29 651
UNCTAD

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2004

Hierbij zend ik U, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de instructie voor de Koninkrijksdelegatie naar de 11e Ministeriële UNCTAD Conferentie te Sao Paulo, Brazilië, d.d. 13-18 juni 2004. Als bijlage is tevens de delegatielijst opgenomen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Instructie voor de delegatie van het Koninkrijk der Nederlanden naar de 11e Ministeriële UNCTAD Conferentie te Sao Paulo, Brazilië, d.d. 13–18 juni 2004

Inleiding

1. Van 13 tot en met 18 juni as. zal de elfde United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD XI) plaatsvinden, te Sao Paulo, Brazilië.

2. UNCTAD is opgericht in 1964 als specifiek programma onder de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en heeft zich ontwikkeld tot een forum van overleg en analyse van ontwikkelingsproblematiek van/voor ontwikkelingslanden waarvan ook ontwikkelde landen lid zijn. UNCTAD richt zich op geïntegreerde behandeling van handel en ontwikkeling (en aanverwante onderwerpen als technologie, investeringen, financiering en duurzame ontwikkeling) en verstrekt technische assistentie op specifieke terreinen zoals handel, investeringen en schuldbeheer.

3. Het door de Secretaris-generaal van de UNCTAD aangegeven hoofdthema van de conferentie is het versterken van coherentie tussen nationale ontwikkelingsstrategieën en mondiale economische processen met het oog op economische groei en ontwikkeling.

4. De Secretaris-generaal heeft dit hoofdthema verder uitgewerkt door een indeling te maken in vier subthema's en zogenoemde cross cutting issues die tijdens UNCTAD XI aan de orde zouden moeten komen.

5. Deze onderwerpen zijn:

• Ontwikkelingsstrategieën in een mondialiserende wereldeconomie;

• Opbouw van productieve capaciteit en internationale concurrentiekracht;

• Verzekeren van ontwikkelingswinst uit het internationale handelssysteem;

• Partnerschappen voor ontwikkeling.

De cross cutting issues betreffen een horizontale mix van sociale en economische kwesties die onder de vier bovengenoemde subthema's aandacht moeten krijgen, te weten:

– Handel en armoede;

– Handel en «gender»; en

– Handel en «creatieve industrieën».

Context van de conferentie

Karakter van UNCTAD

6. UNCTAD heeft zeer brede en uitgebreide programma's lopen op het gebied van handel, diensten, investeringen en mededinging. Het werk van UNCTAD is gebaseerd op drie pijlers, te weten studies, beleidsanalyses en beleidsdialoog alsmede technische assistentie en capaciteitsontwikkeling. De expertise die UNCTAD hierdoor heeft opgedaan, wordt breed gewaardeerd – ook door andere internationale organisaties.

7. UNCTAD is voor de invulling van zijn programma's onder andere betrokken bij gespecialiseerde handelsgerelateerde technische assistentie programma's als het JITAP (Joint Integrated Technical Assistance Programme – UNCTAD, WTO en ITC) en het IF (Integrated Framework – UNCTAD, WTO, ITC, UNDP, WB en IMF) voor de Minst Ontwikkelde Landen.

8. Ook in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) wordt direct van UNCTAD's diensten gebruik gemaakt bij de uitvoering van de handelsgerelateerde technische assistentie onder het WTO Doha Development Agenda Global Trust Fund (met name voor mededinging en investeringen). Nederland draagt jaarlijks bij aan dit WTO-fonds en verstrekt aanvullend financiële bijdragen aan UNCTAD-activiteiten zoals het Biotrade Programma en een Task Force inzake non-tarifaire handelsbelemmeringen. De WTO/UNCTAD Technische Assistentie programma's worden in het algemeen breed gewaardeerd.

9. UNCTAD beperkt zich echter niet tot het doen van onderzoek en beleidsanalyse. Juist het feit dat het een forum voor intergouvernementele beleidsdialoog is (waaraan ook andere betrokkenen kunnen deelnemen) dat zich met name richt op ontwikkelingslanden maakt het geschikt om vanuit de ontwikkelingsinvalshoek tot een breed gedeelde visie op het multilaterale handelssysteem te komen.

Deze intergouvernementele discussies over technische onderwerpen zijn echter sterk gepolitiseerd. Ook het Secretariaat speelt hierbij een rol. Mede op bureaupolitieke gronden (men ziet graag een breed mandaat voor UNCTAD) pleegt het zich nogal eens op te stellen als ideologische tolk van de belangen van ontwikkelingslanden (die overigens lang niet altijd parallel lopen). Dit bevordert de neiging om in UNCTAD-kader uitkomsten van andere conferenties te becommentariëren (Monterrey consensus, WSIS etc.) dan wel te vervallen in schaduwonderhandelingen (WTO). Die neiging om «dubbel werk» te doen alsmede het sterk politieke karakter van UNCTAD-discussies, ook op terreinen waar UNCTAD's technische expertise op zich een nuttige bijdrage zou kunnen leveren aan het helpen overbruggen van politieke tegenstellingen in andere internationale kaders, heeft met name in de ontwikkelde landen nogal wat twijfel doen rijzen over de effectiviteit van de organisatie.

10. Desalniettemin, zoals al in de brieven van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 20 februari en 20 april jongstleden over de voortgang in de WTO-ronde (Kamerstukken 2003–2004, 25 074, respectievelijk nr. 75 en nr. 76) is aangegeven, is het van groot belang dat het WTO-onderhandelingsproces ook buiten de WTO, vanuit andere internationale fora, wordt ondersteund. Zo is de ministeriële bijeenkomst van de OESO op 13 en 14 mei jl. hiertoe aangegrepen. UNCTAD XI biedt daarvoor eveneens gelegenheid. Ook de vorige UNCTAD (UNCTAD X, Bangkok) heeft – na de mislukking van de WTO-conferentie te Seattle – gediend als «facilitator» voor de WTO-conferentie te Doha. Het (informeel) bespreken van thema's die in de WTO spelen in een omgeving zonder druk van onderhandelingen, kan een belangrijke rol spelen in verbetering van het onderhandelingsklimaat.

11. De Nederlandse regering wil er tijdens het komende Nederlandse voorzitterschap van de EU alles aan doen om de WTO-ronde weer vlot te trekken. De Nederlandse inzet in UNCTAD XI vormt hiervoor een belangrijke bijdrage.

12. UNCTAD staat momenteel onder de leiding van de Braziliaan Rubens Ricupero, de Secretaris-generaal. De bijeenkomst in Sao Paulo is de laatste ministeriële conferentie onder zijn mandaat. Hoewel over de benoeming van zijn opvolger niet formeel wordt besloten door de conferentie (dat is een zaak van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties), zal daar uiteraard tijdens UNCTAD XI over worden gesproken. Nederland zal zich inzetten voor een slagvaardige kandidaat, die de uitkomsten van Sao Paulo UNCTAD zowel organisatorisch als werkinhoudelijk in goede banen kan leiden.

Verloop van de voorbereiding van UNCTAD XI

13. De voorbereidingen voor UNCTAD XI zijn afgelopen najaar begonnen. Nadat Secretaris-generaal Ricupero een startdocument had geproduceerd langs de hierboven genoemde lijnen, is daarover in Genève een aantal verkennende besprekingen gehouden. Op basis van die besprekingen heeft de Chinese voorzitter (ambassadeur Sha) van het Voorbereidend Comité – in UNCTAD-jargon: de Prepcom – in december een eerste aanzet gemaakt voor een tekst die uiteindelijk in Sao Paulo door de Ministers moet worden aangenomen en die dan zal dienen als richtsnoer voor het werk van UNCTAD tijdens de komende vier jaar.

14. Vanaf begin dit jaar is in de Prepcom intensief onderhandeld over de ontwerptekst van voorzitter Sha. Daarbij traden grote tegenstellingen aan het licht tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen, terwijl uiteraard ook binnen deze twee groepen sprake was van hier en daar uiteenlopende visies. Al werden deze tegenstellingen verbaal vaak zwaarder aangezet dan zij bij een nadere beschouwing in feite bleken te zijn, toch moet worden erkend dat op een aantal hoofdpunten de analyses en de daaruit voortvloeiende beleidsrecepten uiteenlopen.

15. Deze hoofdpunten, die op allerlei plaatsen in de ontwerptekst opduiken, zijn:

• De beoordeling van het globaliseringsproces Hierbij gaat het om de vraag of globalisering nu per saldo goed of slecht voor ontwikkelingslanden is geweest en in hoeverre de problemen van (een aantal) onwikkelingslanden veroorzaakt worden door globalisering, dan wel dat globalisering en een meer effectieve participatie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie en de onderhandelingen juist kunnen helpen om de moeilijkheden te overwinnen. Terwijl ontwikkelingslanden meer geneigd zijn om de problematische aspecten van de globalisering te benadrukken, benadrukken ontwikkelde landen juist de kansen die het globaliseringsproces biedt.

• Nationale en internationale factoren Dit verschil in nadruk is een opstapje voor de beantwoording van de operationeel meer betekenisvolle vraag waar de oplossingen voor de economische problemen van ontwikkelingslanden moeten worden gezocht. Deze laatste leggen sterk de nadruk op wat anderen (de internationale gemeenschap, donorlanden, multinationale ondernemingen) zouden moeten doen. De ontwikkelde landen erkennen weliswaar de noodzaak om op internationaal niveau evenwichtige afspraken te maken, maatregelen te treffen en rekening te houden met ontwikkelingsbehoeften, maar tegelijkertijd benadrukken zij dat ontwikkelingslanden de primaire verantwoordelijkheid voor hun eigen ontwikkeling hebben en dus ook zelf, al dan niet met hulp van UNCTAD en andere instanties, het nodige moeten en kunnen doen.

• De rol van de staat en die van de markt Ontwikkelingslanden zijn meer geneigd het accent te leggen op de rol van de staat bij het bevorderen van een (evenwichtige en duurzame) ontwikkeling, terwijl ontwikkelde landen juist meer aandacht willen voor de rol van de private sector en voor de condities die overheden moeten scheppen om de private sector zich goed te laten ontwikkelen.

• Beleidsruimte («policy space») Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre ontwikkelingslanden voldoende beleidsvrijheid hebben dan wel zouden moeten krijgen om maatregelen te nemen die zij nodig achten ter bevordering van hun ontwikkeling. Hoewel de discussie veelal op een abstract niveau is gevoerd, is duidelijk geworden dat veel ontwikkelingslanden zowel nieuwe als bestaande internationale verdragen alsmede de leningsvoorwaarden («conditionalities») van financiële instellingen als IMF en Wereldbank als knellend ervaren. Ontwikkelde landen vrezen voor ondermijning van bestaande juridische verplichtingen en een vrijbrief voor protectionisme. Een andere vraag is of extra beleidsruimte voor ontwikkelingslanden een basisprincipe is, dat altijd dient te gelden ongeacht het soort verplichting.

• De rol van UNCTAD ten opzichte van die van andere organisaties Ontwikkelde landen proberen om UNCTAD's rol zoveel mogelijk toe te spitsen op de kerncompetenties (analyse, dialoog en technische assistentie) en kerntaken van de organisatie (handel, ontwikkeling en daarmee rechtstreeks samenhangende thema's, met name investeringen, mededinging en diensten). Zij willen dat UNCTAD zich complementair opstelt ten opzichte van andere organisaties en hun werk niet nog eens dunnetjes gaat overdoen («duplication»). Ontwikkelingslanden vinden daarentegen dat UNCTAD, als een organisatie waarin de ontwikkelingsinvalshoek centraal staat, vanuit dat perspectief juist een brede bemoeienis moet hebben met alle problemen waarmee ontwikkelingslanden te kampen hebben, ook al worden de uiteindelijke beslissingen over die problemen niet in UNCTAD zelf, maar elders genomen.

16. Uiteraard zijn de hierboven geschetste tegenstellingen uitersten. De meeste landen realiseren zich dat de waarheid daar ergens tussenin ligt. Maar waar deze precies ligt, blijft een onderwerp van discussie.

Spelers

17. In VN-verband en ook specifiek in de UNCTAD, bestaan verschillende georganiseerde groepen van lidstaten. De zogenoemde «Groep B» bestaat onder meer uit de ontwikkelde landen VS, Canada, Japan, Zuid-Korea, Zwitserland, Noorwegen, Australië, Nieuw-Zeeland, de Europese Lidstaten en de Heilige Stoel. De Groep van 77 (kort: G-77) bestaat uit het merendeel van de ontwikkelingslanden en China. De G-77 omvat meestal ook de Minst Ontwikkelde Landen (MOL's), alhoewel deze ook apart als groep optreden. Ook de Afrikaanse landen spreken zo nu en dan apart als groep, alhoewel ook zij vaak bij de G-77 zijn inbegrepen.

18. Het karakter van deze groepen is niet dwingend. Afhankelijk van de aard van het onderwerp en het betrokken belang, treden UNCTAD-lidstaten in groepsverband of individueel op.

19. De bevoegdheid in Europees verband om in UNCTAD-verband op te treden, is een gemengde. De Europese Lidstaten kunnen derhalve voor zichzelf spreken, vanzelfsprekend het Europese beleid in gedachten houdend. Wat betreft de handelspolitieke elementen treedt de Europese Commissie op als woordvoerder en onderhandelaar. De handelspolitiek behoort immers tot de bevoegdheden van de Gemeenschap (artikel 133 EG-Verdrag).

20. Dit neemt vanzelfsprekend niet weg dat in Sao Paulo over alle onderwerpen intensief Europees overleg zal worden gehouden. Ook de nieuwe Europese Lidstaten zijn betrokken bij dit proces. Er wordt getracht zoveel mogelijk één Europese lijn uit te dragen. Het Ierse Voorzitterschap speelt daarbij, naast de Europese Commissie, een belangrijke rol.

INSTRUCTIE

Leidraad voor de delegatie

21. Algemeen: in februari 2004 is in Europees verband een strategiedocument vastgesteld, waarin de algemene EU-lijn voor UNCTAD XI wordt uitgewerkt. Binnen dit algemene kader zal de Koninkrijksdelegatie in Sao Paulo opereren en zoveel mogelijk bijdragen aan een constructieve opstelling van de EU ten behoeve van een succesvolle uitkomst van de conferentie en meerwaarde van UNCTAD als een effectievere internationale organisatie. De hoofdpunten van het strategiedocument van de EU zijn:

• UNCTAD XI zou momentum moeten creëren voor een succesvolle afronding van de Doha-ronde;

• UNCTAD XI zou een gebalanceerde uitkomst moeten hebben met gepaste nadruk op de primaire verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden voor hun eigen ontwikkeling;

• UNCTAD XI zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een effectievere en resultaatgeoriënteerde UNCTAD, met de focus op het bijdragen aan het implementeren van de «Millennium Development Goals».

• UNCTAD zou zijn partnerschappen met andere VN-instellingen moeten versterken op het gebied van handelsgerelateerde technische assistentie en met de private sector.

• De EU heeft drie hoofdprioriteiten aangegeven voor het werk van UNCTAD binnen het werkprogramma dat uit UNCTAD X is voortgekomen (het zogenoemde Bangkok Plan of Action, Bangkok, 2000), te weten:

– integratie van handel en investeringen in nationaal ontwikkelingsbeleid;

– regionale integratie; en

– helpen van ontwikkelingslanden om meer toegevoegde waarde uit grondstoffen te halen.

22. De invloed van het Bangkok Plan of Action is voor UNCTAD echter beperkt gebleven door het algemene karakter van de tekst. De Nederlandse inzet zal er gedurende de conferentie op gericht zijn om de operationele waarde van het Bangkok Plan of Action te verbeteren.

23. In aanvulling hierop en binnen de drie pijlers van UNCTAD (zie paragraaf 6), zou UNCTAD XI aandacht moeten besteden aan:

– de zogenoemde Singapore issues (met name investeringen en mededinging) respectievelijk versterking van capaciteitsopbouw en de technische assistentie op die terreinen;

– het economisch belang van zuid-zuid handel;

– het opvangen van (gevolgen van) erosie van handelspreferenties.

24. Tevens dienen de besluiten en conclusies van de conferentie een stimulans te geven aan verdere onderhandelingen in WTO-verband, die moeten leiden tot succesvolle voortgang in de WTO Doha-ronde. Een evenwichtige uitkomst die recht doet aan ontwikkelingsdimensie van de Doha-ronde is daartoe nodig. De elementen van de verklaring van Doha dienen niet opnieuw ter discussie te worden gesteld. Tevens moet worden voorkomen dat de EU-onderhandelingspositie in de WTO wordt ondermijnd. De delegatie zal het algemene verloop van de conferentie in dit licht beoordelen.

25. Ook de nauwe samenwerking tussen de secretariaten van UNCTAD en de WTO moet verder worden bestendigd en versterkt. De huidige programma's in het kader van de WTO Technische Assistentie (met name op het gebied van mededinging, investeringen en diensten) worden in het algemeen als goed gewaardeerd. Een groot aantal ontwikkelingslanden (met name de MOL's) maakt gebruikt van deze technische assistentie gericht op de opbouw van onderhandelingscapaciteit. Op deze manier vindt een kennisoverdracht plaats op basis van gedegen onderzoek en met beleidsadviezen.

26. Behalve aan het inhoudelijke werkplan moet ook aandacht worden besteed aan de werkwijze van UNCTAD. Hierbij is verbetering van de efficiency van de organisatie het doel. Hervorming van de «intergouvernementele machinerie» staat daarbij voorop. Deze hervormingen zouden kunnen plaatsvinden binnen de gaande algemene VN-hervormingen. Enkele concrete punten waar winst geboekt kan worden:

• Invoering van moderne management en budgetsystemen, zoals resultaatgericht begroten.

• Expertbijeenkomsten: De toegevoegde waarde van veel UNCTAD-expertbijeenkomsten is beperkt. De oorzaak hiervoor is dat in de praktijk aan deze bijeenkomsten veelal wordt deelgenomen door diplomaten uit Genève en niet door werkelijke experts uit de landen zelf. Van een echte gedachtewisseling, laat staan van identificatie van «best practices», is dan ook geen sprake. Het UNCTAD-Secretariaat heeft tijdens de Mid Term Review aangeven te studeren op mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen in de werkwijze.

• Trade and Development Board: Het nut van de «Trade and Development Board» (de jaarlijkse vergadering van de UNCTAD-lidstaten) is beperkt. Een actiegerichte aanpak (met name uitvoering van peer reviews op vrijwillige basis) zou nuttig kunnen zijn. Beperking van de vergaderduur ligt daarbij eveneens voor de hand.

27. Op basis van de voorbereidende besprekingen is de verwachting dat het nog niet mogelijk zal blijken om nu al gedetailleerde afspraken over hervormingen van UNCTAD te maken. In ieder geval zal het tijdens UNCTAD XI vast te stellen werkplan een zo concreet mogelijke basis moeten bieden om tijdens de komende periode de hervormingen uit te werken. Het spreekt vanzelf dat het nieuwe topmanagement van UNCTAD (zie ook paragraaf 12) in dit proces een cruciale rol speelt.

Onderwerpen op de agenda

28. Hieronder volgt een geannoteerd overzicht van de verschillende onderwerpen die geagendeerd staan voor UNCTAD XI. Voor elk van deze onderwerpen geldt dat de algemene Nederlandse inzet zoals hiervoor geformuleerd, van toepassing is. Per onderwerp wordt deze hieronder nog wat nader uitgewerkt.

a) Inaugural Ceremony

b) Opening Plenary

c) Subtheme I: Development Strategies: – Session I: High-Level Round Table Trade and Poverty (Task Force) – Session II: Economic Development and Capital Accumulation: Recent Experience and Policy Implications

Onder dit subthema wordt gesproken over de invloed van het globaliseringproces op ontwikkeling en de verschillende elementen die daarbij een rol spelen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over verschillende vormen van mondiaal economisch beleid met het oog op ontwikkeling (onder andere schuldenproblematiek, ODA in relatie tot particuliere investeringen), over het belang van goed bestuur, over grotere coherentie tussen internationale economische regels/processen enerzijds en nationaal beleid en ontwikkelingsstrategieën anderzijds, alsmede over de vraag of ontwikkelingslanden voldoende nationale beleidsruimte hebben om hun ontwikkeling te bevorderen.

EU/Nederlands standpunt

UNCTAD dient zich te richten op het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij het formuleren van handels- en investeringsstrategieën, zowel in de multilaterale als regionale/bilaterale context. Het operationele karakter van de studies en beleidsanalyses van UNCTAD zouden hiertoe kunnen worden vergroot.

Het debat over «policy space» in dit kader dient in overeenstemming te zijn met het streven naar een wereldwijde economische rechtsorde via de WTO die rekening houdt met de specifieke belangen en problemen van ontwikkelingslanden, zoals tot uitdrukking komt in de discussie over «Special and Differential Treatment» (SDT).

UNCTAD's technische assistentie moet gericht zijn op overeengekomen prioriteiten en gebieden waarop UNCTAD een comparatief voordeel heeft en waarmee bijgedragen kan worden aan de integratie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem (met name handel, investeringen, mededinging).

UNCTAD zou land- en regiospecifieke benadering moeten kiezen en hierbij prioriteit geven aan de MOL's.

UNCTAD kan het «mainstreamen» van handel en investeringen in nationaal en regionaal beleid ondersteunen. Dit omvat onder andere het vergemakkelijken van de implementatie en toepassing van huidige en toekomstige WTO-akkoorden in nationale ontwikkelingsstrategieën van ontwikkelingslanden.

d) Subtheme II: Building Productive Capacity – The key to benefiting from globalisation:

– Session I: Leveraging FDI for Export Competiveness

– Session II: Building Competitive Export Capacity of Developing Country Firms

Subthema II gaat in op de interactie tussen nationale en internationale regels met name op het gebied van investeringen. Daarbij gaat het onder andere over de vraag in hoeverre buitenlandse investeringen bijdragen aan het exportvermogen van ontwikkelingslanden en hoe kan worden bevorderd dat dat gebeurt. Ook onderwerpen als technologieoverdracht, innovatie, bedrijfsontwikkeling en handelsfacilitatie (mede via opbouw van infrastructuur en ICT) komen hierbij aan de orde.

EU/Nederlands standpunt

UNCTAD moet met name de MOL's ondersteunen op het gebied van «behind the border issues»« (de zogenoemde «supply side response») zodat zij beter gebruik kunnen maken van markttoegangskansen.

UNCTAD moet de beleidsdialoog tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen bevorderen, op het gebied van marktregulering en liberalisering, handel en regionale integratie (Zuid-Zuid handel) en daarbij de private sector betrekken.

Op het gebied van investeringen dient UNCTAD zich te richten op het belang van good governance en een ondersteunend investeringsklimaat en het bevorderen van partnerschappen met de private sector.

e) Subtheme III: Assuring Development Gains (Trade)

– Session I: Assuring development gains from international trading system and trade negotiations

– Session II: Policy options and strategies to support developing countries competiveness in the most dynamic sectors of international trade

De link met de WTO Doha Agenda komt in dit subthema duidelijk naar voren. Ingegaan wordt op agrarische en niet-agrarische markttoegang, het ondersteunen van landen die afhankelijk waren van textielquota, het opvangen van de gevolgen van de erosie van preferenties (als gevolg van een algemene daling van invoerrechten), het liberaliseren van dienstensectoren, zogenoemde «Special and Differential Treatment»-bepalingen met betrekking tot de verschillende WTO-akkoorden, grondstoffenbeleid en regionale integratie voor en door ontwikkelingslanden onderling.

EU/Nederlands standpunt

Op het gebied van internationale handel moet UNCTAD zich in algemene zin richten op analyse en beleidsadviezen voor ontwikkelingslanden om hen in staat te stellen meer te profiteren van de globalisering. Hierbij moet de nadruk liggen op de bovengenoemde relatie tussen handel en armoedebestrijding, verdere analyse van factoren die integratie in de wereldeconomie belemmeren, op de vraag hoe om te gaan met de erosie van preferenties en het vervallen van textielquota, het belang van versoepeling van de preferentiële regels van oorsprong voor de Minst Ontwikkelde Landen, zuid-zuid handel, de daarmee samenhangende regionale integratie, enzovoorts. UNCTAD zou hiertoe de samenwerking op moeten voeren met organisaties als de Wereldbank, het IMF en de WTO.

Wel moet nogmaals gesteld worden, dat voorop moet staan dat het werkprogramma van UNCTAD niet de Doha Verklaring ter discussie stelt, maar zich eerder aanpast aan de behoeften van ontwikkelingslanden.

f) Subtheme IV: Partnership for Development Information and Knowledge for Development

– Session I: ICT as an Enabler for Growth, Development and Competiveness Implications for national and International policies and actions

– Session II: Trade and Transport Facilitation: Building a secure and efficient environment for trade

– Session III: A Partnership for Networking, Training and Distance Learning

– Session IV: Summary / Conclusions / Decision

Partnerschappen kunnen worden omschreven als regelingen met diverse betrokken partijen, zoals overheden, NGO's, de private sector, academische instellingen, parlementariërs en andere internationale organisaties binnen het VN-systeem. Partnerschappen dienen zoveel mogelijk ontwikkelingslanden ten goede te komen, rekening houdend met hun nationale beleid. Vooral regionale integratie en andere zuid-zuid samenwerkingsaspecten worden hierbij in ogenschouw te worden genomen.

Het is de bedoeling dat in Sao Paulo een aantal partnerschappen met verschillende soorten partijen wordt gelanceerd. Het UNCTAD-Secretariaat is momenteel bezig deze voor te bereiden. De voorgestelde partnerschappen liggen op de volgende terreinen:

• Informatie- en communicatietechnologie (ICT) voor ontwikkeling Bij de partnerschappen op dit terrein gaat het om ICT-toepassingen die het concurrentievermogen van ontwikkelingslanden kunnen vergroten. Het UNCTAD-Secretariaat is hierover in gesprek met bedrijven, nationale overheden en andere internationale organisaties.

• Grondstoffen Het UNCTAD-Secretariaat wil een breed en gestructureerd netwerk opzetten tussen bedrijven, internationale organisaties, de Wereldbank, NGO's en academische instellingen om informatie, kennis en adviezen uit te wisselen over grondstoffen en (de werking van) grondstoffenmarkten.

• Investeringen Het UNCTAD-Secretariaat streeft naar een Investment for Development Network. Het gaat hierbij om het inzicht te vergroten van ontwikkelingslanden in wat er nodig is om buitenlandse investeringen aan te trekken en daarvan zoveel mogelijk profijt te trekken en negatieve effecten te vermijden. Verder wil men het vermogen van ontwikkelingslanden vergroten om internationale investeringsakkoorden uit te onderhandelen die voldoende rekening houden met hun ontwikkelingsbehoeften. Op dit terrein wil UNCTAD samenwerken met een reeks van internationale organisaties en NGO's.

• Infrastructuur voor kennisopbouw en training Hier wordt gestreefd naar de oprichting van een Training Resources Platform. Via het internet moet dit Platform universiteiten en andere kennisinstellingen en opleidingsinstituten in ontwikkelingslanden helpen bij de opbouw van kennis en het opleiden van mensen op het terrein van handel, investeringen en ontwikkeling. Het UNCTAD-Secretariaat is hierover in gesprek met universiteiten, de WTO, NGO's en mogelijke donorlanden.

EU/Nederlands standpunt

Het afsluiten van partnerschappen door UNCTAD met andere relevante en betrokken organisaties is een positieve ontwikkeling. Wel moet UNCTAD zich daarbij blijven richten op zijn kerntaken en mogen de afgesloten partnerschappen niet leiden tot een uitbreiding van zijn mandaat. «Duplicatie» van werk dient voorkomen te worden.

g) Adoption of documents

h) Closing Ceremony

29. De «cross cutting issues» zullen gedeeltelijke in de plenaire sessie worden behandeld (handel en armoede, zie hierboven in paragraaf 15). Daarnaast zullen in de marge van de conferentie een aantal «side-events» worden georganiseerd die bijvoorbeeld de «cross cutting issues» van «handel en creatieve industrieën» en «handel en gender » zullen omvatten.

30. Tijdens UNCTAD XI wordt een aantal «side events» georganiseerd waaraan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking deel zal nemen. Dit betreft een bijeenkomst van de «Investment Advisory Council» met als thema «Development dimension of corporate social responsibility» en een interactieve thematische sessie «Leveraging FDI for Export Competitiveness». Tevens zal zij deelnemen aan een High Level Event over het BIOTRADE Facilitation Programme, waarin Nederland partner is. Dit programma heeft als doel handel en investeringen te stimuleren in natuurlijke hulpbronnen om aan de drie doelstellingen van de Conventie over Biologische Diversiteit tegemoet te komen: behoud en duurzaam gebruik van de biologische diversiteit en eerlijke verdeling van de opbrengsten uit deze bronnen. Tijdens het High Level Event zullen nieuwe partnerships worden gepresenteerd die de uitvoering van BIOTRADE kunnen ondersteunen en zullen ervaringen met bestaande partnerships worden gedeeld. Tijdens UNCTAD XI zal Minister Van Ardenne het Nederlandse MDG (VN Millennium Development Goal) 8-rapport lanceren. Nederland is hiermee de eerste die dit formeel doet in de wereld.

De Nederlandse delegatie

31. In de Nederlandse delegatie naar Sao Paulo zal de nadruk op de combinatie van de elementen «handel» en «ontwikkeling» zijn weerslag vinden. De Minister van Economische Zaken zal optreden als delegatieleider. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal als plaatsvervangend delegatieleider deel uitmaken van de delegatie. Ambtelijke ondersteuning zal worden verzorgd door ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken en van het ministerie van Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking. Ook de Nederlandse Antillen en Aruba zullen representanten naar Sao Paulo sturen. Verder zal een parlementaire afvaardiging (leden van zowel Eerste als Tweede Kamer der Staten-Generaal) deel uitmaken van de delegatie. Tot slot zal een afgevaardigde van de Nederlandse non-gouvernementele organisaties de conferentie bijwonen als onderdeel van de Koninkrijksdelegatie. De volledige Nederlandse delegatielijst is als bijlage bij deze instructie gevoegd.

Samenstelling van de Koninkrijksdelegatie naar de Elfde Zitting van de Verenigde Naties Conferentie inzake Handel en Ontwikkeling (UNCTAD), Sao Paulo, Brazilië13–18 juni 2004

Politieke delegatieleiding

mr. L.J. BrinkhorstMinister van Economische Zaken, Delegatieleider (16–18 juni)
mw. A.M.A. van Ardenne-van der HoevenMinister voor Ontwikkelingssamenwerking Plaatsvervangend delegatieleider (14–16 juni)
dhr. E.A. CovaMinister van Arbeid en Economische Zaken tevens Vice Premier van de Nederlandse Antillen
  
Ambtelijk en plaatsvervangend delegatieleider
  
mr. drs. D.J. BruinsmaDirecteur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen, Ministerie van Economische Zaken
  
Leden
  
mr. I.M. de JongPermanente Vertegenwoordiger bij de VN te Genève
dhr. F.P. CoronelConsul voor Arubaanse aangelegenheden te Sao Paulo
dhr. H. PlantijnDirecteur Economische Zaken, Ministerie van Arbeid en Economische Zaken, Nederlandse Antillen
drs. O. Th. GeneeDirecteur Coherentie-eenheid, Ministerie van Buitenlandse Zaken
mr. W.H. van der Leeuwplv. Directeur Handelspolitiek en Investeringsbeleid, Ministerie van Economische zaken
drs. J.R. Twiss Quarles van UffordParticulier secretaris van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
mw. mr. B.M.J.F. RietbroekEerste handelssecretaris, Permanente Vertegenwoordiging te Genève
mr. M.A.A. KhanBeleidsmedewerker Directie Handelspolitiek en Investeringsbeleid, Ministerie van Economische Zaken
mw. drs. J.H.J.J. MaasWoordvoerder voor de Minister van Ontwikkelingssamenwerking
dhr. M.F.T. Riemslag BaasBeleidsondersteuner, Ministerie van Economische Zaken
mw. R. Couwenberg-ClaesSecretaresse, Ministerie van Economische Zaken
  
Speciale adviseurs van de delegatie
  
dr. A.G. SchouwLid van de Eerste Kamer
mw. T.O. FierensLid van de Tweede Kamer
prof. dr. de HaanLid van de Tweede Kamer
ir. P.H. HofstraLid van de Tweede Kamer
dhr. S. van BennekomVertegenwoordiger niet-gouvernementele organisaties
  
(Gedeeltelijke) deelname vanuit Harer Majesteits Ambassade te Brasilia en vanuit het Consulaat-Generaal te Sao Paulo
  
drs. R.H. MeysBuitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur te Brasilia
drs. B.O.J.R. GlaubitzConsul-Generaal te Sao Paulo
dhr. J. MolenkampConsul te Sao Paulo
mw. drs. J. S. G. BihariHoofd Economische afdeling, Ambassade Brasilia
dhr. J.G. van de VoorenLandbouwraad, Ambassade Brasilia
Naar boven