29 650
Nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 20..)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 2 juli 2004

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende beantwoordt, acht de commissie de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij delen het standpunt van de regering dat de nieuwe wet de toonaangevende positie van Nederland op het gebied van vermeerdering en ontwikkeling van nieuwe rassen moet borgen, respectievelijk versterken.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Alvorens haar standpunt over dit voorstel te bepalen, willen zij een aantal opmerkingen over dit voorstel maken en een aantal vragen aan de regering stellen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Ze onderschrijven de doelstellingen van het wetsvoorstel zoals uiteengezet in de Memorie van Toelichting (MvT) en zien evenals de regering de noodzaak van deze nieuwe wetgeving.

H.1 Strekking en achtergrond van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat via dit wetsvoorstel een aantal Europese richtlijnen wordt geïmplementeerd. Zij vragen de regering aan te geven of er onderdelen zijn waarop het ontwerp verder gaat dan de minimale vereisten uit de richtlijnen en wat daarvan de reden is. Dit geldt vooral voor de wijze waarop de keuringen worden uitgevoerd en de kosten die daarvoor in rekening worden gebracht.

H.3 Ontwikkelingen die nopen tot herziening van de zaaizaad- en plantgoedwet

§ 4 Communautair kwekersrecht

De leden van de fractie van het CDA vragen zich af wat de ratio is van het feit dat wanneer een communautair kwekersrecht is verkregen, geen nationaal kwekersrecht meer kan worden verleend, terwijl de omgekeerde volgorde wel mogelijk is. Past dit binnen het streven om de toonaangevende positie van Nederland te beschermen? Wat zal er bijvoorbeeld gebeuren in het geval dat het communautaire recht komt te vervallen, moet dan een nieuwe procedure voor een nationaal recht worden gevoerd, zo vragen deze leden.

H.4 MDW-rapport «met recht gekweekt»

De leden van de fractie van het CDA lezen dat de regering aangeeft dat bij het bepalen van de tarieven, bijvoorbeeld voor het in behandeling nemen van aanvragen voor verlening van kwekersrecht, rekening zal worden gehouden met het rapport «Maat houden». Dat geldt ook voor de keuringsinstellingen. Uitgangspunt is kostendekkendheid en een rechtstreeks verband met de uitgevoerde werkzaamheden. Een van de ijkpunten in «Maat houden» is de vraag of de concurrentiepositie onaanvaardbaar wordt geschaad. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering zich in voorkomende gevallen zal laten leiden door dit ijkpunt en hoe zich dat verhoudt tot Europese regelgeving. Welke criteria zal de regering aanleggen om te bepalen of de concurrentiepositie onaanvaardbaar wordt geschaad?

H.5 Instelling van de Raad voor Plantenrassen en van keuringsinstellingen

De leden van de fractie van het CDA vragen zich af hoe kan worden bereikt dat de bij de uitvoering van de wet betrokken ZBO's hun werk verrichten op een transparante, inzichtelijke en heldere manier, conform de opmerkingen die de Algemene Rekenkamer in het meest recente rapport over rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) heeft gemaakt? Biedt het wetsvoorstel daartoe voldoende mogelijkheden?

De leden van de fractie van de VVD vragen welke rol het bedrijfsleven zal spelen in de Raad voor plantenrassen? Zal zij in staat zijn om invloed uit te oefenen op de beslissingen die de Raad neemt? Hoe zal de financiering van de Raad voor plantenrassen gaan plaatsvinden? Zal de voorgenomen instelling als zelfstandig bestuursorgaan van de Raad voor plantenrassen en keuringsinstellingen een vermindering aan administratieve lasten en regeldruk opleveren of bestaat de mogelijkheid dat er toch weer allerlei regels uit voortvloeien, zo vragen deze leden.

H.9 Het kwekersrecht

De leden van de fracties van het CDA en de VVD vragen zich af of artikel 57 voldoende mogelijkheden biedt om op te treden tegen de handel in illegale producten. Kan via dit artikel worden opgetreden tegen het op de Nederlandse bloemenveilingen aanbieden en voor de klok brengen van kwekersrechtelijk beschermde rassen, die zonder toestemming van de kwekersrechthouder zijn vermeerderd?

In het UPOV verdrag wordt het te koop aanbieden van teeltmateriaal immers heel duidelijk verboden, zo menen de leden van de fractie van de VVD.

H.10 Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De leden van de fractie van het CDA waarderen de inspanningen van de regering om via de modernisering van de wetgeving de administratieve lastendruk te verminderen. Deze leden betreuren het dat uiteindelijk niet een grotere reductie kan worden bereikt. In dit verband stellen zij de vraag welke mogelijkheden er zijn om het aandeel in de administratieve lasten van de keuringsinstellingen (9,2 miljoen euro per jaar, 82 procent van de totale administratieve lasten) te verlagen. Kan de regering aangeven of sprake is van een marktconform tarief? Wordt bijvoorbeeld op een aanvaardbare wijze omgegaan met overheadkosten?

De leden van de CDA-fractie zijn ook zeer geïnteresseerd in het antwoord op de vraag hoe de regering de Europese regelgeving op dit punt waardeert. Is er sprake van knellende richtlijnen? Zo ja, is de regering bereid in Europa aanpassing te bepleiten?

H.12 Handhavingsaspecten

De leden van de fractie van het CDA willen graag weten wat moet worden verstaan onder de zinsnede «voor ernstige overtredingen, waarbij ook andere belangen dan het recht van de kweker geschonden zijn» (MvT, p. 49). Zij vragen welke belangen, anders dan misbruik van reproductie zonder toestemming van de kwekersrechthouder, hier worden bedoeld.

H.13 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 25

De leden van de fractie van de ChristenUnie menen dat de minister van LNV eerder te kennen heeft gegeven dat hij de bescherming van plantgenetische bronnen en de toelating van genetisch gemodificeerde organismen niet nadrukkelijk wilde opnemen in het onderhavige wetsvoorstel, omdat deze wet zich moet beperken tot de technische voorwaarden voor het ontwikkelen, beschermen en in de handel brengen van plantenrassen.

In de MvT wordt opgemerkt dat het rassenregister in voorkomende gevallen een aparte aantekening dient te bevatten ten aanzien van de toelating van genetisch gemodificeerde rassen. Tot toelating van GMO's in Nederland kan pas worden overgegaan na een beoordeling op grond van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen, teneinde tegemoet te komen aan Europese Richtlijnen (2001/18/EG en 90/220/EEG (Pb EG L 106)).

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen met betrekking tot de toelating van GMO's of de bestaande en voorgestelde wetgeving voldoende is om ongewenste introductie van GMO's tegen te gaan. De voortgaande ontwikkelingen met betrekking tot GMO's vervullen de leden van de fractie van de ChristenUnie namelijk met zorg en daarom willen zij niet op enig moment geconfronteerd worden met GMO's die door eventuele mazen in wetgeving zijn geglipt.

Artikel 49

In artikel 49 is geregeld dat de keuringsinstelling ervoor moet zorgen dat teeltmateriaal dat niet aan de regels voldoet uit de handel wordt genomen. De leden van de fractie van het CDA menen dat er echter alleen naar de regels inzake toelating wordt verwezen en niet naar de regels inzake kwekersrecht. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe te handelen in het geval dat het een keuringsinstelling bekend is dat iemand zonder toestemming van de kwekersrechthouder heeft geproduceerd?

Artikel 59

De leden van de fractie van het CDA vragen de regering of het niet gewenst is, ter voorkoming van misverstanden en onduidelijkheden, de ontheffing van artikel 59 te schrappen en in plaats daarvan op al het zaad kwekersrecht te vestigen. Deze leden hebben de indruk dat door deze ontheffingsmogelijkheid een moeilijk te controleren en te handhaven situatie zal ontstaan.

Artikel 70

De leden van de CDA-fractie vragen waarom in artikel 70 niet onverkort wordt uitgegaan van de gebruikelijke fictie: ieder wordt geacht de wet te kennen, zodat al sprake is van bewust handelen bij overtreding van de wet.

De leden van de fractie van het CDA is ook niet duidelijk waarom in artikel 70, derde lid, wordt gesproken van het vorderen van winstafdracht in plaats van schadevergoeding.

Zij menen dat door cumulatie meer effect kan worden bereikt.

Artikel 72

De leden van de fracties van het CDA en de VVD vragen zich af waarom niet wordt gekozen voor één uniforme termijn van 30 jaar voor de bescherming van rassen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of een algemene beschermingsduur voor rassen van 30 jaar niet beter is voor het Nederlandse bedrijfsleven, gezien het feit dat er dan meer mogelijkheid is om investeringen terug te verdienen?

Advies Raad van State

De leden van de fracties van het CDA en de VVD vragen zich af waarom de regering het advies van de Raad van State, om het systeem van tuchtrecht te behouden, niet overneemt en waarom zij van mening is dat handhaving door tuchtrecht niet voor de hand ligt.

Zijn er binnen het geldende wetsvoorstel voldoende mogelijkheden, zo vragen de leden van de fractie van het CDA, om laakbaar gedrag binnen de beroepsgroep voldoende aan te pakken?

De voorzitter van de commissie,

Schreijer-Pierik

De griffier voor dit verslag,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Ondervoorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Slob (CU), Vendrik (GL), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Vacature (algemeen), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Vacature (CDA).

Naar boven