Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2025
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 17 september verzocht het lid Bikker om
een brief over het optreden van het duo Bob Vylan op 13 september in Paradiso te Amsterdam.1 Met deze brief komen wij, mede namens de Minister van Asiel en Migratie, tegemoet
aan dat verzoek.
Wij stellen voorop dat in onze samenleving geen enkele plaats is voor uitingen die
aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Het kan nooit de bedoeling zijn dat mensen
zich onveilig voelen door uitlatingen tijdens optredens, of waar dan ook.
In individuele zaken is het in onze democratische rechtsstaat aan het Openbaar Ministerie
en de rechter om te oordelen of bepaalde uitingen strafbaar zijn. Het politieonderzoek
loopt nog en er liggen meerdere aangiftes. Vervolgens is het aan het Openbaar Ministerie
om te beoordelen of er zich strafbare feiten hebben voorgedaan en is het uiteindelijk
aan de rechter of een straf wordt opgelegd. Paradiso heeft in een verklaring gezegd
desgevraagd mee te werken aan het onderzoek van het Openbaar Ministerie.2
Het verbieden van optredens
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en
maakt daarin een eigen afweging. Het vooraf verbieden van een optreden door het lokaal
gezag is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden
of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst
van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie
met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende
middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief
de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur). Wel kan
de inhoud van uitingen het startpunt zijn van een keten van aanleidingen die leidt
tot ingrijpen door het lokaal gezag, zoals het verbieden van een optreden. Daarbij
heeft de burgemeester dan niet de uitlatingen zelf in gedachten, maar de objectiveerbare
vrees voor wanordelijkheden waar die toe kunnen leiden. Indien er geen vrees is voor
wanordelijkheden zal beoordeling achteraf plaatsvinden. Dat geldt ook voor deze casus.
Weren van vreemdelingen
Voor het weren van een vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale
veiligheid, bijvoorbeeld vanwege het uitdragen van extremisme, kan de vreemdeling
op grond van de Schengengrenscode de toegang tot Nederland (en het Schengengebied)
geweigerd worden door de Minister van Asiel en Migratie. Met een dergelijke maatregel
kan een vreemdeling – voordat hij Nederland tracht in te reizen – de toegang tot Nederland
(en het Schengengebied) geweigerd worden. Om over te kunnen gaan tot een dergelijke
maatregel, dient de IND over informatie te beschikken die hier voldoende grondslag
voor kan bieden. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van duidingen van de NCTV, ambtsberichten
van de AIVD en/of informatie uit de lokale driehoek. Eventuele rechterlijke uitspraken
worden vanzelfsprekend betrokken bij besluitvorming, binnen het geldende wettelijke
kader. Op individuele casuïstiek kan de Minister van Asiel en Migratie niet ingaan.
Tot slot
Het kabinet staat voor de vrijheid van meningsuiting en het verbod op censuur. De
culturele sector heeft hierin een bijzondere positie, door de verbondenheid van de
vrijheid van meningsuiting met het recht op artistieke expressie. Deze rechten zijn
waardevolle bouwstenen in een open en democratische samenleving. Bij artistieke expressie
ligt de grens van het toelaatbare hoog. Culturele instellingen, of dit nu (pop)podia,
musea of anderszins zijn, komt in dat licht een grote vrijheid toe bij het invullen
van hun programmering. Daarnaast staat voor het kabinet ook buiten kijf dat antisemitisme
en antisemitische uitlatingen bestreden moeten worden. Strafbare uitlatingen verdienen
opvolging. Dat vraagt om daadkracht maar ook om zorgvuldigheid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F. van Oosten
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Moes