nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2006
Via deze brief wil ik u informeren over mijn besluit ten aanzien van de
financiering van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de overwegingen
die hebben geleid tot dit besluit. De VNG is 15 maart jl van dit besluit
op de hoogte gesteld.
Met de Wet werk en bijstand (WWB) hebben gemeenten een grotere vrijheid
en financiële verantwoordelijkheid gekregen voor de uitvoering van de
bijstand. Ook de rol van de gemeenteraad is belangrijker geworden: deze raad
stelt de kaders vast voor de WWB, en controleert de uitvoering hiervan door
de gemeente. Samenwerking tussen gemeenten kan bijdragen aan doelmatiger en
doeltreffender uitvoering van de WWB. Ik ben dan ook voorstander van samenwerking
en bied gemeenten hiertoe ondersteuning in het kader van de stimuleringsregeling
voor samenwerking, waar op dit moment 187 gemeenten gebruik van maken.
Gemeenten kunnen voor de uitvoering van de WWB zelf kiezen welke samenwerkingsvorm
zij wensen. Gemeenten kunnen ook samenwerken in een gemeenschappelijke regeling
in de vorm van een openbaar lichaam met volledige overdracht van bevoegdheden
en verantwoordelijkheden. Dat kan op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen
(Wgr). In dat geval bestaat het risico dat de individuele gemeenten die deelnemen
aan het samenwerkingsverband meer op afstand komen te staan. De huidige wijze
van financiering – waarin deze vorm van samenwerking rechtstreeks één
budget overgemaakt krijgt voor de bijstand – versterkt die afstand.
Ik hecht er aan de betrokkenheid van de individuele gemeenten bij de uitvoering
te waarborgen. Om dit te realiseren heb ik besloten om vanaf 1 januari
2007 elke gemeente haar eigen budget te geven, dat zij zelf kan inbrengen
in het samenwerkingsverband. Op die manier is beter gegarandeerd dat het college
van B&W, de verantwoordelijke wethouder en de gemeenteraad meer betrokken
zijn bij de uitvoering van de WWB en daarop meer invloed en controle blijven
uitoefenen.
Door iedere gemeente een eigen budget te geven, ontstaat er geen onzekerheid
meer over de omvang van het budget als gemeenten gaan samenwerken. Bij de
huidige financiering van samenwerkingsverbanden bestaat deze onzekerheid wel,
omdat gemeenten door deze vorm van samenwerking meestal te maken krijgen met
een overgang van een historisch bepaald budget naar het objectief verdeelmodel.
Bijkomend voordeel van deze nieuwe wijze van financiering is dat de verdelende
werking van het verdeelmodel verbeterd wordt. Dit blijkt uit een onderzoek
van APE in het kader van het onderhoudstraject voor de verdeelmodellen WWB,
dat ik u binnenkort aanbied.
Ook bij de verantwoording van de besteding van het budget moet duidelijk
zijn wat de resultaten van de individuele gemeenten zijn. De verantwoording
moet dus zijn uitgesplitst naar de individuele gemeenten en voorzien zijn
van een oordeel van de afzonderlijke gemeenteraden. De lichte toename van
de administratieve lasten die dit met zich meebrengt valt in het niet bij
het belang dat de verantwoordelijke wethouder en de lokale politiek hun rol
kunnen waarmaken.
Dit besluit zal nog formeel geregeld worden via een bepaling in de wet.
Deze wetswijziging zal zo spoedig mogelijk aan u worden voorgelegd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof