29 665
Evaluatie Schipholbeleid

nr. 96
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2008

In het Algemeen Overleg van 18 maart jongstleden hebben wij met uw Kamer gesproken over Schiphol. Hierbij is ook de ruimtelijke reservering van de Parallelle Kaagbaan aan de orde geweest. Dit naar aanleiding van schriftelijke vragen, die door de heer Cramer waren gesteld over het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland om de reservering te verlengen.

Tijdens het Algemeen Overleg berichtte de heer Haverkamp, dat Gedeputeerde Staten in tweede instantie – na het eerdere besluit tot het verlengen van de reservering – besloten hadden om het besluit tot verlenging van deze reservering in te trekken.

Bij die gelegenheid hebben wij toegezegd u te informeren over:

1. de positiebepaling door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, inclusief hun overwegingen daarbij;

2. hoe door het rijk zal worden omgegaan met de situatie, waarin de reservering door de provincie is ingetrokken.

In deze brief ontvangt u de toegezegde informatie.

1. Proces van besluitvorming over verlenging van de reservering

Zoals bekend, geldt tot 1 april 2008 een ruimtelijke reservering binnen het Streekplan Noord-Holland Zuid van de provincie Noord-Holland voor aanpassing van het banenstelsel Schiphol, waaronder de aanleg van een Parallelle Kaagbaan.

De behoefte om duidelijkheid te geven over het al dan niet verlengen van de ruimtelijke reservering is mede aanleiding geweest voor het kabinet om medio 2006 een brede verkenning te starten naar toekomstopties voor de mainportontwikkeling Schiphol. Dit heeft intussen geresulteerd in het kabinetsbesluit over deze verkenning. Op 25 maart jl. hebben wij u het kabinetsbesluit en het Verkenningendocument toegezonden.

Het kabinet heeft besloten, dat een aanpassing van het banenstelsel op de locatie Schiphol een optie voor ruimtelijke planning van mainportontwikkeling is. Dit vanwege de potentiële positieve effecten op betrouwbaarheid en leefomgeving. Deze optie komt daarmee in aanmerking voor verdere uitwerking en afweging in een structuurvisie (waarvoor u voor de zomer een plan van aanpak ontvangt).

Het kabinet heeft op basis van de gesignaleerde potenties van verkende opties voor herconfiguratie besloten, dat het vasthouden aan de ruimtelijke reservering van de Parallelle Kaagbaan gewenst is. Het kabinet beschouwt het van nationaal belang om deze optie – naast de andere gekozen opties – ruimtelijk mogelijk te houden, in ieder geval totdat een nadere uitwerking en afweging in het kader van de aangekondigde structuurvisie heeft plaatsgevonden.

Zoals wij in de beantwoording op de kamervragen van de heer Cramer al berichtten, is in dit licht aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, onder verwijzing op dat moment naar het nog door het kabinet te nemen verkenningenbesluit, verzocht om de ruimtelijke reservering in het Streekplan Noord-Holland Zuid te verlengen. Het schriftelijke verzoek aan de provincie is u toegekomen als bijlage bij de beantwoording van de kamervragen van de heer Cramer.

In reactie op het besluit van Gedeputeerde Staten om zijn eerdere besluit in te trekken, en ter uitvoering van de toezegging aan uw Kamer, heb ik de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland op 21 maart gevraagd om een volledig beeld te geven van alle inhoudelijke overwegingen, die ten grondslag hebben gelegen aan het intrekken van het besluit tot verlenging van de reservering. De Commissaris heeft hierop gereageerd per brief op 25 maart. Beide brieven zijn bijgevoegd.1

De passage in de brief van de Commissaris, waarin wordt betreurd dat «de procesgang niet geresulteerd heeft in een verlengde planologische reservering door de provincie (...) die overigens ook een voor de omgeving gunstige optie open houdt» is opvallend. Op dat punt zal ik een aantal aanvullende vragen aan het provinciebestuur stellen, waarover ik u nader zal informeren.

Van rijkszijde is steeds het belang van een zorgvuldige, open en evenwichtige afweging van potentiële opties beklemtoond en aangegeven dat «ook in een eventuele «krimpvariant», waarin het ruimtebeslag van de luchthaven wordt ingeperkt ten gunste van de omgeving» de Parallelle Kaagbaan perspectief biedt. Het onthouden van de bestuurlijk-planologische medewerking door de provincie bemoeilijkt helaas het openhouden van een potentieel voor de omgeving gunstige optie.

2. Hoe gaat het rijk om met de nieuw ontstane situatie

Nu per 1 april de reservering in het Streekplan vervalt, ontstaat er een nieuwe situatie. Op hoofdlijnen wordt aangegeven hoe hiermee zal worden omgegaan. Doel is de huidige planologische situatie, zoals neergelegd in het tot 1 april op dat punt vigerende Streekplan, te conserveren.

Overigens is de ruimtelijke reservering in het streekplan Noord-Holland-Zuid in juridische zin geen concrete beleidsbeslissing. Daardoor kende het streekplan ook geen doorwerking in de bestemmingsplannen. De reservering dient onder de huidige WRO wel als onderbouwing bij onthouding van goedkeuring door Gedeputeerde Staten bij wijziging van bestemmingsplannen.

De provincie toetst tot 1 april hiertoe aan het Streekplan, waarin is aangegeven dat een eventuele aanpassing van het banenstelsel ruimtelijk niet onmogelijk zal worden gemaakt. Dit ruimtelijk «niet onmogelijk» maken had zowel betrekking op de ruimte voor fysieke aanleg als op het bijbehorende beperkingengebied. Deze toetsingsbevoegdheid van de provincie vervalt per 1 juli 2008 met invoering van de nieuwe Wro.

Nu de provincie de reservering na 1 april niet verlengt, zal vanaf 1 april het rijk zelf de ruimtelijke ontwikkelingen in het reserveringsgebied volgen en eventuele bestemmingswijzigingen, die interfereren met de reservering voor de Parallelle Kaagbaan, signaleren en daarop indien nodig reageren met het juridisch instrumentarium, dat het rijk ter beschikking staat. Het rijk vervult zo op een vergelijkbare manier de reactieve toezichtrol, zoals die tot 1 april is ingevuld door de provincie.1

Instrumenten om in te grijpen

In eerste instantie is dan ook een beroep gedaan op de medewerking van de provincie om te komen tot verlenging van de reservering. Nu de provincie heeft aangegeven de reservering niet te verlengen, zal het Rijk zonodig zelf van de wettelijke mogelijkheden gebruiken maken. Het kan via het instrumentarium van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op ongewenste ruimtelijke wijzigingen of ontwikkelingen reageren. Hieronder kunnen vallen het inbrengen van zienswijzen en het instellen van bezwaar en beroep. In het uiterste geval staat ons een vervangingsbesluit ter beschikking als bedoeld in artikel 29 WRO. Bij de keuze van de instrumenten zal aandacht zijn voor de voorziene inwerkingtreding van de nieuwe Wro per 1 juli 2008. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wro staat ons een reactieve aanwijzingsbevoegdheid ter beschikking.

Om dit effectief te kunnen toepassen is een motiveringsgrondslag nodig, waarin het rijk zich uitspreekt voor het nationale belang van de reservering. Deze is gegeven met het aan de Kamer toegezonden kabinetsbesluit over de lange termijn verkenning Schiphol. Dit besluit zal bij de gemeentebesturen in het gebied van de reservering en het provinciebestuur van Noord-Holland onder de aandacht worden gebracht met het verzoek om dit besluit in acht te nemen in de besluiten die de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied van de Parallelle Kaagbaan raken.

De VROM-inspectie zal vanuit haar rol als coördinator binnen het rijk voor de ruimtelijke doorwerking van het rijksbeleid in de gemeentelijke plannen, beoordelen of plannen passen binnen de eventueel toekomstige inpassing van de Parallelle Kaagbaan. Aanvullend wordt de VROM-inspectie gevraagd om te kijken naar andere besluiten zoals vrijstellings- en wijzigingsbesluiten in dit gebied.

Deze situatie duurt in beginsel tot eind 2009. Dan zal het rijk met een structuurvisie (art. 2.3 nieuwe Wro) gemotiveerd aangeven of binnen afzienbare tijd aanleg van de Parallelle Kaagbaan te verwachten is. Indien daarvan sprake is, kan het rijk een proactieve aanwijzing (art. 4.4 nieuwe Wro) richting decentrale overheden geven.

We gaan er vanuit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de relevante aspecten ten aanzien van de reservering van de Parallelle Kaagbaan.

We hechten er verder aan er op te wijzen, dat de planologisch-juridische instrumenten die noodzakelijk zijn voor het niet onmogelijk of onaantrekkelijk maken en/of realiseren van opties, opnieuw zullen worden bezien op het moment dat een voorkeursoptie wordt bepaald. Dit zal aan de orde komen in de structuurvisie Schiphol en potentiële satellieten (eind 2009). Daarbij zal de gedachte zoals vorige week door de Raad voor Verkeer en Waterstaat en VROM-raad gelanceerd om «via een rijksinpassingsplan of een AMvvB de toekomst van de mainport op een duurzame manier veilig te stellen» worden meegewogen.

Ook zal de Commissie Ruimtelijke Ontwikkelingen bij Luchthavens gevraagd worden zich over deze problematiek te buigen.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Het rijk houdt daarbij dezelfde scope aan als de provincie tot nog toe hanteerde en richt zich op het voorkomen van het doorkruisen van de reservering voor de Parallelle Kaagbaan ten gevolge van het toekennen van nieuwe bestemmingen. Daar waar binnen bestaande bestemmingen bebouwing reeds mogelijk is, blijft deze mogelijkheid bestaan.

Naar boven