Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29575 nr. 17 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29575 nr. 17 |
Vastgesteld 26 maart 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, de vaste commissie voor Economische Zaken2 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 hebben op 6 maart 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van LNV van 8 oktober 2007 met de Overheidsvisie Bio-based Economy in de Energietransitie (29 575, nr. 16). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Waalkens (PvdA) complimenteert het kabinet met de visie op bio-based economy. Nederland moet de kansen voluit aangrijpen en een koploperspositie verwerven.
– Nederland dient zich ook Europees in te zetten voor heldere duurzaamheidscriteria voor de inzet van biomassa. Het moet daarbij niet alleen gaan om de levenscyclusanalyse, maar ook om sociaaleconomische en culturele aspecten.
– De kosten van fossiele brandstoffen worden onvoldoende geïnternaliseerd. Ook om die reden is een verdere vergroening van het belastingstelsel wenselijk.
– De eerste generatie biobrandstoffen verdient verbetering. De grootste winst moet echter behaald worden met de tweede en derde generatie. Bioraffinage biedt in dezen grote mogelijkheden. De knelpunten bij de afzet van groen gas moeten worden weggenomen. Zowel de input van de vergistingsinstallaties als de output van digestaat vraagt om maatregelen.
– Het transitieproces past goed in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU. Over de hervorming van de suikermarktverordening zijn afspraken gemaakt. De afbouw van oude productiesystemen moet parallel lopen met het infaseren van investeringen in bioraffinage, bio-ethanol. Is het mogelijk om de beschikbare budgetten hiervoor te gebruiken?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) begrijpt dat de visie zich vooral richt op de energievoorziening, maar vindt dat het kabinet ook oog moet hebben voor een integrale visie op bio-based economy. Nederland heeft, mede gezien het relatief geringe landbouwareaal, vooral kansen in de duurzame industriële ontwikkeling. Selectieve stimulering van de productie van materiaal uit een geïntegreerde bioraffinaderij kan Nederland doen uitgroeien tot een koploper.
– De Europese Commissie heeft een belangrijke aanzet gegeven met het Lead Market Initiative. Hoe zal het kabinet het Platform Groene Grondstoffen daarop laten aansluiten? De belemmeringen op het gebied van de overgang van afvalstof naar grondstof moeten worden weggenomen.
– Er is te weinig stimulering voor groene grondstoffen, bijvoorbeeld uit bioraffinage. Grote industrieën als DSM dreigen om die reden uit Nederland te vertrekken. Selectieve en gerichte ondersteuning is nodig. De SDE-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie) is nog te veel gericht op bestaande technologieën.
– De prijs van industriële suiker is een struikelblok voor de ontwikkeling van de fermentatiesector. Het kabinet dient de door de Europese Commissie aangekondigde maatregelen zo snel mogelijk te treffen.
De heer Atsma (CDA) dankt het kabinet voor de visie op de groene economie en ziet kansen voor het bedrijfsleven en voor het milieu.
– Er moet volop worden ingezet op tweede generatie biobrandstof, ook om de concurrentie met voedselproductie te verminderen.
– De ruimte voor industriële verwerking van suiker als grondstof voor de groene economie is op dit moment beperkt vanwege de te hoge prijs. Het is een kwalijke zaak dat bedrijven hierdoor Nederland verlaten.
– In de VS wordt het toepassen van grondstoffen voor de groene economie sterk gestimuleerd. Ook bij de inkoop wordt daarmee rekening gehouden. Nederland dient dat voorbeeld te volgen.
– Voor de omzetting van bepaalde producten zijn genetisch gemodificeerde organismen noodzakelijk. Een gepast gebruik van ggo’s ten bate van de groene economie is wenselijk. Voorkomen moet worden dat industrieën uit Nederland verdwijnen, omdat de ggo-regelgeving in de VS daarop beter toegespitst is.
– Er dient een Europese standaard te komen voor producten uit de groene economie. Nederland moet in de formulering van zo’n standaard een voortrekkersrol spelen. Overigens moet een wereldwijde standaard worden bevorderd.
– Er is 58 mln. beschikbaar voor de komende vier jaar. Waar zal het geld aan worden uitgegeven? Op welke wijze zal Nederland profiteren van de Europese inzet van meer dan 4 mld.?
De heer Polderman (SP) juicht het toe dat er in breder verband nagedacht wordt over de bio-based economy.
– De huidige biobrandstoffen leveren weinig tot geen milieuwinst op. Het mag niet zo zijn dat in Nederland mensen auto rijden ten koste van voedsel voor de derde wereld. Oplossingen voor het energieprobleem moeten gezocht worden in besparing en in betere benutting van zonne-energie. De tweede generatie biobrandstof dient aan de hoogste duurzaamheidscriteria te voldoen.
