nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2007
In het Algemeen Overleg over de Netwerkaanpak van 5 juli 2007 is
gesproken over het proces van totstandkoming van de beleidsbrief, mede in
relatie tot de begrotingsbehandeling. Ik heb uw Kamer toegezegd in een brief
het proces nader uiteen te zetten.
Zoals u bekend (zie ook mijn brief over de Netwerkaanpak van 25 juni
jl. (Kamerstuk 29 644, nr. 77) worden op dit moment vier Landelijke Markt-
en Capaciteitsanalyses (LMCA’s) uitgewerkt: voor wegen, spoor, regionaal
OV en vaarwegen. De analyse voor vaarwegen is eerder gestart en kan al in
oktober 2007 tot beleidsconclusies leiden, die door de staatsecretaris met
de Kamer zullen worden gedeeld. De andere analyses worden in oktober afgerond
en kennen een sterke onderlinge samenhang. Deze samenhang is eigen aan het
door mij opgestarte traject van de Netwerkaanpak. Het streven is het systeem
van wegen en openbaar vervoer, met alle onderlinge relaties, overstappunten
en aansluitingen, als geheel beter te laten functioneren. Daarvoor wil ik
voorstellen uitwerken. Dat wil ik samen doen met de decentrale overheden na
het gereedkomen van de LMCA’s, dat per landsdeel in november is voorzien.
Ik hecht sterk aan deze bestuurlijke overlegronde, zeker in relatie tot de
regionale netwerkanalyses. Deze vormen met de landelijke analyses het fundament
van de Netwerkaanpak. De regionale en landelijke analyses dienen bijeen te
worden gebracht om gerichte beleidsconclusies en -prioriteiten te formuleren.
Gezien dit proces in de maanden oktober en november is het niet mogelijk
de beleidsbrief eerder dan begin december aan de Kamer te sturen. Ik stel
voor dat de brief uiterlijk in week 49 aan u wordt gestuurd.
De beleidsbrief geeft richting aan mijn beleid voor de komende jaren.
Daarover ga ik graag met de Kamer in debat. De Kamer heeft eerder aangegeven
de beleidsbrief te willen ontvangen voor de behandeling van de begroting van
mijn departement.
Met deze brief schets ik u dat de zorgvuldigheid van het bestuurlijke
en inhoudelijke proces afronding van de beleidsbrief niet eerder dan in week
49 mogelijk maakt. Ik geef de Kamer dan ook in overweging de begrotingsbehandeling
in december te plannen, eventueel gekoppeld aan het nota-overleg over het
MIRT. Dit mede met het oog op andere belangrijke dossiers binnen mijn ministerie,
zoals Anders Betalen voor Mobiliteit.
Het leek mij goed u deze informatie te verstrekken zodat u deze bij uw
afwegingen kunt betrekken.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings