29 668
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007

26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004

nr. 17
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 december 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 10 oktober 2007 overleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de brief van de minister van BZK d.d. 2 juli 2007 met de tweede voortgangsrapportage uitvoering beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 (29 668, nr. 14);

– de brief van de minister van BZK d.d. 6 juli 2007 over de storm van 18 januari 2007 (29 668, nr. 16);

– de brief van de minister van BZK d.d. 16 april 2007 ter aanbieding van het rapport Inspectie OOV over verminderde zelfredzaamheid en rampenplannen (26 956, nr. 49);

– de brief van de minister van BZK d.d. 16 april 2007 inzake de veiligheid van mensen met een beperking (26 956, nr. 50);

– de brief van de ministers van BZK en van Defensie d.d. 4 juni 2007 met een reactie op het rapport IOOV en ADD over Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) (26 956, nr. 51);

– de brief van de minister van BZK d.d. 24 april 2007 ter aanbieding van het Jaarverslag 2006 van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (30 800 VII, nr. 49).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand samenvattend verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Kuiken (PvdA) vraagt of er al conclusies te trekken zijn uit de oefeningen «Shift Control» en «Voyager».

– Een regio als Rotterdam Rijnmond moet circa 60 rampenbestrijdingsplannen opstellen, terwijl elk plan volgens de wet om de drie jaar moet worden getoetst. Er zouden dus ieder jaar 20 relatief grote oefeningen moeten plaatsvinden. Is dat realistisch, gelet op de kosten en het streven van de minister om de «plandrukte» en de toetsing te verminderen?

– Oefeningen in de afgelopen jaren verliepen niet altijd goed voor mensen met verminderde zelfredzaamheid, terwijl maar liefst 15% van de Nederlanders tot die categorie behoort.

– De Taskforce Gehandicapten, die op 1 april 2008 wordt opgeheven, wordt momenteel overstelpt met adviesaanvragen. Is er bij de taskforce en vervolgens bij het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid voldoende capaciteit? En is er voldoende geld beschikbaar om de plannen uit te voeren die ervoor moeten zorgen dat rampenplannen adequaat zijn voor mensen met een beperking?

– Bij een terroristische aanslag zullen misschien chemische of nucleaire wapens worden gebruikt. Zijn alle regio’s daar voldoende op voorbereid?

– Er is te weinig aandacht voor de dreiging van overstromingen. Hoe zit het met de evacuatieplannen? Is dit punt goed geregeld tussen de veiligheidsregio’s, gelet op het feit dat water zich niet aan grenzen houdt?

– Waarop is de positieve beoordeling van de campagne Denk vooruit gebaseerd?

– Is de minister betrokken bij het overleg om het probleem van het vervoer per spoor van gevaarlijke goederen in Noord-Brabant op te lossen?

– Hoe verhouden het komende wetsvoorstel inzake de veiligheidsregio en andere relevante wetten zich tot de huidige plannen van de minister?

– Zijn het budget en de capaciteit voor de rampenbestrijding op de Nederlandse Antillen, vooral op Sint-Maarten en met betrekking tot orkanen, afdoende?

Mevrouw Griffith (VVD) constateert dat niet alle gemeenten zijn te vinden op de website crisis.nl. Kan de minister daar iets aan doen?

– Welke rol heeft de Commissaris van de Koningin in de rampenbestrijding en crisisbeheersing, ook in het kader van het regionaal crisisplan?

– Zijn naar aanleiding van de storm van 18 januari 2007 schadeclaims binnengekomen bij de lokale of landelijke overheid?

– Is de minister het met de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) eens dat opvang en verzorging van gestrande reizigers en hulpbehoevenden vanuit één centraal punt moeten worden geregeld?

– Er is nog steeds te weinig aandacht voor mensen met verminderde zelfredzaamheid. Welke rol hebben gemeenten op dit punt? Hebben gemeenten een overzicht van de adressen van mensen met een verminderde zelfredzaamheid?

– Voert de Politieacademie de aanbeveling van de IOOV over het politieonderwijs uit?

– De IOOV verricht zeer goed werk, maar de reacties van de minister wekken de indruk dat er niet veel waardering voor de IOOV bestaat.

– Journalisten kunnen niet meeluisteren naar het C2000-communicatiesysteem en zijn daardoor te laat aanwezig bij ongelukken of rampen. De hulpverlening aan de hulpbehoevenden moet uiteraard altijd prioriteit krijgen, maar mede ten behoeve van de controle is het belangrijk dat de pers haar werk kan blijven doen.

De heer Van der Staaij (SGP) vindt het ontoelaatbaar dat de samenwerking bij de rampenbestrijding af en toe nog te wensen overlaat.

– In Europees verband stelt de regering terecht dat crisisbeheersing lokaal of nationaal moet worden georganiseerd. Is de inzetbaarheid van eigen materieel in Nederland overigens verzekerd als dat materieel in het buitenland wordt ingezet?

– Devaluatie van het instrument van het weeralarm door onnodig gebruik daarvan moet worden voorkomen.

– Wordt er onderzocht hoe het komt dat mensen soms niet adequaat reageren op de sirene?

– In gemeentelijke plannen en oefeningen is er nog steeds onvoldoende aandacht voor mensen met een beperking. Gelden er op dat punt concrete einddoelen of actiepunten?

– De samenwerking met Defensie staat nog in de kinderschoenen. Hoe wordt de voortgang bewaakt? Wat wordt de taakomschrijving van de functionarissen die worden belast met de coördinatie van de civiel-militaire samenwerking? Welke verplichtingen zijn er op het punt van samenwerking met lokale of regionale bestuursorganen? Kunnen degenen die militaire hulp moeten inroepen, precies beoordelen wanneer en hoe militaire inzet nodig is?

De heer Van Bochove (CDA) vindt dat op allerlei terreinen en met een grotere frequentie grootschalig moet worden geoefend.

– Wordt de bevolking adequaat geïnformeerd over de voortgang bij de rampenbestrijding en de maatregelen die op dat terrein worden genomen?

– Het ambitieuze beleid is noodzakelijk vanwege het repareren van geconstateerde tekortkomingen en de noodzaak van het oppakken van nieuwe aandachtspunten, maar het is de vraag of het beleid in de praktijk goed uitpakt.

– Ten aanzien van mensen met verminderde zelfredzaamheid hebben de gemeenten een verantwoordelijkheid, vooral bij het in kaart brengen van thuis verblijvende mensen. Hoe worden de gemeenten, maar ook de betrokken burgers hierop aangesproken?

– Hoe wordt er gecontroleerd of aanbevelingen worden uitgevoerd en hoe kunnen medeoverheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven ertoe worden gestimuleerd om te doen wat zij moeten doen?

– Voorkomen moet worden dat bij het vertrek van betrokkenen op het uitvoerende niveau kennis verdwijnt. Hebben de overheden genoeg aandacht voor het vasthouden van kennis?

– De bevolking dient gewezen te worden op de eigen verantwoordelijkheid voor het sluiten van verzekeringen tegen risico’s.

– Wie is verantwoordelijk voor het, indien noodzakelijk, uitdelen van jodiumpillen in de omgeving van Borssele?

– De samenwerking met Defensie gaat de goede kant op.

– Boekt de brandweer vorderingen op het punt van verantwoordelijkheidstoedeling, oefenen en kwaliteitseisen? Is ook ten aanzien van de situatie op Schiphol sprake van verbetering?

Mevrouw Gerkens (SP) spreekt haar waardering uit voor de hulpverleners. De problemen hangen vooral samen met onduidelijkheden in de verantwoordelijkheidsverdeling.

– Wat gebeurt er na een ramp met mensen die zich geen verzekering tegen rampen hebben kunnen veroorloven?

– Een goede voorbereiding is belangrijk en mag wat kosten, maar hoe effectief zal een landelijk oefencentrum zijn als elke veiligheidsregio eigen afspraken en protocollen heeft?

– Is er iets gedaan met de aanbevelingen van de IOOV aan gemeenten voor de opvang van gestrande reizigers? Waarom worden gemeenten en provincies niet aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor het implementeren van aanbevelingen van de IOOV? Als er niets gebeurt met de rapporten en aanbevelingen, is dat tijd- en geldverspilling.

– Het leger mag geen politietaken gaan uitvoeren indien sprake is van een gebrek aan capaciteit bij de politie, want daarmee zouden de problemen alleen worden verschoven.

– Bij welk soort rampen of crises wordt het leger ingezet en wie mag in die situaties een beroep doen op het leger?

– Wanneer ontvangt de Kamer het rapport van de Commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezichtarrangementen? Volgens de IOOV had dit al medio 2007 moeten gebeuren.

– Is de minister bereid om alsnog een reactie te formuleren op het jaarverslag van de IOOV, met name op hoofdstuk 6, «Toezicht in beweging» en de bijlage «De staat van het Nederlands politieonderwijs 2007»?

– Ook op het punt van ICT zou een rampenoefening moeten worden gehouden. Het wekt geen vertrouwen dat bij de eerste crisissituatie de server van crisis.nl het al begeeft. Is de site voldoende beveiligd tegen botnets?

– Hoe kan de bevolking worden doordrongen van het belang van een goede, maar ook realistische voorbereiding op calamiteiten en crises?

Antwoord van de minister

De minister deelt mee dat de evaluatie van de oefening «Voyager» nog enige maanden vergt. De eerste analyse wijst uit dat het scenario professioneel, realistisch en beoefenbaar was en dat de oefening bestuurlijk en operationeel goed is verlopen. Wel had de informatie-uitwisseling tussen de betrokken departementen en tussen het lokale en het landelijke niveau beter moeten verlopen.

– Er is wel geoefend met het uitvallen van ICT, namelijk bij de oefening «Shift control». Daarbij bleek dat het ambtelijke beleidsteam en het ministeriële beleidsteam te laat bij elkaar zijn gekomen, dat de oordeelsfase meer tijd vergt en dat de publieksvoorlichting tijdens de crisis moet worden gebruikt als instrument om de crisis te bestrijden.

– De Europese regelgeving verplicht een bepaalde categorie bedrijven (de zogenaamde BRZO-bedrijven) om een rampenplan te maken. Dit is een belangrijke verklaring voor het grote aantal rampenplannen.

– De huidige 450 gemeentelijke rampenplannen worden teruggebracht tot 25 regionale crisisplannen, want de huidige stapeling van plannen is ongewenst. De provincie speelt daarbij geen coördinerende rol meer. Het is de bedoeling dat iedereen die bij de aanpak van een ramp of crisis een cruciale rol speelt, daadwerkelijk getraind wordt.

– Door het stellen van kwaliteitseisen, toezicht door de IOOV en convenanten met de regio’s wordt ervoor gezorgd dat de rampenbestrijding op orde is.

– Bij de oefening «Bonfire» zijn alle gehandicapten «gered», maar zij verliep inderdaad niet optimaal voor gehandicapten. Daarom is bij «Voyager» specifiek bekeken hoe bij een ramp of crisis wordt omgegaan met gehandicapten. Dit lijkt goed te zijn gegaan, maar de evaluatie met de Taskforce Gehandicapten vindt plaats op 11 oktober.

– Er zijn veel acties in gang gezet om de gemeenten te wijzen op hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat gehandicapten bij een crisis of ramp dezelfde kansen hebben als anderen, bijvoorbeeld via een circulaire van het ministerie en de campagne Denk vooruit.

– Sommige gemeenten hebben in overleg met gehandicapten een lijst gemaakt van minder zelfredzamen die niet in instellingen wonen en stellen die lijst ter beschikking van de politie en de brandweer, maar er zijn mensen die in verband met hun privacy niet op zo’n lijst willen staan. De minister zal de gemeenten erop wijzen dat de gehandicapten op de hoogte moeten worden gebracht van de mogelijkheid om op zo’n lijst te worden geplaatst.

– Het is overigens onjuist om gehandicapten te zien als een aparte categorie. Hun positie moet een integraal onderdeel zijn van de oefeningen. Op dat punt is al veel verbeterd.

– Om de rampenbestrijding voor de uitvoerders inzichtelijker te maken, verschuift het accent naar de risicobenadering. In de voorlichting en de rampenbestrijding gaat de meeste aandacht daarbij naar de locaties met de grootste risico’s, waarbij rekening wordt gehouden met het soort bewoners, bijvoorbeeld gehandicapten of allochtonen.

