeken naar aanwijzingen van doodsoorzaak door bijvangst.

d. Onderwatergeluid

In navolging van internationale afspraken in ASCOBANS-verband krijgt onderwatergeluid in het beschermingsplan prioriteit, omdat deze mogelijk de tweede belangrijke bedreiging is voor de bruinvis. Nader specifiek onderzoek is nodig om de daadwerkelijke effecten van onderwatergeluid op de instandhouding van bruinvissen te bepalen en waar nodig maatregelen te nemen. Het gaat hierbij vooral om abrupte piekgeluiden, zoals voortkomend uit heiwerkzaamheden (bijvoorbeeld voor constructie van windparken), sonargebruik, onderwaterexplosies en seismische exploraties. Voor dit onderwerp is op sommige aspecten al onderzoek in gang gezet en op andere zal dit nog plaatsvinden.

Onderwater(hei-)geluid

In de huidige vergunningpraktijk voor het bouwen van windturbineparken op zee (heien) worden mogelijke significante effecten van impulsgeluid zoveel mogelijk gemitigeerd, conform het voorzorgsprincipe en de toepassing van de vereisten van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Er is een aantal studies ingesteld om beter inzicht te krijgen in de effecten van onderwater(hei-)geluid op zeezoogdieren, zoals bruinvissen. Het beoogd resultaat van deze studies is om bij vergunning van bouwactiviteiten inzicht te hebben wanneer door geluidsproductie schadelijke effecten ontstaan en hoeveel kan worden toegestaan. De onderzoeken maken onderdeel uit van het programma Ecologische Monitoring Wind op Zee. Bij dit programma wordt naast de bruinvis ook gekeken naar effecten van geluid op andere soorten, zoals zeehonden en vislarven (tong, zeebaars, haring). Er zijn onder andere gehooronderzoeken bij bruinvissen gedaan in een bassin.

Standaardisering

Binnen het programma Ecologische Monitoring Wind op Zee wordt verder een driejarig project uitgevoerd dat gericht is op het ontwikkelen van bruikbare standaarden om geluid te beschrijven en te meten. Dit gebeurt in internationale samenwerking binnen de ISO, de International Organization for Standardization, zodat de ontwikkelde standaarden ook internationaal geaccepteerd worden.

Sonar en explosieven

Het ministerie van Defensie heeft een uitgebreid programma naar de effecten van militaire activiteiten op zeezoogdieren. Daarbinnen loopt ook een project naar de effecten van sonargeluid op bruinvisgehoor. De voorschriften voor het gebruik van sonar zullen dit jaar geactualiseerd worden, waarbij een speciaal voor de Koninklijke Marine ontwikkeld softwareprogramma verplicht gebruikt moet worden bij de planning en uitvoering van militaire oefeningen waarbij actieve sonar gebruikt wordt. Hiermee voldoet Defensie aan haar wettelijke zorgplicht. Ook doet het ministerie van Defensie onderzoek naar de mogelijke effecten van explosievenruiming.

Seismische exploraties

De olie- en gassector is op dit moment bezig met de ontwikkeling van een gedragscode in het kader van de Flora- en faunawet voor olie- en gasactiviteiten op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierin worden ook gedragsregels voor seismologisch onderzoek beschreven.

Aan de wetenschappelijke adviescommissie wordt de vraag voorgelegd welk onderzoek er nodig is naar het effect van seismologisch onderzoek op bruinvissen.

3. Beleidsvorming

Een succesvolle aanpak van de uitvoering van de aanbevelingen staat nu in de steigers. Ik voel mij verantwoordelijk voor het bewaken van de samenhang in de onderzoeksinspanningen de komende jaren. De ondersteuning door de wetenschappelijke adviescommissie is hierbij belangrijk, net als de samenwerking met stakeholders en internationale partners.

Stakeholdersplatform

Om de bruinvisbescherming een goede impuls te kunnen geven is voor mij de betrokkenheid van stakeholders vanuit wetenschap, NGO’s en diverse overheden van groot belang. Dit wordt ook erkend in het Bruinvisbeschermingsplan. Ik richt daarom een stakeholdersplatform op met vertegenwoordigers uit deze werelden, dat mij de komende jaren kan adviseren over de wijze waarop verschillende organisaties bij de bescherming van de bruinvis worden betrokken. Door in een platform samen te werken versterken we het commitment van allen om de aanpak van het Bruinvisbeschermingsplan succesvol te laten zijn voor de gunstige staat van instandhouding van de bruinvis. Medio december 2012 heb ik een bijeenkomst met alle betrokken stakeholders georganiseerd, waarop ik dit voornemen heb getoetst. Op grond van de positieve reacties beschouw ik die bijeenkomst als de start van het stakeholdersplatform.

Internationale aandacht

Daarnaast blijf ik mij inspannen om in internationale context aandacht te vragen voor de bruinvisbescherming in de bijeenkomsten van ASCOBANS, OSPAR, ICES en in Europees verband in het kader van de implementatie van de Biodiversiteits-strategie, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en het Gemeenschappelijk Visserij Beleid.

Het afgelopen jaar hebben diverse presentaties al geleid tot internationale bekendheid van het Bruinvisbeschermingsplan en steun voor de Nederlandse aanpak.

Mijn doelstelling is om de ons omringende Noordzeelanden, met wie wij het leefgebied van de bruinvis delen, mee te krijgen in een aanpak die op de leest van het Bruinvisbeschermingsplan is geschoeid.

4. Tot slot

Ik kan uw Kamer melden dat ik tevreden ben over de wijze van implementatie en de samenwerking met de andere departementen, onderzoeksinstellingen en de visserijsector. Ik zal mij blijven inspannen om de implementatie op tempo te houden en zal de Tweede Kamer over een jaar weer een voortgangsbericht doen toekomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven