29 674
Evaluatie Wet Werk en Bijstand

nr. 25
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 mei 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 3 april 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– het kabinetsstandpunt Evaluatie WWB 2004–2007 (29 674, nr. 21);

– het onderzoek Kwantitatief effect WWB (29 674, nr. 20).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Spekman (PvdA) constateert dat de WWB dankzij de financiële prikkel een succes is geworden. Gemeenten hebben zich beter en met succes ingespannen om meer mensen aan werk te helpen. Dat neemt niet weg dat er verbeterpunten zijn.

– In de wet zijn het samenspel tussen de klant en de overheid, alsmede het evenwicht tussen rechten en plichten niet goed geregeld. In de praktijk blijkt dat cliëntenraden niet altijd een tegenkracht vormen ten opzichte van de lokale overheid. Cliëntenraden zijn verschillend gefaciliteerd.

– Hoeveel arbeidsongeschikten vallen onder de WWB? Alleen mensen die vóór hun zeventiende levensjaar gehandicapt zijn, vallen onder de Wajong. Dat lijkt onrechtvaardig.

– Het doel van de WWB is mensen perspectief te bieden op een werkzaam leven. De rijksoverheid heeft niet de verantwoordelijkheid om alle barrières weg te nemen die realisatie van de doelstellingen van de WWB in de weg staan. Dat neemt niet weg dat zij haar gedachten daarover kan laten gaan. Dat doet zij echter lang niet altijd. Wordt dat de teneur, of is de rijksoverheid van plan om ook in die gevallen een helpende hand te bieden? Als er bijvoorbeeld knelpunten zijn op het terrein van de kinderopvang die de beleidsdoelstelling van het Rijk in gevaar brengen, dient er actie te worden ondernomen. Het verstrekken van financiële middelen is dan wellicht niet voldoende. Het is belangrijk om de vinger aan de pols te houden. Dat wil niet zeggen dat het Rijk de verantwoordelijkheid moet overnemen.

– De kritiek is dat, als het aantal bijstandsgerechtigden daalt, de vergoeding vanuit het Gemeentefonds voor de uitvoering per bijstandsgerechtigde stijgt. Daardoor wordt de prikkelwerking van de WWB gematigd. De versleuteling in het Gemeentefonds heeft tot gevolg dat de zogenaamde voordeelgemeenten minder voordeel hebben. Hij doelt op de casus Nijmegen. Hoe moet die financiële prikkel in de toekomst dan werken? Sommige gemeenten willen geld besteden aan zogenaamde «Werk naar werk»-trajecten. Het risico daarvan is dat er minder terecht komt van activering van de «moeilijkste» groepen.

– Rotterdam is gestart met het project «De slimme weg naar werk» dat het beste uit mensen haalt en werkt aan duurzame uitstroom. De staatssecretaris is om een landelijke bijdrage verzocht. Wat zal hij met dat verzoek doen?

– Wat is de reactie van de staatssecretaris op de opmerkingen van de Nationale ombudsman over de administratieve lasten, terugvordering en brutering?

Mevrouw Spies (CDA) meent dat de WWB een uitermate geslaagde hervorming van de sociale zekerheid is. Dat blijkt uit de resultaten van de evaluatie en de enthousiaste verhalen van cliënten, ex-cliënten en gemeentelijke uitvoerders. Het aantal mensen dat is aangewezen op een bijstandsuitkering is historisch laag, namelijk 281 000 in september vorig jaar. Ten opzichte van 2003 is het aantal mensen dat korter dan drie maanden van een uitkering gebruik maakt, gehalveerd. Daarnaast is er een behoorlijke cultuurverandering op gang gebracht waardoor er veel meer accent ligt op begeleiding naar werk. Het is dan ook belangrijk om door te gaan op de ingeslagen weg, al zal het lastig zijn om ervoor te zorgen dat in 2011 nog 75 000 mensen uit de bijstandsuitkering gaan. Het is belangrijk om de voortgang jaarlijks in beeld te brengen.

– Het is goed dat gemeenten aan bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten categoriale bijstand verlenen. Ook het verruimen van de mogelijkheid om bijstand in natura te verlenen, is akkoord. Voorstellen voor verdere verruiming of voor herinvoering van de categoriale bijstand over de gehele linie, zal zij afwijzen.

– Zij steunt de afspraak dat de beschikbare budgetten langdurig veilig worden gesteld. Gemeenten mogen de overschotten de komende jaren behouden, mits de prestaties goed zijn. Is het kabinet bereid om de vinger aan de pols te houden en de Kamer jaarlijks te rapporteren over de prestaties en de mate waarin de ambities worden gerealiseerd? Zij vraagt speciale aandacht voor het aan werk helpen van nuggers en wil regelmatig inzicht in de vorderingen.

– Het is cruciaal dat de uitstroom naar de arbeidsmarkt toeneemt en dat die duurzaam is. Wat dat betreft is er nog een wereld te winnen. Wat kan de staatssecretaris doen om trajecten te verbeteren die moeten leiden naar regulier werk?

– Bij gemeenten is onduidelijkheid over de wijze waarop het W-deel mag worden ingezet. Er zouden daardoor in de afgelopen periode grote overschotten zijn ontstaan. Was er sprake van koudwatervrees, verkeerde zuinigheid of iets anders? Is het goed om aan de wens van gemeenten te voldoen om de bestedingsvrijheid te verruimen?

– Zij betreurt het dat de VNG het voorstel voor een participatiefonds heeft afgewezen. Kan de staatssecretaris vóór 17 april aangeven wat de consequenties van de opstelling van de VNG zijn voor het kabinetsvoorstel over dat fonds?

– Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat er inzicht komt in het aantal mensen dat binnen niet al te lange termijn terugvalt in de bijstand?

– Zij zal het voorstel steunen dat voor de groep tot 27 jaar de leerwerkplicht geldt. Het is goed dat vrouwen in de bijstand een hbo-opleiding of universitaire studie mogen volgen, maar dat moet wel een gerichte opleiding zijn. Het is bovendien belangrijk om daaraan randvoorwaarden te stellen. Maatwerk moet het uitgangspunt zijn.

– Als de uitvoering van de WWB wordt gedomineerd door accountants, moet dat veranderen. De staatssecretaris dient in overleg met de VNG op zoek te gaan naar de beste en de slechtste voorbeelden en ervaringen bij gemeenten. Hij dient actie te ondernemen om te voorkomen dat de administratieve lasten op lokaal niveau onnodig worden opgeplust.

– Cliëntenparticipatie is belangrijk als signaalfunctie en om de betrokkenheid van lokale politici bij de uitvoering van de WWB te vergroten. Verbetering is daarom wenselijk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt het van groot belang om uit te gaan van de kracht van mensen. Iedereen moet kunnen participeren en heeft recht op werk dat loont en aangepast is als dat nodig blijkt. Mensen die niet in staat zijn om te werken, verdienen het om een hogere uitkering te krijgen dan de huidige. Er is immers nog te vaak sprake van armoede.

– Zij betreurt het dat er door de invoering van de WWB enorm is bezuinigd op de budgetten van de gemeente. Meer dan de helft van de ruim 80 000 ID- en WIW-banen is immers verdwenen. Er is ook onvoldoende aandacht voor de 74 000 alleenstaande moeders.

– Het aantal mensen dat gebruikmaakt van een bijstandsuitkering is fors gedaald. Dat is te danken aan de conjunctuur en aan het feit dat gemeenten fanatiek aan de slag zijn gegaan om mensen met een bijstandsuitkering aan werk te helpen. Positief is ook dat de cultuur is veranderd: het gaat nu om de mogelijkheden in plaats van om de beperkingen van betrokkenen.

– Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben niet veel baat bij de WWB. Een deel is in de Wajong terechtgekomen. Een ander deel is vanuit een gesubsidieerde baan in de WW terechtgekomen en komt wellicht via de Wsw weer aan het werk. Er zijn duizenden mensen die geen bijstandsuitkering hebben gekregen. Niet duidelijk is wat er met hen is gebeurd.

– Gemeenten hebben financieel belang bij een zo laag mogelijke bijstandspopulatie en laten daardoor «moeilijke» groepen vaak aan hun lot over. Het is onduidelijk of gemeenten geld investeren in sociale activering, zonder dat dit direct tot een baan leidt.

– Het W- en het I-deel moeten worden samengevoegd. Gemeenten dienen over de budgetten meerjarige zekerheid te krijgen, opdat zij op termijn de moed hebben om te investeren in gesubsidieerde banen als opstap of als eindstation. Gemeenten dienen veel meer vrijheid te krijgen om prikkels te geven die van uitkering naar werk leiden. Het moet mogelijk zijn om met werkgevers verdergaande afspraken te maken over loonkostensubsidies.

– Alle mensen met een bijstandsuitkering en nuggers dienen het recht te hebben om zich te scholen. Dat geldt zeker ook voor alleenstaande moeders. Met name voor hen is ook goede kinderopvang van belang.

– Kan de staatssecretaris cijfers verstrekken over de besteding van het budget voor de bijzondere bijstand door gemeenten? Duidelijk is dat de uitkeringen te laag zijn om rond te komen. Het sociale minimum dient dan ook met minstens 10% te stijgen.

– Het is een probleem dat voorzieningen vaak niet worden gebruikt. Er moeten bijzondere bijstandsbrigades komen.

– De categoriale bijzondere bijstand dient over de gehele linie opnieuw te worden ingevoerd. Verder is het belangrijk om budgetten samen te voegen.

Mevrouw Karabulut (SP) vindt het positief dat door de invoering van de WWB gemeentelijke sociale diensten geen uitkeringsfabrieken meer zijn. Daar staat tegenover dat in de praktijk blijkt dat de gemeentelijke vrijheid leidt tot willekeurige behandeling van mensen in een kwetsbare positie. Gelijke gevallen worden ongelijk behandeld. In de wet moeten minimumnormen worden opgenomen om dat in het vervolg tegen te gaan.

– De doelstelling «werk boven inkomen» is doorgeslagen naar kortetermijndenken, minimale investering in mens en duurzame arbeid en een disbalans tussen rechten en plichten. Inspraak van bijstandsgerechtigden is nagenoeg tot nul gereduceerd. Van goede individuele begeleiding, het uitgaan van de capaciteiten van cliënten en uitstroom naar regulier werk met behulp van trajecten, is nauwelijks sprake. De bureaucratie is wel toegenomen.

– Er is een groot spanningsveld tussen gemeentelijke vrijheid en de taak van de wetgever om de inkomenspositie van mensen met een laag inkomen te waarborgen. Er ontstaan te grote inkomensverschillen bij toekenning van langdurigheidstoeslag, bijzondere bijstand en uitstroompremies.

– Kunnen er landelijke minimumnormen in de wet worden opgenomen waarbij de inkomenspositie van mensen het uitgangspunt is?

– Kan het recht op langdurigheidstoeslag weer afhankelijk worden gemaakt van de inkomenspositie?

– Willekeur bij verlening van bijzondere bijstand kan worden tegengegaan door het drempelbedrag uit de wet te schrappen, de leenbijstand af te schaffen en door de categoriale bijstand opnieuw in te voeren.

– Kan het recht op uitstroompremies worden gekoppeld aan een landelijke streefnorm en voorwaarden voor de hoogte en de toekenning van de premie?

– Is het mogelijk om een landelijke regeling op te stellen voor alleenstaande ouders met studerende kinderen vanaf achttien jaar. Wanneer kan de Kamer de resultaten van de monitoring van de achttienplusproblematiek tegemoetzien?

– Uit onderzoek van de FNV blijkt dat lang op voorschotten moet worden gewacht en dat die niet altijd worden gegeven. Daardoor nemen de financiële problemen van betrokkenen toe. Is het bijvoorbeeld mogelijk uit te gaan van een afdwingbaar recht op een voorschot?

– Het is zorgelijk dat het aantal mensen dat in armoede leeft, is gestegen. Het inkomen van die personen moet daarom worden verhoogd.

– De positie van cliëntenraden dient te worden verbeterd.

– Kan inzicht worden gegeven in de middelen die de afgelopen jaren aan re-integratie zijn besteed? Wat gebeurt er met mensen die niet aan Workfirst deelnemen of afhaken?

– Kan de staatssecretaris een definitie van «duurzame plaatsing» in de wet opnemen?

– Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel van de Bijstandsbond om arbeidsongeschikten in de bijstand te laten keuren door een onafhankelijke arts en aan klantmanagers de verplichting op te leggen dat zij niet van dat medische advies afwijken?

Volgens de heer Nicolaï (VVD) is de WWB een succes. Het aantal bijstandsgerechtigden is immers met 10% gedaald. Dat neemt niet weg dat het kabinet niet veel meer doet dan het extrapoleren van de uitstroom. Gezien zijn ambitie om binnen vier jaar 75 000 mensen te laten uitstromen, is dat percentage te laag. Het is zorgelijk dat slechts 30% uitstroomt naar betaald werk. Dat mensen in andere uitkeringen stromen, bijvoorbeeld de Wajong, is nog zorgwekkender. Het is ook niet uitgesloten dat sinds de WWB een groter aantal mensen onder de Wsw valt.

– Is het mogelijk vóór 1 juni inzicht te geven in die verschuivingsmechanismen? Hoe is dat probleem te ondervangen?

– Het zou geen goede zaak zijn als de categoriale bijzondere bijstand opnieuw integraal werd ingevoerd.

– Het is belangrijk te voorkomen dat gemeenten noodzakelijke middelen niet inzetten.

– Verruiming van de mogelijkheid om langdurigheidstoeslag te geven, kan ertoe bijdragen dat het voor betrokkenen minder aantrekkelijk wordt om aan het werk te gaan. Een probleem van het onmiddellijk ophouden met het geven van langdurigheidstoeslagen in geval van bijzondere bijstand en schuldhulpverlening is dat mensen er netto niet eens op vooruit gaan als zij een baan krijgen. Is het een optie om in dergelijke gevallen de langdurigheidstoeslag geleidelijk af te bouwen?

– In de praktijk blijkt dat gemeenten zich meer inzetten voor de «gemakkelijke» gevallen dan voor de «lastige». Moet er geen link worden gelegd tussen re-integratie en de WWB?

– Het aantal ontheffingen van de sollicitatieplicht past niet in de geest van de WWB die inhoudt dat iedereen die kan werken dat moet doen. Zou het niet beter zijn om geen groepen categoraal uit te zonderen van de sollicitatieplicht? Werkt het categoraal uitzonderen van groepen niet juist averechts?

– Hoe komt het kabinet tot het voorstel dat bijstandsmoeders en laagopgeleide jongeren jarenlang een opleiding moeten volgen om vervolgens aan de slag te komen?

– Wat doet het kabinet op macroniveau aan de economie, de positie van Nederland in het internationale bedrijfsleven, de problemen op het terrein van de infrastructuur en het ontslagrecht?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris is tevreden over de WWB, al betreurt hij het dat de introductie daarvan gepaard ging met bezuinigingen op de bijzondere bijstand. Het is goed dat het kabinet die omissie heeft gecorrigeerd.

– Het vaststellen van de hoogte van de uitkeringen is een rijksaangelegenheid. Gemeenten voeren de WWB uit in medebewind en hebben wat de uitkeringen betreft een gebonden bevoegdheid. Zij hebben een discretionaire bevoegdheid op het terrein van nadere inkomensondersteuning en dat van het uitvoeren van hun arbeidsmarktbeleid. Het doel van het geven van vrijheid is te komen tot maatwerk. Het is belangrijk om permanent bij te sturen om te bewerkstelligen dat de positieve prikkels in de wet effect sorteren voor de juiste groepen. Daarnaast is het belangrijk om met huisbezoeken fraude te voorkomen en te bestrijden.

– Het is in een democratisch bestel van belang dat cliëntenraden invloed kunnen uitoefenen op het lokale beleid. Zij kunnen bijvoorbeeld wijzen op uitvoeringsproblemen. In de praktijk blijkt dat veel cliëntenraden er niet in slagen iets voor elkaar te krijgen en dat te veel colleges van burgemeester en wethouders die raden niet beschouwen als een welkome aanvulling op de beleidsontwikkeling. Veel raden worden ten onrechte pas aan het eind van het beleidsproces in de gelegenheid gesteld hun zegje te doen. In die fase zijn wethouders echter vaak geneigd hun posities te verdedigen. Tijdens het overleg met de VNG komt die problematiek frequent aan de orde. Cliëntenraden zouden ook vorm moeten krijgen met het oog op het feit dat er wordt gewerkt aan LWI’s. Minister Donner heeft het UWV opdracht gegeven om daaraan uitdrukkelijk medewerking te verlenen. De staatssecretaris heeft de voorzitter van de raad van bestuur van het CWI opdracht gegeven om mee te werken aan een geïntegreerde vorm van cliëntenparticipatie in de LWI’s. Dat alles moet in de Wet SUWI beslag krijgen. De komende tijd moet dus worden nagedacht over de vorm van cliëntenparticipatie. Het is niet de bedoeling cliëntenraden een werkvorm op te leggen. Samenwerking met de raden van gemeenten, de centrale raad van het CWI en die van het UWV is met het oog op het ontstaan van de LWI’s van groot belang. In overleggen met CWI’s en UWV’s zal die samenwerking aan de orde komen. Ook financieringsstromen dienen te worden gebundeld. De voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad en de voorzitters van de raden van bestuur krijgen de opdracht te bezien hoe dat de komende periode geregeld moet worden.

– In het kader van de wijziging van de Wet SUWI komt een wettelijke basis voor cliëntenparticipatie bij de LWI’s.

– Naar aanleiding van de opmerkingen van de Nationale ombudsman over administratieve lasten, terugvordering en brutering wordt op initiatief van de VNG een interdepartementale werkgroep ingesteld om vóór de zomer de problemen in kaart te brengen en, zo nodig, oplossingen aan te dragen. Het is de bedoeling dat een en ander, indien nodig, in het Belastingplan 2009 wordt verwerkt.

– Bij de vaststelling van het accres voor het Gemeentefonds speelt het aantal bijstandsgerechtigden geen rol. Op macroniveau leidt een daling van het aantal bijstandsontvangers dus niet tot een lager budget voor dat fonds. Bij de verdeling van het geld uit het Gemeentefonds over de gemeenten, speelt het aantal bijstandsontvangers wel een rol. Gemeenten met minder bijstandsontvangers krijgen minder geld, omdat zij op die maatstaf minder scoren. Naast de maatstaf «bijstandsgerechtigden» zijn er voor de verdeling van het geld uit het Gemeentefonds 49 maatstaven. Het bijstandsbudget is in 2004 met ongeveer 1 mld. gedaald, maar het bedrag in het Gemeentefonds is met 2 mld. gestegen. De staatssecretaris zegt toe dat hij terugkomt op de casus Nijmegen.

– Het is niet goed om binnen de WWB aparte regimes te creëren voor mensen met een beperking. Daarvoor zijn de WIA en de Wajong in het leven geroepen. Het kabinet komt binnenkort met voorstellen over de Wajong en de Wsw. Gemeenten hebben de aanwezigheid van Wajonggerechtigden in de WWB gescreend. Het is niet uitgesloten dat de groei van het aantal mensen in de Wajong voor een deel is toe te schrijven aan die screening. Minister Donner komt binnenkort met een analyse op dat punt. Er is overigens ook instroom in de bijstand vanuit de WIA. Ondanks dat is het aantal bijstandsontvangers in de afgelopen jaren fors gedaald.

– Het aantal arbeidsongeschikten in de bijstand is niet bekend. Er zijn wel cijfers over het aantal mensen in de bijstand met fysieke en psychische belemmeringen.

– Het kabinet heeft het probleem van de kinderopvang onderkend en de minister van OCW heeft geld beschikbaar gesteld om dat op te lossen. Daarnaast wordt in de gaten gehouden wat de lengte van de wachtlijsten is. Het gebrek aan mogelijkheden voor kinderopvang mag niet tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld alleenstaande ouders niet aan het werk kunnen. Het kabinet laat onderzoek doen om te weten te komen wat de exacte problemen zijn en het laat zijn gedachten gaan over verdere oplossingen. Coördinatie op lokaal niveau tussen kinderopvang en bouw is in ieder geval belangrijk, omdat er onvoldoende goede gebouwen beschikbaar zijn.

– De staatssecretaris gaat na of voor het project «De slimme weg naar werk» een landelijke bijdrage is gevraagd en wat mogelijk is.

– Gemeenten hebben de mogelijkheid om aan ouderen, chronisch zieken en gehandicapten categoriale bijstand te verlenen. De ministerraad heeft op grond van de motie-Spekman c.s. recent ingestemd met een voorstel tot wijziging van de WWB met de intentie de gemeenten meer mogelijkheden te geven om huishoudens met schoolgaande kinderen zoveel mogelijk in natura te ondersteunen. Kinderen mogen immers nooit de dupe worden van het feit dat zij leven in arme gezinnen. Het kabinet is niet uit op een algehele herinvoering van de mogelijkheid tot categorale vrijstelling. Het realiseren van het inkomensbeleid zal een taak van de rijksoverheid blijven. Dat wordt meegenomen in het wetsvoorstel over de langdurigheidstoeslag dat momenteel bij de Raad van State ligt. De verwachting is dat het in mei aan de Kamer kan worden voorgelegd. Het decentraliseren van de langdurigheidstoeslag heeft tot doel de gemeenten voldoende instrumenten in handen te geven om te voorkomen dat er te royale lokale maatregelen worden genomen. Zodoende is de armoedeval enigszins in de hand te houden. Het is de bedoeling om wat de langdurigheidstoeslag betreft een geleidende schaal te introduceren met de intentie te voorkomen dat mensen abrupt het gehele bedrag kwijtraken als zij gaan werken.

– De staatssecretaris gaat regelmatig na of gemeenten hun taken goed uitvoeren die te maken hebben met het naar werk begeleiden van mensen met een bijstandsuitkering. Dat geldt ook voor het werk dat zij doen ten aanzien van nuggers. Met de gemeenten is immers afgesproken dat zij de komende vier jaar 25 000 nuggers aan een baan helpen of maatschappelijk laten participeren. Het kabinet doet handreikingen om die doelstelling te realiseren. Als gemeenten hun werk goed doen, hebben zij recht op een behoorlijke bonus. Extrapolatie is niet aan de orde.

– Het W-deel kan worden gebruikt voor bijstandsgerechtigden, evenals voor nuggers en Anw’ers. Aan die doelgroepen zijn recent de bijstandsgerechtigden toegevoegd die op de wachtlijst staan voor de Wsw. Uittrekken van financiële middelen voor het betalen van uitvoeringskosten behoort niet tot de mogelijkheden. Die kosten worden namelijk gedekt uit het Gemeentefonds. Inmiddels zijn afspraken gemaakt over het instellen van een participatiebudget. Daarover wordt binnenkort een wetsvoorstel aan de Kamer voorgelegd. Samenhang tussen de budgetten komt daarin ook aan de orde.

– Geïntegreerde dienstverlening moet centraal staan. Gemeenten maken momenteel een inburgerings-, een werkgelegenheids- en een educatieplan. Het is de bedoeling dat er binnenkort slechts één participatieplan nodig is. Daarbij komt dat gemeenten hierover slechts één keer verantwoording hoeven af te leggen, namelijk in de vorm van een bijlage bij de jaarrekening. Bovendien hoeven burgers zich dan niet meer tot drie loketten te wenden. Wat het inzetten van geld uit het W-deel betreft, is er koudwatervrees bij gemeenten. Het geld op zichzelf is dus niet het probleem. Tijdens de regionale arbeidsmarktbijeenkomsten geeft de staatssecretaris daarom zoveel mogelijk uitleg. Er kan veel, maar gemeenten leggen zichzelf soms onnodig beperkingen op. Een probleem is echter wel dat er bezuinigd moest worden op de bijzondere bijstand. De ruimte van de gemeenten werd in dat opzicht dus ingeperkt. De staatssecretaris zal de Kamer binnen een aantal weken cijfers voorleggen over de bijzondere bijstand in relatie tot de uitputting van het W-deel. Gemeenten hadden als gevolg van de bezuinigingen te weinig geld om een goed armoedebeleid te voeren. Het kabinet heeft inmiddels besloten om een en ander de komende jaren te dekken.

– De staatssecretaris begrijpt niet dat de VNG het voorstel voor een participatiebudget heeft afgewezen. Hij heeft over dat voorstel namelijk bestuurlijk overleg gevoerd met de gemeenten. Vervolgens zijn de ambtenaren met de gemeenten aan de slag gegaan. Inmiddels ontvangt de staatssecretaris signalen van gemeenten waaruit hij kan opmaken dat het de vraag is of alle gemeenten de inhoud van de brief van de VNG onderschrijven. De directeur-generaal van het ministerie van SZW zal daarom in gesprek gaan met de VNG. Indien nodig, zal de staatssecretaris bestuurlijk overleg voeren met de VNG om te weten te komen wat het probleem is.

– Workfirst kan voor burgers een houvast bieden en onderdeel uitmaken van een re-integratietraject. Soms werkt het echter in de hand dat mensen niet meer willen werken. Als betrokkene een aanbod in het kader van Workfirst weigert, wordt zijn uitkering ingetrokken. De verantwoordelijkheid van de overheid houdt dan op. Als iemand geen uitkering meer ontvangt, wil dat niet automatisch zeggen dat hij in de criminaliteit terechtkomt. De Inspectie Werk en Inkomen zal nagaan wat de omvang is van de groep die afziet van een uitkering of is te achterhalen wat daarmee gebeurt.

– De definitie van «duurzame instroom» is «zes maanden zonder uitkering».

– Van de bijstandsgerechtigden die in 2002 een re-integratietraject volgden, was 10% na twee jaar aan het werk. Voor het cohort 2004 was dat 19%. Voor het cohort eerste helft van 2005 is het voorlopige percentage vastgesteld op 27. Het aantal mensen dat binnen twaalf maanden weer een beroep moet doen op een bijstandsuitkering is in 2005 gedaald van 24% naar 18%. Sinds 2006 is er sprake van een stabilisatie.

– Het is niet juist dat 50% uit gesubsidieerde arbeid naar de WW uitstroomt. In 2005 zijn 2300 van de 12 000 personen vanuit gesubsidieerde arbeid naar een uitkering uitgestroomd. Dat cijfer komt uit een onderzoek van het CBS in het kwartaalberich arbeidsmarkt. Het is evenmin juist dat weinig mensen uitstromen die al lange tijd een beroep doen op een bijstandsuitkering. Ook dat blijkt uit cijfers van 2003 tot 2006. Gemeenten hebben niet minder geïnvesteerd in mensen die langdurig een beroep moesten doen op een bijstandsuitkering. Van alle re-integratiemiddelen is namelijk 83% ingezet voor mensen die langer dan een jaar in de bijstand zaten.

– Er komen wetsvoorstellen over participatieplaatsen en over loonkostensubsidies. Die zijn bedoeld om mensen die al gedurende een langere periode een beroep doen op een bijstandsuitkering, een kans te bieden op werk. Daarnaast wordt een experiment gedaan om moeders in de bijstand aan de slag te laten gaan.

– Het is onjuist dat gemeenten te werk gaan op basis van willekeur. Het gelijkheidsbeginsel is alleen van toepassing indien sprake is van identieke omstandigheden en behandeling door hetzelfde bestuursorgaan. Dat houdt in dat er sprake is van gelijke sociaaleconomische omstandigheden van personen in dezelfde gemeente.

– Als er niet binnen vier weken een beschikking is gegeven, bestaat het recht op voorschot. De perceptie is vaak dat gemeenten nalatig zijn als er niet binnen wettelijke termijnen wordt beschikt. De werkelijkheid is echter dat er vaak niet tijdig een beschikking wordt gegeven omdat burgers hun bescheiden niet binnen de gestelde tijd aanleveren.

– De ontheffing van de sollicitatieplicht geldt voor 57,5-jarigen niet meer als zodanig. Als mensen ontheffing krijgen, is er sprake van een objectieve beslissing vaak op basis van een medische indicatie. Het is dus geen beleidskeuze. Het vrijstellingspercentage is onder mensen die ouder zijn dan 57,5 jaar behoorlijk hoog, namelijk 47. Er is overigens altijd sprake van een tijdelijke situatie. Tijdens gesprekken met de VNG komt dit onderwerp regelmatig aan de orde. De staatssecretaris blijft de ontwikkelingen op dat punt volgen.

– Korten van alleenstaande ouders met studerende kinderen vanaf achttien jaar is niet toegestaan. Dat is in een verzamelbrief aan de gemeenten gemeld. De staatssecretaris zal, nadat de FNV onderzoek heeft gedaan, nagaan of er verbetering is opgetreden of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. Hij zal contact opnemen met de FNV en de Kamer zo snel mogelijk informeren.

– De schriftelijke ronde over de werkleerplicht is afgerond. Na het Kamerdebat op 16 april komt het kabinet met een wetsvoorstel. Het is de bedoeling om het wetgevingstraject in 2008 af te ronden. Er worden regionale arbeidsmarktbijeenkomsten georganiseerd. Die vervullen een aanjaagfunctie. Leidende zaken in het sociaaleconomisch beleid zijn gemeentelijk grondbeleid en beroepsonderwijs. Er wordt hard gewerkt om het beroepsonderwijs te verbeteren.

– De staatssecretaris ziet erop toe dat de WWB niet tot meer bureaucratie leidt.

Toezeggingen

– Binnen enkele weken krijgt de Kamer een overzicht van de uitgaven bijzondere bijstand;

– de staatssecretaris zal schriftelijk ingaan op de casus Nijmegen;

– de staatssecretaris zal de Kamer na contact met de FNV informeren over de monitoring van de achttien-plusproblematiek.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Heerts (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Uitslag (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

Naar boven