nr. 4
MOTIE VAN HET LID KRANEVELDT
Voorgesteld 22 september 2004
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat sinds de oprichting van de eerste omroepvereniging
in de jaren '20 van de vorige eeuw Nederland grotendeels ontzuild is, het
medialandschap is veranderd, commerciële omroepen op het toneel zijn
verschenen en nieuwe telecomtechnieken zijn en worden ontwikkeld;
van mening, dat het huidige publieke omroepbestel niet meer van deze tijd
is en door de veelheid van omroepverenigingen en -stichtingen niet zo adequaat
en daadkrachtig kan functioneren als in deze moderne tijd mag worden verwacht;
constaterende, dat het huidige publieke omroepbestel in steeds mindere
mate de Nederlandse kijker en luisteraar aan zich weet te binden;
verzoekt de regering een plan voor een nieuw publiek omroepbestel op te
stellen, waarbij in ieder geval wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
– de wens van de kijker en luisteraar staat centraal
– de publieke omroep krijgt een duidelijk omschreven taak, waarbij
de nadruk ligt op kwaliteit, pluriformiteit, diversiteit, integriteit en efficiency
– de publieke omroep hoeft niet te concurreren met de commerciële
omroepen en wordt zodanig door de overheid gefinancierd, dat zij aan de haar
gestelde kwaliteitseisen ook daadwerkelijk kan voldoen
– de individuele omroepverenigingen worden beschouwd als onafhankelijke
productiehuizen als zij dat zelf willen, en worden niet meer direct bekostigd
door de overheid
– de organisatiestructuur van de publieke omroep wordt zo efficiënt
en slank mogelijk, waardoor adequate besluitvorming en transparante verantwoording
naar publiek en politiek mogelijk is,
en gaat over tot de ode van de dag.
Kraneveldt