29 665 Evaluatie Schipholbeleid

Nr. 468 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2023

Op 5 april jongstleden heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland vonnis gewezen in het kort geding dat een aantal luchtvaartmaatschappijen, waaronder IATA c.s. en KLM c.s., had aangespannen tegen de Staat en Schiphol.

Onder verwijzing naar Europese regels oordeelt de rechter dat de Staat het (doen) beëindigen van anticiperend handhaven en de voorgenomen experimenteerregeling alleen kan doorvoeren na het doorlopen van een zorgvuldig proces. De rechter doelt hier op de balanced approach procedure op grond van de EU-Verordening 598/2014 over geluidgerelateerde exploitatiebeperking op luchthavens. De rechter stelt vast dat de Staat is gestart met die procedure voor de voorgenomen vermindering van het aantal vliegtuigbewegingen tot 440.000 per jaar vanaf het seizoen 2024–2025. De rechter concludeert dat de Staat die procedure ook had moeten volgen voor de voorgenomen experimenteerregeling en het (doen) beëindigen van anticiperend handhaven. Door dat niet te doen handelt de Staat volgens de rechter in strijd met de EU-Geluidsverordening. Om die reden wijst de rechter de vorderingen van eisers toe.

De uitspraak is niet in het belang van de omwonenden van Schiphol. Het herstel van hun rechtspositie kan nog niet worden gerealiseerd. Om die reden heb ik besloten hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven