nr. 23
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 26 maart 2008 (SZW-08-B-033) ten
behoeve van een algemeen overleg op 3 april 2008 over de evaluatie van
de Wet Werk en Bijstand.
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 april
2008.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Wit
De griffier van de commissie,
Post
1
Herkent het kabinet het knelpunt wat betreft de beschikbaarheid
van de kinderopvang zoals dat tijdens het rondetafelgesprek van deze commissie
van 20 maart jl., over de evaluatie van de Wet Werk en Bijstand, door
een vertegenwoordiger van de gemeente Utrecht bij het onderwerp uitstroomvergroting,
aan de orde is gesteld?
De individuele casus zoals die is ingebracht in het rondetafelgesprek
was mij niet bekend.
Gemeenten hebben van het Rijk middelen en mogelijkheden gekregen om de
taak die ze hebben voor kinderopvang uit te voeren. Zo ontvangen ze budget
via het Gemeentefonds om een aanvulling te geven (1/6 deel) voor de kosten
van kinderopvang aan ouders die een re-integratietraject volgen. Voorts heeft
de Staatssecretaris van Onderwijs eind vorig jaar een subsidieregeling ten
behoeve van snelle capaciteitsuitbreiding van (semi-) permanente buitenschoolse
opvangplaatsen ingesteld.
Naast de uitvoering van de wettelijke taak hebben gemeenten hun autonome
taak voor het voeren van een integraal lokaal jeugdbeleid. Het rapport van
de commissie Bruins van afgelopen zomer over de wachtlijsten in de kinderopvang
is hierover in de aanbevelingen heel duidelijk: «gemeenten maken het
verschil». Het samenwerken met en door kinderopvangondernemers en scholen,
ten einde capaciteitsproblemen op te lossen hoort hier ook bij. De staatssecretaris
van Onderwijs heeft gemeenten extra budget gegeven (5 mln euro via het Gemeentefonds)
om betere afstemming tussen gemeentelijke diensten (jeugd- en kinderopvang,
ruimtelijke ordening, bouwvergunningen etc.) mogelijk te maken.
Over de beschikbaarheid van kinderopvang in het algemeen is bekend dat
de wachtlijsten vorig jaar zijn gegroeid. Dit leidt op verschillende plekken
in het land tot tijdelijke capaciteitsproblemen. Dit zullen overigens álle
gebruikers van kinderopvang merken en niet alleen re-integrerenden. In haar
brief van 27 februari 2008 (TK 31 322, nr. 9) heeft de staatssecretaris
van Onderwijs de Tweede Kamer bericht over de resultaten van de nieuwe meting
van de wachtlijsten en over de stand van zaken van de subsidieregeling voor
snelle capaciteitsuitbreiding. Deze brief komt aan de orde in het algemeen
overleg van de staatssecretaris van Onderwijs met de vaste commissie voor
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 3 april aanstaande.
Naar de mening van het kabinet beschikken gemeenten over voldoende mogelijkheden
om onderhavige problemen zelf op te lossen.
2
Zo ja, welke maatregelen kan het kabinet in samenwerking
met de lokale overheid nemen om het knelpunt weg te nemen?
Gemeenten hebben een eigen wettelijke verantwoordelijkheid bij de uitvoering
van het doelgroepenbeleid uit de wet Kinderopvang. Hieronder vallen niet alleen
WWB-ers in een re-integratietraject, maar ook inburgeringsplichtigen, studenten,
tienermoeders etc. Hiervoor ontvangen gemeenten voldoende budget via het Gemeentefonds.
3
Zo neen, is het kabinet bereid contact op te nemen
met de gemeente Utrecht om zich zo op de hoogte te stellen van het knelpunt,
waardoor meer dan 100 kinderen op de wachtlijst staan en trajecten voor moeders
die graag willen, niet van start kunnen gaan?
Zie 2.
4
Is het kabinet tevens bereid navraag te doen bij de
VNG of dit knelpunt zich in meerdere gemeenten voordoet?
De VNG is intensief betrokken bij de totstandkoming van het rapport van
de commissie Bruins.
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Hamer
(PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé
Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer
Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn
(CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van
Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Heerts (PvdA),
De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk
(CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66),
Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD),
Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP)
en Heijnen (PvdA).