29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2018

Zoals verzocht in de regeling van werkzaamheden d.d. 24 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 77, Regeling van Werkzaamheden) geef ik een eerste reactie op de recente berichtgeving1, vooruitlopend op de brede brief ten behoeve van het aangevraagde debat (samen met de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming) over de overzichten waarin aangegeven staat welke Nederlandse moskeeën buitenlandse financiering hebben aangevraagd bij charitatieve instellingen in Saudi Arabië en Koeweit. In deze brief staat de informatiedeling met gemeenten centraal.

Ik ga eerst in op wanneer het Ministerie van SZW de informatie is gaan delen met gemeenten. De constatering dat de informatiedeling laat op gang is gekomen, is terecht. Het Ministerie van SZW is in september 2017 gestart met het vertrouwelijk informeren van alle betrokken gemeenten over de informatie van de twee overzichten uit Koeweit. Het Ministerie van SZW heeft met gemeenten vertrouwelijk de vaak summiere informatie uit de overzichten gedeeld. De gemeenten hebben – gezien het vertrouwelijke karakter – niet de integrale overzichten ontvangen, maar alleen die informatie vanuit de overzichten die van toepassing was voor hun gemeente. Het Ministerie van SZW is gestart met het delen van de meest recente informatie uit Koeweit, vanuit de gedachte dat dit de meest relevante informatie was voor gemeenten. Nadat bleek dat journalisten gemeenten hadden benaderd in november 2017, heeft het Ministerie van SZW besloten de resterende gemeenten versneld te informeren op basis van de nog beschikbare (verouderde) informatie, om te voorkomen dat gemeenten via de media worden geïnformeerd.

Ten tweede worden in de berichtgeving vijf gemeenten genoemd die geen informatie zouden hebben ontvangen van het Ministerie van SZW. Dat beeld herken ik niet. Vijf gemeenten zijn dan wel in september 2017 (informatie uit de Koeweit-lijsten), dan wel in november 2017 (informatie uit de oudere Saudi Arabië-lijst) geïnformeerd. Hierbij is benadrukt dat het om vertrouwelijke informatie ging, die niet mocht worden gedeeld. Eén van de vijf gemeenten zou conform destijds gemaakte afspraken niet direct, maar via een andere gemeente worden geïnformeerd; dat lijkt niet te zijn gebeurd. In meerdere gevallen was overigens los van deze officiële informatie-ronde al langer contact tussen mijn ministerie en de gemeenten over specifieke casussen. Ik zal met alle genoemde gemeenten contact opnemen, om uit te zoeken hoe het kan dat het beeld is ontstaan dat er geen informatie is gedeeld.

Ten slotte hecht ik eraan te benadrukken dat als er via diplomatieke correspondentie nieuwe overzichten of meldingen worden ontvangen over een aanvraag of toegekende financiering vanuit de Golfstaten, het Ministerie van SZW – zodra zij de beschikking heeft over deze overzichten – de betrokken gemeenten er over zullen informeren. Hier geldt dan uiteraard wel dat het te herleiden moet zijn op welke religieuze organisatie en welke gemeente deze informatie betrekking heeft. De verkregen informatie is niet in alle gevallen volkomen duidelijk, waardoor het nodig kan zijn eerst verder onderzoek te verrichten, voordat bepaald kan worden of en met wie bepaalde informatie kan worden gedeeld.

Meer in het algemeen geldt dat de beschikbare informatie beperkt is en bij elk individueel geval de vraag is of en hoe het ministerie en de gemeenten kunnen (en moeten) handelen op basis van de beschikbare informatie. De focus ligt met name op de aanpak van problematisch gedrag. Kennis over buitenlandse financiering kan daarbij een element zijn, maar dat hoeft niet. Er is geen standaard relatie tussen buitenlandse financiering en problematisch gedrag. Ik zal met de gemeenten in gesprek gaan om te onderzoeken hoe wij beter kunnen samenwerken en ons gemeenschappelijk handelingsperspectief kunnen versterken.

De recente berichtgeving bevestigt het belang van betrouwbare en transparante informatie over buitenlandse financiering van maatschappelijke en religieuze organisaties. Helaas moet ik dus constateren dat we daar op dit moment niet altijd over kunnen beschikken. In het regeerakkoord is daarom afgesproken in te zetten op het meer transparant maken van deze geldstromen. Een bredere reactie vanuit het kabinet op de mediaberichtgeving, ontvangt u voor het debat.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven