29 630
Groene stroom

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 augustus 2004

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben een aantal vragen aan de minister van Economische Zaken voorgelegd over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Groene stroom»(kamerstuk 29 630).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 augustus 2004.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

B. M. de Vries

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van der Windt

1

Waarom is ervoor gekozen om geen ex ante onderzoek met verschillende beleidsvarianten uit te voeren bij de ontwikkeling van de MEP-regeling? Dit in tegenstelling tot wat is voorgeschreven in de Regeling Prestaties en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid?

De Regeling Prestaties en Evaluatieonderzoek is formeel van kracht geworden per 1 januari 2002. Echter, door de ruimte die deze regeling bevatte voor nadere invulling door de departementen is deze binnen het Ministerie van Economische Zaken nader uitgewerkt in een concrete evaluatierichtlijn en met ingang van 1 juli 2002 van toepassing verklaard.

Bij de start van de beleidsvoorbereiding voor de MEP-regeling in 2001 zijn verschillende varianten bezien en in een intern EZ-project uitgewerkt, waarmee wel aan de geest van de Regeling is tegemoetgekomen. De variant verplichting was reeds afgevallen omdat aan deze variant te veel nadelen kleefden. Voornaamste reden was dat een verplichting niet aangrijpt bij de kern van het probleem: het achterblijven van het aanbod bij de vraag door gebrek aan voldoende investeringsbereidheid en te lange procedures. Daarnaast ontbrak het op dat moment aan draagvlak in de markt, wat de handhaafbaarheid lastig maakt. Hierover is ook meerdere malen met de Tweede Kamer gesproken zoals ook het rapport van de Algemene Rekenkamer aangeeft.

2

De Rekenkamer constateert dat de taakafbakening tussen de verschillende toezichthouders in het begin niet duidelijk was en dat daardoor controle op de in- en verkoop van groene stroom door leveranciers ontbrak. Hoe komt het dat de controle hierop ontbrak? Door wie had die controle idealiter uitgeoefend moeten worden? Waarom heeft die instantie uiteindelijk de controle niet uitgevoerd? Waarom heeft het tot 1 januari 2004 geduurd om dit probleem op te lossen?

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bij het toezicht betrokken instanties waren bij aanvang van de markt voor groene stroom (1 juli 2001) op hoofdlijnen gedefinieerd in wet- en regelgeving. Dit betreft met name de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en de op deze wetten gebaseerde regelgeving. DTe was en is als toezichthouder op de elektriciteitsmarkt verantwoordelijk voor het toezicht op de inen verkoop van groene stroom door leveranciers. Omdat er geen aanwijzingen waren dat sprake was van misstanden met betrekking tot de in- en verkoop van groene stroom heeft DTe haar toezichthoudende rol op reactieve wijze vorm gegeven.

De liberalisering van de markt voor duurzame elektriciteit met daarbij het wettelijke systeem van groencertificaten waren bij aanvang van de liberalisering op 1 juli 2001 een nieuw fenomeen. In de loop van de tijd is de regelgeving verduidelijkt en aangevuld. Parallel daaraan is de Europese richtlijn «duurzame elektriciteit» geïmplementeerd. Het wetsvoorstel waarmee deze richtlijn is geïmplementeerd, is op 1 januari 2004 van kracht geworden. Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer is begin dit jaar een toezichtvisie «milieukwaliteit elektriciteit» opgesteld. Hierin zijn de taken van de verschillende toezichthouders nader gedefinieerd en verder op elkaar afgestemd en zijn de hoofdlijnen van de toezichthoudende taak van DTe in dit verband nader toegelicht.

3

Is het in de praktijk mogelijk geweest om twee keer dezelfde stroom te verkopen en hier dus ook twee keer een belastingvoordeel over te ontvangen? Zo ja, is er dan inzicht in welke mate waarin dit is voorgekomen? Zo nee, waarom niet?

Het is niet mogelijk geweest om twee keer een belastingvoordeel te ontvangen over dezelfde groene stroom. Om voor de toepassing van het fiscale voordeel conform artikel 36i lid 6 van de Wet belastingen op milieugrondslag in aanmerking te komen, dient een overeenkomstige hoeveelheid groencertificaten te worden afgeboekt. De Belastingdienst controleert of dit op de juiste wijze is geschied.

4

Waarom heeft de Minister van Financiën afgezien van een reactie op het rekenkamerrapport? Gezien de opmerkingen van de Rekenkamer over de ontbrekende controle van onder meer de belastingdienst is een reactie wel degelijk op zijn plaats.

De primaire verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën beperkt zich in deze tot de heffing en inning van de belasting op milieugrondslag, één van de instrumenten ter uitvoering van het beleid. Aangezien de conclusies en aanbevelingen geen betrekking hebben op dat aspect, heeft de Minister van Financiën aan de Algemene Rekenkamer laten weten zich van commentaar te onthouden.

5

In hoeverre wordt er bij de Europese Commissie nagedacht over het invoeren van een verplichtingenstelsel in heel Europa? Op welke termijn zou dit eventueel spelen?

De Commissie is voor zover mij bekend niet voornemens een verplichtingenstelsel in geheel Europa in te voeren. Ze laat het primair aan de lidstaten zelf om te beslissen hoe de toename van duurzame elektriciteit kan worden gerealiseerd. Het merendeel van de lidstaten heeft vooralsnog gekozen voor een «feed-in-tarif» (vergelijkbaar met de MEP), een grote minderheid heeft gekozen voor en (nationaal) verplichtingenstelsel. Uiterlijk 27 oktober 2005 zal de Commissie een rapport uitbrengen waarin de ervaringen weergegeven worden met de verschillende stimuleringsregimes en dat zo nodig vergezeld gaat van een voorstel voor een communautaire kaderregeling voor duurzame elektriciteit. Mocht het tot een kaderregeling komen, dan hebben de lidstaten in ieder geval nog 7 jaar overgangstermijn voor het bestaande instrumentarium.

6

De Minister acht bij stroometikettering een uitbreiding naar het land van herkomst van geïmporteerde groene stroom niet wenselijk. Is de Minister wel van mening dat ook van de geïmporteerde stroom moet worden aangegeven hoe deze is opgewekt?

Ja. In dit verband wijs ik op de per 1 juli jl. doorgevoerde wijziging van de Elektriciteitswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer. In artikel 95k is geregeld dat stroomleveranciers uiterlijk drie maanden na 1 januari van elk kalenderjaar informatie dienen te verstrekken over de opwekkinggegevens van de aan eindafnemers geleverde elektriciteit.

Bij ministeriële regeling zijn onder andere nadere regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop geïmporteerde elektriciteit moet worden vermeld1. Zo geldt voor geïmporteerde elektriciteit dat deze wordt gerubriceerd onder de desbetreffende opwekkingsbron.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Ondervoorzitter Crone (PvdA), Rouvoet (CU), De Vries (VVD), Voorzitter De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Egerschot (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GL), Duyvendak (GL), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vacature (CDA), Vergeer (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), Voorzitter Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), ten Hoopen (CDA), Slob (CU), van den Brink (LPF), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), de Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GL), de Vries (CDA), van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), van Gent (GL), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), de Ruiter (SP), van As (LPF), de Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD) en Weekers (VVD).

XNoot
1

Regeling afnemers en monitorring Elektriciteitwet 1998 en Gaswet (nr. WJZ 4043743).

Naar boven