– De minister van LNV streeft ernaar om het gebruik van snoeihout als brandstof te bevorderen. Een oerbos bestaat voor meer dan 50% uit dood hout, dat het begin van nieuw leven vormt. Voorzichtigheid is hier dus geboden.
– De opkomst van plastics en andere op aardolie gebaseerde kunststoffen is iets van de laatste halve eeuw. Daardoor verdrongen producten als vlas, hennep en brandnetel verdienen hernieuwde aandacht. De innovatie in bijvoorbeeld de textielbranche moet weer op gang worden gebracht. Kan een overzicht worden gegeven van de belemmeringen?
– Een Nederlandse industrieel ontwerper is bezig met een alternatief voor verpakkingen van bloembollen. Hij wil van kunststof naar karton, maar de verpakkingsindustrie heeft geen belangstelling. Welke rol kan de regering in dezen vervullen?
– De prioriteiten moeten helder worden gesteld. Voedselzekerheid moet voorop blijven staan.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat de ontwikkeling naar een bio-based economy ook gezien kan worden als een groene industriële revolutie. De Overheidsvisie Bio-based Economy in de Energietransitie is een belangrijk document voor het hele kabinet. Het ligt aan de basis van de toekomstagenda van het kabinet. Zonder een bio-based economy zullen de klimaatdoelstellingen niet worden gehaald. De subtitel van de visie «De keten sluiten» geeft aan waar het om gaat: het optimaal gebruik van reststromen, onder andere uit de agribusiness, opdat geen waardevolle stoffen verloren gaan. Uit de reststromen kunnen hoogwaardige producten, elektriciteit en transportbrandstof worden gemaakt. De overheidsregels, de overheidsruimte, de stand van de wetenschap en de praktijk moeten horizontaal sluiten.
– In Europees verband zal worden bekeken wat de mogelijkheden zijn om de toepassing van suiker als grondstof voor de bio-based economy te stimuleren en om te voorkomen dat industrieën Europa verlaten vanwege de hoge suikerprijs.
– De kans op het dilemma voedsel of brandstof zal worden geminimaliseerd. Als de vraag toch onverhoopt moet worden gesteld, zal onverkort worden gekozen voor voedselproductie.
– De eerste generatie biobrandstoffen is nodig om de ontwikkeling van de tweede en derde generatie te realiseren. De samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven wordt gestimuleerd, opdat de eerste generatie zo snel mogelijk kan overgaan in de tweede.
– Het Lead Market Initiative geeft richting aan het versterken van kansrijke markten, zoals de bio-based economy, binnen de EU.
– De beleidsagenda van de overheidsvisie bevat een aantal voorstellen tot uitwerking van initiatieven die de Commissie noemt. Met het project Launching Customer wordt innovatie en duurzame productie een kans geboden om naar de markt te gaan.
– Wageningen Universiteit doet onderzoek en heeft al veel onderzoek gedaan naar de potenties van groene grondstoffen, waaronder hennep. Waar mogelijk, vindt toepassing plaats.
– Er is in beginsel 80 mln. beschikbaar voor de beleidsagenda en dus onder andere voor stimulering van groene grondstof uit bioraffinage. Aan de verdeling van het geld wordt samen met het bedrijfsleven en de wetenschap gewerkt. De beleidsagenda wordt zo praktijkgericht en effectief mogelijk ingevuld.
– Het bedrijfsleven wordt regelmatig gevraagd waar het belemmeringen tegenkomt. De geconstateerde belemmeringen voor nieuwe toepassingen worden in samenspraak zo effectief mogelijk weggenomen.
– In de ontwikkeling richting tweede generatie biobrandstoffen wordt vaak gebruikgemaakt van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Moeilijk afbreekbare plantenresten kunnen daarmee worden omgezet in bio-ethanol. Ook worden ggo’s gebruikt bij de productie van fijnchemicaliën. Voor plantaardige ggo’s wordt het «ja, mits»-principe gehanteerd. Er worden strenge eisen gesteld met het oog op de risico’s voor mens, dier en milieu. Het onderzoeksprogramma Netherlands Genomics Initiative krijgt voor vijf jaar een vervolg, hetgeen kansen biedt voor de industriële biotechnologie. Er zit ook een toepassing in voor groene biotechnologie met het oog op veredelingstechnieken en non-food toepassingen. Ggo’s voor non-food toepassingen stuiten Europees gezien op minder weerstand. Samen met kennisinstellingen voert de overheid een eerste analyse uit van de mogelijke bijdrage van ggo’s aan de bio-based economy.
– Dood hout wordt zo veel mogelijk ingezet voor hoogwaardige toepassingen. Voor de korte termijn moet echter ook een alternatief voorhanden zijn.
– Een overzicht van de belemmeringen voor zogenaamde «oude teelten» zal de Kamer schriftelijk worden verstrekt.
De minister van Economische Zaken meent dat met de bio-based economy verder moet worden gekeken dan de energievoorziening. Met de coproductie van materialen, brandstof en energie kan economische waarde worden vrijgemaakt. Nederland heeft de competentie om die waarden te ontsluiten. Die kansen op innovatie kunnen slechts door samenwerking worden benut, met als sleutelsectoren logistiek, chemie en agrosector.
– Het kabinet zet met name in op het stimuleren van nieuwe consortia van partijen uit de sectoren die samenwerken aan het ontwikkelen van nieuwe technologieën en hoogwaardige producten op basis van duurzame biomassastromen. Bioraffinage is daarbij een sleuteltechnologie.
– In het kader van Schoon en zuinig wordt een road map ontwikkeld, gericht op het halveren van de CO2-uitstoot in 25 jaar.
– Voor het innovatieprogramma van de chemie is onlangs 52 mln. voor 2008–2011 vrijgemaakt. Hierin worden diverse initiatieven genoemd, zoals het polymeerinnovatieprogramma, de road map procesintensivering, B-Basic, het Kluyver Centrum en het CatchBio-programma. De papier- en kartonindustrie heeft de ambitie om binnen de hele keten de inzet van fossiele brandstoffen te halveren. Er zijn vijf innovatieprogramma’s opgesteld.
– DSM maakt gebruik van Amerikaanse subsidies voor de ontwikkeling van nieuwe enzymen. Samen met Shell en de TU Delft wordt een soortgelijk initiatief in Nederland ontwikkeld. Er worden ook de nodige investeringen in nieuwe installaties gedaan. Het resultaat van onderzoek elders kan overigens ook ten goede komen aan productieprocessen in Nederland.
– De Nederlandse initiatieven sluiten goed aan op het Europese initiatief, dat zich nog in de fase van uitwerking bevindt.
– Een aantal EU-definities maakt het moeilijk om afvalstoffen als grondstof te hanteren. Met het oog daarop wordt er inmiddels gewerkt aan herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen.
– In het zevende Europese kaderprogramma is het thema Knowledge-based bio-economy opgenomen met een budget van 1,9 mld. voor 2007–2013. Van de 188 Nederlandse projecten zijn er 64 goedgekeurd. Met die 34% en 23 mln. scoort Nederland Europees gezien heel goed.
– Het is belangrijk dat groen gas verhandelbaar is. De Gasunie heeft het initiatief voor certificering genomen. Bezien wordt of dit wettelijk geregeld moet worden.
– De commissie-Cramer heeft duurzaamheidscriteria voor biomassa opgesteld. De Europese Commissie heeft een deel daarvan overgenomen in het voorstel voor de richtlijn hernieuwbare energie. De duurzaamheidseisen hebben betrekking op broeikasgasreductie, behoud van koolstofvoorraden en behoud van biodiversiteit. De richtlijn moet vóór maart 2010 in nationale wetgeving worden overgenomen. Bedrijven mogen vrijwillig striktere eisen hanteren, maar dit mag niet opgelegd worden. Nederland zal in lijn met de Cramercriteria vragen om rapportage over de bredere milieuaspecten en de sociale aspecten. Ook de indirecte effecten, zoals de verandering van het landgebruik moeten in kaart worden gebracht.
– De verantwoordelijkheid voor het opzetten van certificeringssystemen ligt bij bedrijven, samen met andere stakeholders. De Europese Commissie beoordeelt in samenspraak met de lidstaten of de ontwikkelde systemen accurate gegevens leveren voor de toetsing van duurzaamheid.
– De suikerverordening biedt wel degelijk de mogelijkheid om de chemie tegemoet te komen. Daar ligt een taak voor Europees commissaris Fischer-Boel. De Nederlandse regering dringt er in ieder geval sterk op aan.
– Zonder nadere informatie over de industrieel ontwerper die bezig is met een verpakkingsontwerp kan niet op de casus worden gereageerd.
– De minister van LNV zal een overzicht verstrekken van de belemmeringen rond de teelt van «oude gewassen».
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Schreijer-Pierik
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Kraneveldt-van der Veen
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Koopmans
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Berenschot
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).
Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29575-17.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.