– De aanbevelingen van de Taskforce Gehandicapten worden overgenomen en uitgevoerd. De minister zal nagaan of er knelpunten zijn in de capaciteit van de taskforce. Na het verdwijnen van de taskforce blijft voldoende kennis aanwezig op het ministerie. Bovendien wordt de informatie verspreid over de gemeenten, die daarmee aan het werk moeten.

– Bij de evaluatie van Denk Vooruit zal ook worden nagegaan of die campagne daadwerkelijk tot gedragsverandering heeft geleid.

– Er wordt multidisciplinair geoefend met het oog op een aanslag met CBRN-agentiawapens. Er is een convenant gesloten met zes regio’s (Rotterdam, Groningen, Zuidoost-Brabant, Haaglanden, Amsterdam en Noordoost-Gelderland), die in dat geval operationeel zijn.

– Het overstromingsrisico is een belangrijk onderdeel van de Strategie Nationale Veiligheid. De Taskforce Management Overstroming onderzoekt in opdracht van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de minister van BZK of Nederland goed is voorbereid op een watersnoodramp. De Taskforce Verzekerbaarheid bekijkt of er mogelijkheden zijn om schade als gevolg van overstromingen te verzekeren. Binnenkort is er een grootschalige evacuatieoefening. Omdat een overstroming al gauw regiogrenzen overschrijdt, werken veiligheidsregio’s dan met elkaar samen. De waterschappen worden op dit punt nauw betrokken bij de veiligheidsregio’s en ook de provincie speelt op dit punt eventueel een rol.

– Ook de veiligheid op het spoor valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten en de veiligheidsregio’s. De Brabantse gemeenten nemen die verantwoordelijkheid zeer ernstig. In Noord-Brabant vindt overigens geen structureel chloortransport plaats. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is bezig met het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, waarin wordt vastgelegd hoe gevaarlijke stoffen in Nederland moeten worden vervoerd.

– Aan de campagne Denk vooruit-website doen 100 gemeenten mee. Deelname kan niet verplicht worden, maar de druk op de gemeenten om aan de website mee te doen (dat wil zeggen de site met gemeentelijke informatie vullen), zal worden vergroot.

– Vanwege een technisch probleem, dat meteen is opgepakt door de diverse partijen, is crisis.nl tijdens de storm in januari acht minuten uit de lucht geweest. Er zijn allerlei voorzieningen getroffen voor de beveiliging van de site; de kans op uitval tijdens een crisis is dus klein.

– Op nationaal niveau heeft de storm van 18 januari 2007 niet geleid tot schadeclaims.

– In lijn met de aanbeveling van de IOOV zullen de opvang en verzorging van gestrande reizigers en hulpbehoevenden vanuit één centraal punt worden geregeld.

– Meeluisteren van de pers naar C2000 is niet noodzakelijk. In het oude systeem kon dat wel, maar dat was niet tot ieders tevredenheid. De pers kan via de politie, de regio’s of de gemeenten aan informatie komen; daarnaast zijn er natuurlijk informele informatiebronnen.

– Bij de recent door de Kamer ontvangen evaluatie van het politieonderwijs zijn de desbetreffende aanbevelingen van de IOOV betrokken.

– De minister is zeer enthousiast over de IOOV en haar rapporten.

– Nederland doet mee aan het EU-crisiscentrum. Er is een grensoverschrijdend team en er is sprake van directe grensoverschrijdende samenwerking. Nederland is, net als het VK en Duitsland, tegen een Europese rampenbestrijdingsunit, omdat zo’n unit landen ertoe kan bewegen om minder aandacht te besteden aan een goede nationale voorbereiding.

– Er moet niet te krampachtig worden omgegaan met inzet van Nederlandse hulptroepen in het buitenland, want anders is internationale bijstand onmogelijk. Als tegelijkertijd een ramp in Nederland zou plaatsvinden, wordt het in het buitenland ingezette materieel zo snel mogelijk ingezet voor de Nederlandse rampenbestrijding. Bij een ramp die zich over Nederlands, Belgisch en Luxemburgs grondgebied uitstrekt, worden de Nederlandse hulptroepen in eerste instantie in Nederland ingezet.

– Het afgegeven weeralarm heeft bijgedragen aan het tegengaan van chaos. Een dergelijk alarm wordt alleen afgegeven als dat noodzakelijk is.

– De noodzaak van grootschalige oefeningen moet worden afgewogen tegen de kosten. De grote evacuatieoefening komt bovenop de reguliere oefencyclus. Bovendien zijn er veel regionale en gemeentelijke oefeningen.

– In 2006 heeft een nulmeting plaatsgevonden van de stand van zaken op het punt van de civiel-militaire samenwerking. In 2008 wordt de voortgang onderzocht en in 2011 is de eindmeting. In elke veiligheidsregio is een veiligheidsofficier aangewezen die de verbinding met die regio moet leggen. Voorlichtingsbijeenkomsten maken duidelijk op welke terreinen Defensie en de veiligheidsregio samenwerken en er zijn allerlei convenanten gesloten.

– Het leger wordt niet ingezet voor politietaken, maar als het bij een grootschalige ramp of crisis zinvolle taken kan vervullen. Defensie maakt deel uit van de veiligheidsregio. In dat kader wordt gezamenlijk besproken hoe de verschillende diensten, dus ook het leger, worden ingezet. De betrokken militairen opereren dan onder het lokale gezag.

– Er zijn in Nederland 4275 sirenes. Gemeenten kunnen op eigen initiatief extra sirenes plaatsen. Het ministerie van BZK verzorgt tot 2017 het onderhoud, dat daarna door anderen moet worden overgenomen. Een interessante ontwikkeling is de «cell broadcasting», waarbij mensen via hun gsm geïnformeerd kunnen worden. Bij het incident waarbij een veiligheidsregio op het punt van de sirene niet volgens de procedure had gewerkt, was sprake van een menselijke fout.

– De veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de uitgifte van jodiumpillen in de omgeving van Borssele. Het ministerie van VWS geeft daarbij advies.

– Er wordt geprobeerd om de verantwoordelijkheden van burgers, organisaties en de overheid per ramp te splitsen, zodat iedereen weet wat men bij een bepaald soort ramp zelf moet doen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid volgt hetzelfde spoor.

– Bijstand wordt aangevraagd door de veiligheidsregio en kan niet door burgers worden aangevraagd.

– De minister ontvangt het rapport van de commissie-Oosting op 11 oktober, waarna het naar de Kamer wordt gestuurd.

– Het nut en de noodzaak van een landelijk multidisciplinair oefencentrum zijn uitvoerig onderzocht. De conclusie is waarschijnlijk dat zo’n centrum er niet komt. De bereidheid om eraan mee te betalen, is niet groot en er zijn al allerlei oefencentra. Bovendien worden de oefencentra ook privaat aangeboden en zijn er mogelijkheden om over de grens te oefenen.

– Er moet afgewacht worden of er een verzekering komt tegen schade als gevolg van rampen. De vraag wat er na een ramp gebeurt als mensen de verzekeringspremie niet hebben kunnen betalen, loopt dus te ver op de ontwikkelingen vooruit. Als het tot een verzekering komt, zijn de verzekeringsmaatschappijen verantwoordelijk voor het maken en aanbieden van dergelijke polissen en voor het informeren van de verzekerden.

– De verantwoordelijkheid voor Schiphol is overgegaan naar Haarlemmermeer. Er was niet veel steun voor de suggestie om de betrokken veiligheidsregio’s samen te voegen. Die samenvoeging zal worden bekeken in het licht van ontwikkelingen bij het Openbaar Ministerie en de eind 2008 te nemen beslissing of er een nationale politie komt. Met Haarlemmermeer is, inclusief een tijdspad, afgesproken aan welke eisen zij moet voldoen om goed te kunnen omgaan met de mogelijke bedreigingen van Schiphol.

– In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel inzake de veiligheidsregio wordt ingegaan op het op een aantal punten vervallen van de rol van de provincie, die wel een aanwijzingsbevoegdheid behoudt. De huidige en toekomstige bevoegdheden van de provincie zullen ofwel in de memorie van toelichting ofwel apart worden aangegeven.

– Tijdens het bezoek van de minister aan de Nederlandse Antillen in november zal de rampenbestrijding zeker aan de orde komen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie).

Naar boven