29 643
Aanpak vrijplaatsen

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2004

De afgelopen maanden is er veel te doen geweest over situaties waarin sprake is van een ernstig handhavingstekort zoals die zich bijvoorbeeld voordoen op bepaalde woonwagencentra. Deze situaties worden in de media aangeduid als vrijplaatsen, daarom zal in deze brief ook deze term gebruikt worden. Rijk en lokale overheid slaan de handen ineen om het probleem van de vrijplaatsen gezamenlijk aan te pakken. Dit heeft er al toe geleid dat wij ieder vanuit onze eigen verantwoordelijkheid in overleg met de burgemeester van Maastricht hebben bijgedragen aan het oplossen van enkele knelpunten rond het woonwagenkamp Vinkenslag. Daarnaast is goede samenwerking opgestart met de burgemeesters van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (G4). Wij verwachten dat deze gezamenlijke aanpak leidt tot het effectiever en efficiënter oplossen van knelpunten. Juist doordat acties gecombineerd worden. De ervaringen en expertise die de samenwerking met deze vijf gemeenten oplevert, zal waardevol zijn voor andere gemeenten die een vergelijkbare problematiek kennen. Over de eerste resultaten en de borging daarvan, zal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren.

Bij de totstandkoming van het plan van aanpak dat u in deze brief wordt gepresenteerd, zijn eveneens de ministers van Justitie, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu betrokken. Deze brief ontvangt u samen met de brief die de staatssecretaris van Financiën u vandaag heeft gezonden over de onderzoeken bij de Belastingdienst naar contra legemhandelingen en vrijplaatsen.

Met dit plan van aanpak willen wij de samenleving laten zien dat de overheid werk gaat maken van de aanpak van vrijplaatsen en daadwerkelijk zichtbaar gaat optreden. Deze aanpak is een kwestie van lange adem, die begint met het stopzetten van onacceptabele gedoogsituaties. Overigens mag niet onvermeld blijven dat er ook «vrijplaatsbewoners/deelnemers» zijn die wel bereid zijn hun verplichtingen na te komen en die zich ook graag verlost zien worden van de status van vrijplaats.

Dit plan richt zich op woonwagencentra en bepaalde motorclubs, aangezien een aantal bestaande initiatieven op andere terreinen onverminderd doorgaan (zie verderop).

Gemeenten vervullen een centrale rol in de aanpak van vrijplaatsen en zelfs een hoofdrol waar het gaat om de aanpak van woonwagencentra. Zij hebben op verschillende terreinen belangen en zij kunnen samen met de politie de eventuele inzet van politie het beste beoordelen. In het kader van «Handhaven op Niveau» wordt de treinmetafoor gebruikt die de rolverdeling goed illustreert: de gemeente is de locomotief, de politie bezet de eerste wagon, de uitvoerende organisaties als Belastingdienst, UWV bezetten de tweede wagon, inspecties zoals de VROM-Inspectie en de Arbeidsinspectie de derde en het OM een vierde. Dat laat onverlet dat ook departementen een rol spelen, waar coördinatie en eventuele wetgevende activiteiten evenzeer van belang zijn. De aanpak van vrijplaatsen is een zaak van kabinetsbeleid in samenwerking met lokaal bestuur en niet (langer) een geïsoleerde activiteit van een afzonderlijk departement of afzonderlijke diensten. Daarom opteert het rijk voor een oplossingsgerichte aanpak van rijk en gemeenten.

1 Gezamenlijke aanpak met de G4 en Maastricht

Op 22 april 2004 is een overleg geweest tussen de burgemeesters van de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en Maastricht en de minister van BZK. Hier is afgesproken dat het rijk gezamenlijk met de G4 en Maastricht optrekt in de integrale aanpak van de vrijplaatsen. De burgemeesters geven hier voorrang aan om hiermee een eind te maken aan dit type «no go area». De minister van BZK coördineert de uitvoering en zal de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk over de voortgang informeren. De samenwerking is gericht op een snelle actie op die plekken waar de overheid haar zichtbare aanwezigheid moet versterken. Vervolgens zal de werkwijze geëvalueerd worden en zullen andere zaken worden aangepakt. De burgemeesters gaven aan behoefte te hebben aan actieve ondersteuning van de diverse betrokken rijksinstanties bij de aanpak van de vrijplaatsen. De samenwerking tussen rijk en steden is reeds gestart, de informatie wordt uitgewisseld om de randvoorwaarden te scheppen voor een snelle en daadkrachtige aanpak.

Deze aanpak laat onverlet dat de Belastingdienst en andere uitvoerende diensten of inspecties zelf het initiatief kunnen en zullen nemen om op lokaal niveau initiatieven tot samenwerking te ontplooien. Deze activiteiten zullen onderdeel uitmaken van de gezamenlijke strategie.

Kern van de aanpak is samenwerken en coördineren. Een van de mogelijkheden om dit vorm te geven is het sluiten van integrale samenwerkingsconvenanten tussen gemeenten, politie en uitvoerende diensten, met medewerking van het Openbaar Ministerie, waarbij het recent gesloten convenant met betrekking tot de aanpak van woonwagencentra tussen de gemeente Den Haag en de staatssecretaris van Financiën voor de Belastingdienst een voorbeeld kan zijn. Daarin worden bijvoorbeeld de informatieuitwisseling, het gezamenlijk opnemen van handhavingstekorten en van mogelijke bedrijfsmatige activiteiten geregeld. Ook is daar de afspraak gemaakt dat de Belastingdienst zich zowel bij het schouwen als bij het daadwerkelijk optreden met de eigen activiteiten, voegt naar het ritme van de gemeente. Dit geldt tevens voor de activiteiten van andere uitvoerende diensten en inspecties. Gedacht moet worden aan de invordering van landelijke en lokale belastingen en premies of de terugvordering van huursubsidie, kinderbijslag of bijstand. Reden hiervoor is het voorkomen van onnodige politie-inzet bij het in- of terugvorderen van kleine bedragen. Dat is niet doelmatig. Waar geen samenwerking nodig is, verrichten de uitvoerende diensten hun eigen activiteiten, zoals het opleggen van aanslagen of het behandelen van aanvragen voor uitkeringen en subsidies binnen hun eigen reguliere wettelijke en beleidskader.

2 Belemmeringen wegnemen

Onderdeel van de aanpak met de G4 en Maastricht is het wegnemen van gebleken belemmeringen. Zoals gezegd zal dit gebeuren onder de coördinatie van de minister van BZK. In twee eerdere bijeenkomsten1 is reeds een start gemaakt met de inventarisatie van de door uitvoerders gevoelde knelpunten en oplossingsrichtingen:

Gevoelde knelpunten

• handelingsvrijheid van de betrokken overheidsinstanties (bijvoorbeeld beperkingen bij het binnentreden van panden).

• collectief optreden door bepaalde groepen tegenover het per definitie op het individu gerichte instrumentarium van de overheid.

• gebrek aan handhavingscapaciteit.

• spanning tussen de hoeveelheid regelgeving en de uitvoeringspraktijk.

• gebrek aan bestuurlijke slagkracht (vooral bij kleinere gemeenten die onvoldoende kennis en mogelijkheden hebben om een vuist te kunnen maken) en bestuurlijk lef.

• gebrek aan transparantie / informatie over de situatie van de justitiabele.

• problemen met informatie-uitwisseling en onvolledige basisadministraties.

• het vergunningen- en/of handhavingsbeleid van gemeenten is niet altijd adequaat.

Opvallend is overigens dat in beide bijeenkomsten de redenen voor het handhavingstekort voor het overgrote deel binnen de overheid zelf worden gezocht en niet in de eerste plaats bij de justitiabelen.

Aangegeven oplossingsrichtingen

• de kernwoorden zijn samenwerking en coördinatie. Specifiek aandacht voor de positie van kleine gemeenten.

• regelgeving kritisch tegen het licht houden, meer doen aan uitvoering en minder aan beleid.

• herprioritering van de handhavingscapaciteit .

• ook wordt voor vrijplaatsen een quid pro quo benadering voorgesteld: als met de verzorgingsstaat samenhangende verplichtingen niet worden nageleefd, zouden ook de met die verzorgingsstaat komende rechten moeten kunnen vervallen. Anderzijds wil iedereen verre blijven van optreden dat «een politiestaat» meer zou passen. Preventief beleid kan het ontstaan van vrijplaatsen voorkomen, maar momenteel is in een aantal gevallen repressief optreden onvermijdelijk.

• verschil van mening bestaat er over de vraag in hoeverre de doelgroep zelf bij het oplossen van problemen moet worden betrokken. Enerzijds kan dit effectief zijn, maar anderen geven aan dat soms al te lang is gepraat.

• goede prioriteitsstelling, zowel de politiek als de handhavingsorganisaties moeten transparante keuzen maken.

• rugdekking bieden aan handhavers, bijvoorbeeld door middel van een «telefonische hulplijn» of een protocol dat aangeeft hoe om te gaan met bedreiging van een ambtenaar, bestuurder of politicus.

• kennis- en deskundigheidsbevordering van handhavingsmedewerkers.

• rekening houden met het feit dat handhaving op vrijplaatsen een kwestie is van lange adem, met name omdat de daarvoor noodzakelijke attitudeverandering heel veel tijd kost.

• actiever gemeentelijk vergunningen- en handhavingsbeleid.

• strengere – strafrechtelijke – aanpak bij onttrekkingen aan beslag is nodig.

• verbeteren van de kwaliteit van basisadministraties.

Ten aanzien van het wegnemen van belemmeringen zijn inmiddels de volgende afspraken gemaakt:

a. Alle betrokken ministers hebben verklaard dat de onderdelen waarvoor zij politieke verantwoordelijkheid dragen zonder meer meedoen aan het gezamenlijke plan van aanpak: Belastingdienst, Politie, Openbaar Ministerie, UWV, SVB, Arbeidsinspectie, VROM-Inspectie, CWI, dienst huursubsidie, RDW. Waar de inzet van bijzondere opsporingsdiensten – FIOD-ECD, SIOD en VROM-IOD – nodig is, wordt die gegeven en wordt er samengewerkt.

b. De minister van BZK heeft in het geval van Maastricht afspraken gemaakt over ondersteuning van politie rond het proces bij het woonwagencentrum Vinkenslag.

c. De ministers van BZK en van Justitie zorgen via de reguliere beheers- respectievelijk gezagslijnen en in overleg met de korpsbeheerders en het Openbaar Ministerie voor een actieve houding van de politiekorpsen bij de aanpak van vrijplaatsen, waarbij de benodigde prioriteitsstelling binnen het driehoeksoverleg zal plaatsvinden.

d. De minister van Justitie heeft toegezegd om daar waar wet- en regelgeving een adequate aanpak van overheidsvrijplaatsen tegengaan, hij deze wet- en regelgeving zal aanpassen. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke bevoegdheden voor handhavende diensten of aan de Wet op het binnentreden. Ook zal het traject «Rijk aan handhaving» faciliterend werken voor een blijvende aandacht voor het verschijnsel vrijplaatsen.

e. De minister van VROM zal de daarvoor in aanmerking komende gemeenten nadrukkelijk wijzen op de dringende noodzaak tot handhaving van VROM-regelgeving (bouwregelgeving inclusief brandveiligheid, bestemmingsplannen en milieuregelgeving) op woonwagencentra. De afronding van het normalisatieproces van de laatste 17 regionale woonwagencentra, onder verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen, gaat door. Zo wordt voorkomen dat de al behaalde resultaten, soms moeizaam bereikt, worden genegeerd.

f. Het recht op een uitkering moet in balans zijn met die situaties waarin sprake is van evidente en stelselmatige weigering om aan de bijbehorende verplichtingen te voldoen (het principe van quid quo pro). De minister van SZW heeft in zijn wetgeving deze mogelijkheid reeds geïntroduceerd. Hij zal de betrokken uitvoerders nadrukkelijk op deze mogelijkheid wijzen.

3 Verbreding van de aanpak

Mede naar aanleiding van de resultaten en leereffecten van de aanpak in de G4 en Maastricht zal de kennis die binnen de overheid aanwezig is over een integrale aanpak van vrijplaatsen worden verdiept en verspreid. Dit zal gebeuren door optimaal gebruik te maken van de bestaande (of binnenkort op te richten) structuren, zoals de kennisgroep integrale overheidshandhaving van de Belastingdienst, het nieuwe Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en het wettelijke Bibob-instrumentarium inclusief Bureau Bibob (Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur).

4 Aanvullende activiteiten

Eerder is al aangegeven dat de bestaande aanpak op een aantal terreinen door zal gaan. Het gaat hierbij om de integrale aanpak van illegale casino's, de prostitutiesector en katvangers. Tevens zullen de vier woonwagenpilots in Hoorn, 's-Hertogenbosch, Bergen op Zoom en Dordrecht, waarin de gemeenten, politie en de Belastingdienst nauw samenwerken, doorlopen. Bij deze pilots zal er waar nodig een nieuwe impuls worden gegeven, de aanpak en ervaringen met de pilots worden nog in 2004 geëvalueerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Er zijn twee bijeenkomsten geweest. Een met vertegenwoordigers van landelijke instanties (Belastingdienst, UWV, Arbeidsinspectie) en van regionale en lokale overheden (burgemeester, wethouder, politie-inspecteurs, medewerkers gemeentelijke en provinciale diensten). Een tweede bijeenkomst is binnen de Belastingdienst gehouden met een vertegenwoordiging van deurwaarders en invorderingsmedewerkers.

Naar boven