nr. 21
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2005
Het Besluit luchtkwaliteit 2001 is, na overleg met de Tweede Kamer, op
5 augustus 2005 vervangen door het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Stb.
2005, 316). In het Algemeen Overleg over de luchtkwaliteit van 26 april
2005 (29 667/28 663, nr. 18) is aan de Kamer toegezegd op zo kort
mogelijke termijn een wetsvoorstel in procedure te brengen dat het Besluit
luchtkwaliteit 2005 zal moeten gaan vervangen. De ministerraad heeft inmiddels
op 19 augustus jl. ingestemd met het ter advisering aan de Raad van State
voorleggen van een dergelijk voorstel van wet.
Met dit voorstel wordt beoogd de Europese richtlijnen voor de luchtkwaliteit
zodanig te implementeren dat aan de inhoud daarvan volledig recht gedaan wordt,
terwijl er tegelijkertijd voor wordt gewaakt dat juridische belemmeringen
worden opgeworpen die niet strikt het gevolg van de richtlijnen zijn.
Bij de voorbereiding van het wetsontwerp heeft een verkenning plaatsgevonden
van verschillende mogelijkheden voor implementatie van de EG-richtlijnen.
Daarbij is met name aandacht besteed aan:
• de werkingssfeer van de luchtkwaliteitseisen,
• het bij de beoordeling van de luchtkwaliteit buiten beschouwing
laten van fijn stof van natuurlijke oorsprong,
• de reikwijdte van de te treffen van maatregelen om aan de luchtkwaliteitseisen
te voldoen,
• de relatie met ruimtelijke besluiten en
• de saldobenadering.
Dit heeft geleid tot de keuze om te komen tot een verschuiving in de systematiek
in vergelijking met de bestaande implementatie. De kern van het wetsvoorstel
wordt gevormd door een programmatische aanpak om de luchtkwaliteit in overeenstemming
te brengen met de grenswaarden. Om aan de grenswaarden te voldoen worden maatregelen
die op een groter gebied betrekking hebben in beschouwing genomen. Dat zal
in de praktijk meer mogelijkheden bieden voor saldering dan dat
op grond van het Besluit luchtkwaliteit 2005 het geval is. Bij de uitoefening
van bevoegdheden door overheden zal vervolgens worden getoetst op inpasbaarheid
binnen het programma. De relatie tussen individuele besluiten en projecten
enerzijds en de grenswaarden voor de luchtkwaliteit anderzijds wordt daarmee
minder direct dan in het Besluit luchtkwaliteit 2005 het geval is.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel