29 588
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VII) voor het jaar 2003 (slotwet)

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2003 wijzigingen aan te brengen in:

a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie.

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

B. BEGROTINGSTOELICHTING SLOTWET

Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten te verlagen met respectievelijk € 389,5 miljoen, € 83,9 miljoen en € 32,5 miljoen. De aansluiting van dit wetsvoorstel met de ontwerpbegroting en de vorige suppletore begrotingen 2003 is als volgt:

Tabel 1: Van ontwerpbegroting 2003 naar slotwet 2003 (bedragen x € 1 miljoen)

 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand ontwerpbegroting 200324 652 39924 766 6301 154 751
Nota van wijziging– 130 431– 136 1860
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 200324 521 96824 630 4441 154 751
Mutaties eerste suppletore begroting 2003706 442708 404150 928
Mutaties tweede suppletore begroting 2003430 599218 841– 19 900
Mutaties slotwet 2003 opgenomen in dit wetsvoorstel– 389 456– 83 937– 32 539
Stand rekening 200325 269 55325 473 7521 253 240

Algemene toelichting op de mutaties

Begrotingsmutaties zijn onder te verdelen in technische en niet-technische mutaties.

Tabel 2: Mutaties (bedragen x € 1 miljoen)

 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Technische mutaties– 9 098– 16 716626
Niet-technische mutaties– 380 358– 67 221– 33 165
Totaal slotwet 2003– 389 456– 83 937– 32 539

Technische mutaties zijn boekhoudkundig van aard en ontstaan voornamelijk door bijstellingen uit de aanvullende posten van het ministerie van Financiën en overboekingen van en naar andere departementen. Deze mutaties zijn voor het totaal van de rijksbegroting budgettair neutraal en worden in deze suppletore begroting niet toegelicht.

Bij niet-technische mutaties betreft het met name mee- en tegenvallers. Onderstaand volgt een toelichting op de niet-technische mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 1: Primair onderwijs

Op artikel 1 worden de uitgaven en ontvangsten verlaagd met respectievelijk € 25,1 miljoen en € 2,3 miljoen. Van de uitgaven is – € 30,5 miljoen en van de ontvangsten is – € 3,5 miljoen niet-technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutaties zijn:

• Een tegenvaller van € 14,1 miljoen voornamelijk door meeruitgaven voor gedeclareerde formatie. In de begroting wordt de per schooljaar verwachte gedeclareerde formatie genormeerd naar kalenderjaar omgerekend. Scholen zijn echter vrij in de besteding van de schooljaarformatie, waardoor afwijkingen van de raming kunnen optreden.

• Een meevaller van € 13,4 miljoen omdat de omvang van de betalingen aan het Participatiefonds lager is dan het in de begroting opgenomen budget. Dat komt vooral omdat de opslag die voor dat fonds aan de scholen wordt toegekend is verlaagd.

• Een meevaller van € 5,7 miljoen door een hogere vergoeding zwangerschapsverlof dan geraamd. Deels hangt dit samen met het feit dat in 2003 ook verrekeningen zijn gerealiseerd die betrekking hebben op daarvoor liggende jaren.

• Een meevaller van € 4,8 miljoen op de gemiddelde personeelslasten. Dit betreft een verschil tussen raming en realisatie van de componenten voor de gemiddelde personele lasten: algemene salarismaatregelen, pensioenen en sociale lasten, incidentele loonsomcomponent, bapo en toelagen en kortingen.

• Een meevaller van € 2,8 miljoen. In 2003 is over de afrekeningen van oude jaren minder nabetaald dan geraamd. In het kader van de aanvraag vaststelling rijksvergoeding, worden verstrekte voorschotten afgerekend. Dit leidt soms tot nabetalingen en soms tot vorderingen.

• Voor een versnelde implementatie van taal in de vve-programma's is in 2003 € 10 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is € 3,7 miljoen uitgegeven voor de ontwikkeling van producten en voorbereiding van de implementatie. In 2004 wordt € 6,0 miljoen uitgegeven.

• Binnen de middelen voor het participatiefonds voor flankerend beleid oalt (onderwijs in allochtone levende talen) is € 2,4 miljoen gereserveerd. Vanwege het feit dat laat overeenstemming met de organisaties is bereikt over het flankerend beleid is het budget in 2003 niet uitgeput, hoewel er wel bestuurlijke verplichtingen (rechten van werkenden is geregeld) zijn aangegaan.

De belangrijkste ontvangstenmutaties zijn:

• Een tegenvaller van € 8,0 miljoen door minder ontvangsten dan verwacht door vertraagde uitbetaling van het USZO voor uitkeringen ten behoeve van zwangerschapsverlof.

• Een meevaller van € 4,5 miljoen omdat er meer aan afrekeningen is gerealiseerd dan geraamd. Daarbij moet betrokken worden dat ook de uitgaven in het kader van de afrekeningen hoger zijn dan geraamd.

Artikel 2: Expertisecentra

Op artikel 2 worden de uitgaven en ontvangsten verlaagd met respectievelijk € 9,7 miljoen en € 1,4 miljoen. Van de uitgaven is – € 4,2 miljoen en van de ontvangsten is – € 1,4 miljoen niet-technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutatie betreft een tegenvaller van € 4,2 miljoen op de gemiddelde personele lasten. Deze overschrijding betreft een verschil tussen raming en realisatie van de componenten voor de gemiddelde personele lasten: algemene salarismaatregelen, pensioenen en sociale lasten, incidentele loonsomcomponent, bapo en toelagen en kortingen.

Er zijn geen ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 3: Voortgezet onderwijs

Op artikel 3 worden de uitgaven verlaagd met € 7,7 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 1,2 miljoen. Van de uitgaven is – € 7,2 miljoen en de ontvangsten + € 1,2 miljoen niet-technisch van aard.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op artikel 4 worden de uitgaven en ontvangsten verlaagd met respectievelijk € 62,1 miljoen en € 35,1 miljoen. Van de uitgaven is – € 18,8 miljoen en van de ontvangsten is + € 7,5 miljoen niet-technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutaties zijn:

• Een meevaller van € 17,9 miljoen door onderuitputting Europees Sociaal Fonds (ESF).

• In 2003 is € 2,7 miljoen aan dit artikel toegevoegd als reservering voor Schots-zaken. Dit bedrag is nog niet tot betaling gekomen. Wanneer dit gaat gebeuren is afhankelijk van de rechtsgang rond deze zaken.

• Een tegenvaller van € 6,0 miljoen als gevolg van afrekeningen correctiebetalingen over oude jaren aan bve-instellingen.

De belangrijkste ontvangstenmutatie is een meevaller van € 7,5 miljoen en bestaat voornamelijk uit afrekeningen en terugontvangsten uit oude jaren.

Artikel 5: Technocentra

Op artikel 5 worden de uitgaven en ontvangsten verlaagd met respectievelijk € 0,6 miljoen en € 9,1 miljoen. Van de uitgaven is – € 0,5 miljoen en van de ontvangsten – € 9,0 miljoen niet technisch van aard.

Er zijn geen uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

De belangrijkste ontvangstenmutatie betreft een niet ontvangen bedrag van € 9,1 miljoen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Dit bedrag staat nog bij het FES.

Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs

Op artikel 6 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 0,5 miljoen en € 60 000.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs

Op artikel 7 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 1,8 miljoen en € 0,3 miljoen.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid

Op artikel 8 worden de uitgaven verlaagd met € 0,2 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 0,1 miljoen.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 9: Onderwijspersoneel

Op artikel 9 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 1,0 miljoen en € 4,2 miljoen. Van de uitgaven is – € 2,7 miljoen en van de ontvangsten + € 0,1 miljoen niet-technisch van aard.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 10: Informatie- en communicatietechnologie

Op artikel 10 worden de uitgaven verlaagd met € 1,3 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 1,4 miljoen. Van de uitgaven is – € 2,2 miljoen en van de ontvangsten + € 0,4 miljoen niet-technisch van aard.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 11: Studiefinanciering

Op artikel 11 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 15,7 miljoen en € 0,2 miljoen. Van de uitgaven is + € 6,2 miljoen en van de ontvangsten + € 6,1 miljoen niet technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutaties zijn:

• Een tegenvaller van € 14,4 miljoen op de WSF door hogere omzettingen van prestatiebeursleningen in een gift.

• De uitgaven voor de tempobeurs komen € 10,9 miljoen hoger uit, vooral doordat er sprake is van meer achterstallig recht.

• Een tegenvaller van totaal € 8,2 miljoen op de WSF. Er zijn minder lesgeldvoorschotten verstrekt (– € 3,9 miljoen). De (relevante) uitgaven samenhangend met het verwerken van achterstallig recht komen € 7,6 miljoen hoger uit. Aan EU-studerenden is voor € 2,7 miljoen meer aan collegegeldtegemoetkoming verstrekt.

• Een meevaller van totaal € 14,6 miljoen op de reisvoorziening. Een groter deel van de uitgaven voor de ov-kaart blijkt onder het prestatiebeursregime te vallen, en leidt tot een meevaller op de relevante uitgaven van € 11,7 miljoen. De relevante uitgaven voor omzettingen van prestatiebeursleningen in een gift vallen € 2,6 miljoen lager uit.

• Een meevaller van totaal € 13,3 miljoen op de bol-beurs. De uitgaven aanvullende beurs in de beroepsopleidende leerweg zijn € 14,3 miljoen lager dan geraamd, doordat het aantal aanvullende beursgerechtigden bijna 4 700 lager is dan geraamd. Dit wordt zichtbaar in het percentage bol-deelnemers dat recht heeft op een aanvullende beurs: geraamd was 53,8% van de studenten, gerealiseerd is 51,7%. De basisbeursuitgaven in de beroepsopleidende leerweg zijn € 1,0 miljoen hoger dan geraamd.

De belangrijkste ontvangstenmutatie is een meevaller van € 6,2 miljoen op de kortlopende studieschulden.

Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Op artikel 12 worden de uitgaven verhoogd met € 9,7 miljoen en de ontvangsten verlaagd met € 2,6 miljoen. Van de uitgaven is + € 9,4 miljoen niet-technisch van aard en de ontvangsten geheel.

De belangrijkste uitgavenmutaties zijn:

• Een tegenvaller van € 10,1 miljoen op de TLO-regeling. Geraamd waren 5.00 TLO-toekenningen, terwijl uiteindelijk 14 300 toekenningen zijn verstrekt.

• Een tegenvaller van € 2,9 miljoen. De uitgaven voor TS17- vallen, zowel voor de toekenningen over het afgeronde schooljaar, als voor het lopende schooljaar iets hoger uit.

• Een meevaller van € 3,6 miljoen. Er is bij VO18+ sprake van € 2,8 miljoen minder toekenningen op het onderdeel achterstallig recht en € 0,8 miljoen minder reguliere toekenningen.

Er zijn geen belangrijke ontvangstenmutaties.

Artikel 13: Lesgelden

Op artikel 13 worden de ontvangsten verhoogd met € 0,2 miljoen. Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 14: Cultuur

Op artikel 14 worden de uitgaven verlaagd met € 1,0 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 2,8 miljoen. Van de uitgaven is – € 0,2 miljoen en van de ontvangsten is + € 0,5 miljoen niet-technisch van aard.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 15: Media

Op artikel 15 worden de uitgaven verlaagd met € 2,5 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 72 000.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 16: Onderzoek en wetenschappen

Op artikel 16 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 1,8 miljoen en € 0,1 miljoen.

Er zijn geen mutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 17: Nominaal en onvoorzien

Artikel 17 dient als intermediair totdat de exacte verdeling over de betrokken artikelen bekend is. Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

Op artikel 17 worden de uitgaven verhoogd met € 11,7 miljoen. Dit bedrag is geheel niet-technisch van aard. Er zijn geen mutaties op de ontvangsten.

De belangrijkste uitgavenmutatie betreft het overschot OCW in 2003 van € 66,8 miljoen. Dit overschot zal conform de begrotingsregels onderdeel uitmaken van de eindejaarsmarge van OCW. In de Voorjaarsnota 2004 wordt er over de eindejaarsmarge besloten.

Artikel 18: Bestuursdepartement

Op artikel 18 worden de uitgaven verlaagd met € 21,7 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 3,8 miljoen. Van de uitgaven is – € 24,7 miljoen en van de ontvangsten is + € 69 000 niet-technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutaties zijn:

• – € 10 miljoen voor de AIVD als bijdrage in de kosten van de verbouwing van het pand Europaweg. Deze middelen waren voor 2003 op de begroting gereserveerd, maar worden pas in 2004 uitgegeven. Door de bijdrage van OCenW was de AIVD bereid naar Zoetermeer te verhuizen.

• – € 4,1 miljoen voor de uitgaven van de Commissie Schutte in 2004. De betalingen van de accountants die ingezet zijn voor het onderzoek vinden plaats in 2004 in plaats van 2003.

• – € 3,2 miljoen voor decentraal flankerend beleid in 2004. Directies hebben gespaard voor de aanschaf van pc's in de Hoftoren. Uiteindelijk is gekozen voor een leaseconstructie, zodat een deel van het bedrag vrijvalt (€ 3,2 miljoen). Dit geld wordt ingezet voor flankerend beleid in 2004.

• – € 5,4 miljoen voor de uitkering van de eindejaarsmarge aan directies en voor lopende projecten in verband met de Hoftoren die nog niet opgeleverd zijn. Bij oplevering wordt bekeken of de afspraken zijn nagekomen zodat het tot betaling kan komen.

Er zijn geen ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 19: Inspecties

Op artikel 19 worden de uitgaven verlaagd met € 2,6 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 9 000. Van de uitgaven is – € 2,9 miljoen niet-technisch van aard.

De belangrijkste uitgavenmutatie betreft het tekort van € 2,6 miljoen in 2002 van de onderwijsinspectie voor de versnelling van de reorganisatie. In 2003 kon dit bedrag worden verwerkt op het budget uit de voorziene kosten voor de reorganisatie.

Er zijn geen ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 20: Adviesraden

Op artikel 20 worden de uitgaven verlaagd met € 1,2 miljoen. Er zijn geen mutaties op de ontvangsten.

Er zijn geen uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 21: Uitvoeringsorganisaties onderwijs

Op artikel 21 worden de uitgaven verhoogd met € 3,6 miljoen. Van de uitgaven is – € 0,2 miljoen niet-technisch van aard. Er zijn geen mutaties op de ontvangsten.

Er zijn geen uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.

Artikel 22: Uitvoeringsorganisaties cultuur

Op artikel 22 worden de uitgaven en ontvangsten verhoogd met respectievelijk € 5,8 miljoen en € 3,5 miljoen. Van de uitgaven is – € 0,4 miljoen niet-technisch van aard. Er zijn geen belangrijke mutaties.

Artikel 23: Uitvoeringsorganisaties wetenschappen

Op dit artikel hebben geen mutaties plaatsgevonden.

Agentschappen

Voor een toelichting op de baten-lastendiensten CFI en RAD wordt verwezen naar het departementaal jaarverslag 2003.

Naar boven