Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
Recent was er media-aandacht voor het (wettelijk) waarborgen van het passief kiesrecht
voor vrouwen in Nederland. Omdat dit een belangrijk onderwerp is, en het wenselijk
is dat hierover geen onduidelijkheden rijzen, bericht ik uw Kamer graag als volgt.
De aanleiding voor genoemde media-aandacht was de publicatie van de conceptkandidatenlijst
van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). De Hoge Raad heeft in 2010 een uitspraak
gedaan, waarin staat dat de uitsluiting van vrouwen in politieke functies in strijd
is met het discriminatieverbod en met het passief kiesrecht, ongeacht religieuze overtuigingen.1 De Hoge Raad wees daarbij op de rol van de regering in het borgen van het passief
kiesrecht voor vrouwen.
Politieke partijen gaan zelf over het afwegingskader dat zij hanteren voor de totstandkoming
van de kandidatenlijst. Het is evenwel de taak van de Minister van Binnenlandse Zaken
om toe te zien op de eerbiediging van ieders grondrechten.
In een recent gesprek met de SGP heeft mijn ambtsvoorganger zich ervan willen verzekeren
dat er binnen die partij geen obstakels voor vrouwen zijn om als kandidaat op de kandidatenlijst
te komen en daarmee om het passief kiesrecht – het recht om gekozen te worden – te
realiseren. Op basis van dit gesprek heeft mijn ambtsvoorganger zich ervan vergewist
dat er bij de SGP voor vrouwen de mogelijkheid bestaat om zich kandidaat te stellen
en dat een weging of en welke vrouwen daadwerkelijk op de lijst terechtkomen en daarmee
verkiesbaar zijn, telkens een op zichzelf staande afweging per kandidaat is. De SGP
heeft afgelopen voorjaar de lokale afdelingen hierover geïnformeerd. De conclusie
uit het gesprek is dat het zijn van een vrouw deze weging niet kan en mag belemmeren
voor een plaats op de kandidatenlijst van de SGP.
De recente media-aandacht en het publiek debat over de borging van het passief kiesrecht
voor vrouwen roept wel de vraag op, of het kunnen uitoefenen van het passief kiesecht
door vrouwen voldoende wettelijk geborgd is. Ik zal daarom – mede gelet op het arrest
van de Hoge Raad – een verkenning doen binnen de volle breedte van het politieke bestel,
naar de wenselijkheid en mogelijkheid van (aanvullende) wettelijke borging van het
passief kiesrecht voor vrouwen. Daarbij zal ik uiterste zorgvuldigheid betrachten
en andere vrijheden zoals bijvoorbeeld het recht van vereniging betrekken en in acht
nemen. Ik zal uw Kamer eind 2025 informeren over de uitkomsten van deze verkenning.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart