29 674
Evaluatie Wet Werk en Bijstand

nr. 23
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 april 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 26 maart 2008 (SZW-08-B-033) ten behoeve van een algemeen overleg op 3 april 2008 over de evaluatie van de Wet Werk en Bijstand.

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 april 2008.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Wit

De griffier van de commissie,

Post

1

Herkent het kabinet het knelpunt wat betreft de beschikbaarheid van de kinderopvang zoals dat tijdens het rondetafelgesprek van deze commissie van 20 maart jl., over de evaluatie van de Wet Werk en Bijstand, door een vertegenwoordiger van de gemeente Utrecht bij het onderwerp uitstroomvergroting, aan de orde is gesteld?

De individuele casus zoals die is ingebracht in het rondetafelgesprek was mij niet bekend.

Gemeenten hebben van het Rijk middelen en mogelijkheden gekregen om de taak die ze hebben voor kinderopvang uit te voeren. Zo ontvangen ze budget via het Gemeentefonds om een aanvulling te geven (1/6 deel) voor de kosten van kinderopvang aan ouders die een re-integratietraject volgen. Voorts heeft de Staatssecretaris van Onderwijs eind vorig jaar een subsidieregeling ten behoeve van snelle capaciteitsuitbreiding van (semi-) permanente buitenschoolse opvangplaatsen ingesteld.

Naast de uitvoering van de wettelijke taak hebben gemeenten hun autonome taak voor het voeren van een integraal lokaal jeugdbeleid. Het rapport van de commissie Bruins van afgelopen zomer over de wachtlijsten in de kinderopvang is hierover in de aanbevelingen heel duidelijk: «gemeenten maken het verschil». Het samenwerken met en door kinderopvangondernemers en scholen, ten einde capaciteitsproblemen op te lossen hoort hier ook bij. De staatssecretaris van Onderwijs heeft gemeenten extra budget gegeven (5 mln euro via het Gemeentefonds) om betere afstemming tussen gemeentelijke diensten (jeugd- en kinderopvang, ruimtelijke ordening, bouwvergunningen etc.) mogelijk te maken.

Over de beschikbaarheid van kinderopvang in het algemeen is bekend dat de wachtlijsten vorig jaar zijn gegroeid. Dit leidt op verschillende plekken in het land tot tijdelijke capaciteitsproblemen. Dit zullen overigens álle gebruikers van kinderopvang merken en niet alleen re-integrerenden. In haar brief van 27 februari 2008 (TK 31 322, nr. 9) heeft de staatssecretaris van Onderwijs de Tweede Kamer bericht over de resultaten van de nieuwe meting van de wachtlijsten en over de stand van zaken van de subsidieregeling voor snelle capaciteitsuitbreiding. Deze brief komt aan de orde in het algemeen overleg van de staatssecretaris van Onderwijs met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 3 april aanstaande.

Naar de mening van het kabinet beschikken gemeenten over voldoende mogelijkheden om onderhavige problemen zelf op te lossen.

2

Zo ja, welke maatregelen kan het kabinet in samenwerking met de lokale overheid nemen om het knelpunt weg te nemen?

Gemeenten hebben een eigen wettelijke verantwoordelijkheid bij de uitvoering van het doelgroepenbeleid uit de wet Kinderopvang. Hieronder vallen niet alleen WWB-ers in een re-integratietraject, maar ook inburgeringsplichtigen, studenten, tienermoeders etc. Hiervoor ontvangen gemeenten voldoende budget via het Gemeentefonds.

3

Zo neen, is het kabinet bereid contact op te nemen met de gemeente Utrecht om zich zo op de hoogte te stellen van het knelpunt, waardoor meer dan 100 kinderen op de wachtlijst staan en trajecten voor moeders die graag willen, niet van start kunnen gaan?

Zie 2.

4

Is het kabinet tevens bereid navraag te doen bij de VNG of dit knelpunt zich in meerdere gemeenten voordoet?

De VNG is intensief betrokken bij de totstandkoming van het rapport van de commissie Bruins.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Heerts (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

Naar boven