B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 8 maart 2004 en het nader rapport d.d. 16 april 2004, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de
Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 22 december 2003, no. 03 005310, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk
ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag van de Wereldorganisatie voor
de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT) (1996); Genève,
20 december 1996 (Trb. 1997, 318) en het Verdrag van de Wereldorganisatie
voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) (1996);
Genève, 20 december 1996 (Trb. 1997, 319), met toelichtende nota.
De twee verdragen hebben tot doel, het auteursrecht en de naburige rechten
aan te passen aan digitale ontwikkelingen. De Raad van State van het Koninkrijk
maakt opmerkingen over de status van de bij de verdragen horende interpretatieve
verklaringen. Hij is van mening dat in verband daarmee aanpassing van het
voornemen tot goedkeuring noodzakelijk is.
Tijdens de diplomatieke conferenties waarbij de beide verdragen zijn aanvaard
zijn door de Verdragsluitende Partijen een aantal zogenoemde interpretatieve
verklaringen bij de afzonderlijke artikelen van de verdragen overeengekomen;
deze verklaringen zijn inmiddels gepubliceerd in het Tractatenblad.1 De Raad maakt over deze verklaringen de volgende opmerkingen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 december
2003, no. 03.005310, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk
zijn advies inzake bovenvermelde verdragen rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 8 maart 2004, nr. W03.03 0532/I/K, bied ik
U hierbij aan.
a. Nu deze verklaringen niet zijn opgenomen in de verdragstekst maar kennelijk
wel beogen de verdragsluitende partijen te binden en tot de inhoud van de
verdragen behoren, is de Raad van mening dat de parlementaire goedkeuring
van de verdragen uitdrukkelijk ook de interpretatieve verklaringen dient te
omvatten. De Raad adviseert daartoe.
a. Gevolggevend aan het advies van de Raad worden de interpretatieve verklaringen,
die bij verschillende artikelen van beide verdragen zijn aanvaard door
de Diplomatieke Conferenties van 20 december 1996, betrokken in de parlementaire
goedkeuringsprocedure. Het betreft hier negen verklaringen bij het WIPO-auteursrechtverdrag
(Trb. 2003, 161) en tien verklaringen bij het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen
en fonogrammen (Trb. 2003, 162). De toelichtende nota is op dit punt aangevuld
(nieuwe paragraaf 4.4).
b. In de toelichting wordt bij de bespreking van enkele artikelen weliswaar
kort ingegaan op de daarbij behorende interpretatieve verklaringen, maar er
ontbreekt een passage waarin de status van deze verklaringen nader wordt toegelicht
en uiteengezet wordt waarom het nodig gevonden werd om zo veel verdragsbepalingen
van een interpretatieve verklaring te voorzien. De Raad adviseert, de toelichting
aan te vullen.
b. De Raad adviseert om in de toelichting nader in te gaan op de status
van deze verklaringen en aan te geven waarom het nodig werd geacht om deze
interpretatieve verklaringen op te nemen. Gelet hierop is in de toelichting
een nieuwe paragraaf 4.4 opgenomen.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoelde verdragen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met
het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken mij te machtigen
gevolg te geven aan mijn voornemen de verdragen met bijbehorende verklaringen,
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en
tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten
van Aruba.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot