29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Tijdens de regeling van werkzaamheden van Uw Kamer op dinsdag 31 oktober 2017, heeft het lid De Graaf (PVV) verzocht om een brief waarin de Kamer wordt geïnformeerd over het beschikbare instrumentarium bij extremistische sprekers en over de casus El Alami. Voor informatie over de casus El Alami verwijs ik u naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden De Graaf en Wilders (beiden PVV) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mijzelf over het artikel «België zet haatprediker uit naar Nederland».1

Het Kabinet is er alles aan gelegen om extremistische sprekers te beletten hun extremistische ideeën te verspreiden. Dit onderwerp is daarom ook opgenomen in het regeerakkoord. Oproepen tot een gewapende strijd, geweld of haat zaaien tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Ook zijn er zorgen over gedragingen die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde en die als antidemocratisch en anti-integratief beschouwd worden.

In alle gevallen geldt dat bij verdenkingen van strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld het aanzetten tot haat of geweld, het Openbaar Ministerie vervolging kan instellen. Het beledigen van mensen of groepen om wie of wat zij zijn (art 137c Sr) is strafbaar. Om de ernst van het delict te benadrukken is het voornemen van de regering erop gericht de strafmaat voor haatzaaien (art 137d Sr) te verdubbelen van 1 naar 2 jaar.

Voor personen uit derde landen die een bedreiging voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid vormen – bijvoorbeeld omdat zij die oproepen tot haat of geweld – geldt dat het staand beleid is om hen geen visum te verlenen of om het visum in te (laten) trekken. Wanneer is vastgesteld dat de derdelander een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid wordt de persoon gesignaleerd in het Schengen Informatiesysteem (SIS) ter fine van toegangsweigering. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering alleen kan plaatsvinden indien er een actuele bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving bestaat.

Personen met de Nederlandse nationaliteit, zoals de heer El Alami, kan de toegang tot Nederland niet worden ontzegd. Om extremistische sprekers met een Nederlandse nationaliteit te verhinderen hun extremistische boodschap te verspreiden heeft het lokaal gezag beperkte mogelijkheden om preventief op te treden. In uitzonderlijke gevallen kan de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding uitkomst bieden. De wet maakt het mogelijk om, met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid, vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen. Bij de toepassing van de wet gaat het erom dat van een persoon, op basis van diens gedragingen, een dreiging uitgaat voor de veiligheid van Nederland. Dat deze wet effectief kan zijn in het voorkomen dat extremistische sprekers hun boodschap kunnen verspreiden blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag d.d. 23 november 2017 over de toepassing van de wet bij een extremistische spreker aldaar. De rechtbank oordeelde dat de Minister zich terecht op het standpunt stelt dat de gedragingen van de betrokken imam een gevaar vormen voor de nationale veiligheid en dat om die reden een gebiedsverbod terecht is opgelegd. 2

De overheid concentreert zich daarnaast op het weerbaar maken van de samenleving via de zogenoemde drie-sporen-aanpak (dialoog, aanspreken en handhaven) bij problematische gedragingen.3 Deze aanpak wordt door gemeenten toegepast in de context van omstreden sprekers die zich schuldig maken aan actieve onverdraagzaamheid of andere vormen van anti-integratief gedrag dat strijdig is met de uitgangspunten van de Nederlandse rechtsstaat. Het gaat hier bijvoorbeeld om een structurele dialoog tussen gemeente en gemeenschap om wederzijds duidelijk te maken welke gedragingen en uitingen als ongewenst beschouwd worden. Als het gaat om het voorkomen van het verspreiden van een intolerante boodschap ligt er ook een evidente rol voor de lokale gemeenschap. De gemeenschap kan een essentiële rol spelen bij het voorkomen van de verspreiding van extremistische boodschappen door dergelijke sprekers géén podium te bieden.

Het is belangrijk om te benadrukken dat grondwettelijke vrijheden zoals de vrijheden van godsdienst, meningsuiting en vereniging, in onze rechtsstaat voor iedereen worden beschermd. Deze vrijheden zijn niet onbeperkt. Zij vinden hun grens waar de vrijheden van anderen in het gedrang komen, wanneer wordt aangezet tot haat of geweld of als de veiligheid in het geding komt. Per geval moet een individuele afweging worden gemaakt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

(Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 810).

X Noot
2

ECLI:NL:RBDHA:2017:13597.

X Noot
3

Zoals verwoord in de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en

dynamiek», Kamerstuk 29 614, nr. 38.

Naar boven