29 621
Vermeende onregelmatigheden bij het ministerie van OCW

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2004

Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken rondom de onderzoeken die plaatsvinden naar aanleiding van de anonieme brief van «Verontruste ambtenaren OCW» aan de fractieleiders van PvdA, SP en GroenLinks, gedateerd 22 mei 2004. Over de aanpak van deze onderzoeken heb ik u geïnformeerd bij brieven van 28 mei 2004 (29 621, nr. 2) en 2 juni 2004 (29 621, nr. 3). In deze brief ga ik achtereenvolgens in op het onderzoek door de Algemene Rekenkamer, het onderzoek door Ploum Lodder Princen en een extra onderzoek dat ik het Ministerie van Financiën heb gevraagd uit te voeren.

Onderzoek door de Algemene Rekenkamer

Op 25 juni jl. heeft de president van de Algemene Rekenkamer mij bij brief (als bijlage bijgevoegd bij deze brief)1 medegedeeld dat de Algemene Rekenkamer instemt met mijn verzoek van 2 juni jl. tot het uitvoeren van een onderzoek naar de rechtmatigheid en het beheer van de personele uitgaven van het Ministerie van OCW. De Algemene Rekenkamer geeft daarbij aan over de resultaten van het onderzoek niet kort vóór het zomerreces te zullen rapporteren, zoals ik had verzocht, maar te streven kort ná het zomerreces te rapporteren over de resultaten van het onderzoek.

Onderzoek door Ploum Lodder Princen

In mijn brief van 2 juni jl. heb ik aangegeven dat ik Ploum Lodder Princen heb gevraagd uiterlijk 21 juni te rapporteren. Inmiddels is door mij besloten om de oorspronkelijke onderzoeksvraag uit te breiden, zodat tevens onderzocht kan worden in hoeverre ook de ambtsjubilea, de afkoop van vakantie-uren en de pensioenen van OCW- ambtenaren in schaal 16 en hoger overeenkomstig de bestaande regelgeving tot stand zijn gekomen. De bevindingen van dit aanvullende onderzoek zullen door Ploum Lodder Princen, gezamenlijk met de bevindingen van het tot dusverre verrichte onderzoek naar de benoemingen en beloningen, worden neergelegd in een rapport dat ik u zal aanbieden.

Onderzoek door het Ministerie van Financiën, directie Audit en Toezichtbeleid

Ik heb besloten om naast de onderzoeken door de Algemene Rekenkamer en door Ploum Lodder Princen nog een extra onderzoek te laten uitvoeren naar de werkwijze van de Accountantsdienst van het departement in de jaren 1999–2003 met betrekking tot de controle op de personele uitgaven voor in het bijzonder hogere ambtenaren en de toereikendheid van dit proces, met bijzondere aandacht voor de rol van de voormalige directeur van de Accountantsdienst daarin. De reden voor dit onderzoek zijn de aantijgingen in de brief van de «Verontruste ambtenaren OCW» dat de Accountantsdienst in de afgelopen jaren nooit zou hebben gekeken naar de apparaatskosten van OCW en dat de voormalig directeur van de Accountantsdienst de «boel zou hebben afgedekt door niet te (laten) controleren». Ik heb de directeur Audit en Toezichtbeleid (ATB) van het Ministerie van Financiën bereid gevonden dit onderzoek uit te voeren. Medio augustus 2004 zal de directeur ATB mij het rapport van bevindingen doen toekomen.

Ik vind het van belang om ten behoeve van het formuleren van mijn eigen conclusies en maatregelen de resultaten van de drie onderzoeken in samenhang te kunnen bestuderen en beoordelen. Dit betekent dat pas nadat ik kan beschikken over de resultaten van alledrie de onderzoeken, ik u deze, voorzien van een integrale reactie van mijn kant, zal doen toekomen. Ik verwacht dit vóór Prinsjesdag te kunnen doen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven