Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2020
In oktober 2018 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een diplomatieke nota
ontvangen van de ambassade van Koeweit. In de nota heeft de ambassade laten weten
dat de Stichting Islamitisch Centrum Tawhied uit Roermond een aanvraag voor financiering
had ingediend in Koeweit. Het ministerie werd gevraagd aan te geven of er op- of aanmerkingen
waren ten aanzien van deze organisatie. Koeweit gaf met deze nota uitvoering aan bilaterale
afspraken over transparantie van financieringsaanvragen.
De diplomatieke nota is gedeeld met de betrokken ministeries en overheidsdiensten
die onderdeel zijn van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse
Financiering (hierna Taskforce). Ook de gemeente Roermond is geïnformeerd. Geconstateerd
werd dat er ten aanzien van de stichting Tawhied omstandigheden waren die nadere aandacht
behoefden omdat ze mogelijk een risico konden vormen. U bent hierover geïnformeerd
in de brief van 12 december 2018 (Kamerstuk 29 614, nr. 106) en in de brief van 11 februari 2019 (Kamerstuk 29 614, nr. 111).
Naar aanleiding van deze constatering is door de Taskforce een adviestraject gestart
met de gemeente Roermond en het stichtingsbestuur. Dit traject had als doel om de
geuite zorgen over mogelijke risico’s weg te nemen door heldere afspraken te maken
en daarmee een duurzame en transparante relatie tussen de gemeente en de stichting
te realiseren. Daarnaast is ingezet op het toelichten van de zorgen en het verminderen
van de ontstane onrust bij de verschillende betrokkenen.
Het adviestraject van de Taskforce is onlangs beëindigd. Geconcludeerd is dat de tussen
de gemeente en de stichting Tawhied gemaakte afspraken goed worden nagekomen en dat
de eerder geconstateerde omstandigheden die mogelijk een risico vormden daardoor zijn
weggenomen. Het blijft van belang dat het stichtingsbestuur de ingezette lijn vasthoudt
samen met de gemeente Roermond. Het stichtingsbestuur maakt daarnaast gebruik van
een ondersteuningstraject dat is aangeboden door het Ministerie van SZW. De ambassade
van Koeweit is overeenkomstig geïnformeerd over bovenstaande conclusie.
Met deze brief geven de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid opvolging aan de motie van de leden Karabulut en Segers (Kamerstuk
29 614, nr. 99) die de regering verzoekt informatie over buitenlandse financiering uit Golflanden
of elders zo snel mogelijk te delen met de Kamer en gemeenten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok