29 575
Duurzame energie en energiebesparing

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2004

Aanleiding

Hierbij bied ik u het rapport «Innovatie in het energiebeleid»1 aan. Hiermee voldoe ik aan de toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 12 februari 2004 aan de Kamer om u te informeren over de voortgang van de energietransitie en daarbij ook de samenhang met het huidige beleid voor duurzame energie, energiebesparing en innovatie aan te geven. Verder zie ik het rapport als invulling van de aangehouden motie Samsom/Vendrik (28 241/25 026, nr 10) over het actieplan duurzame energie technologie in Nederland en als inhoudelijke reactie op de motie De Krom/Spies (29 200XI, nr. 41), over de verdeling van middelen over het energie-onderzoek.

Mijn toezegging om inzicht te bieden in de kosten van wind op zee, motie De Krom/Hessels (28 241/25 026, nr 14), acht ik met dit rapport en het bijgevoegde ECN-rapport2 over de kosten van wind op zee tevens ingelost. Het toegezegde overzicht over de ontwikkeling van de MEP-budgetten kan ik nog niet leveren omdat op dit moment nog onvoldoende meetgegevens beschikbaar zijn van de installaties die voor MEP in aanmerking komen. Deze meetgegevens zijn nodig om de subsidie-uitgaven te kunnen vaststellen. Ik verwacht eind juni over voldoende gegevens te beschikken. Ik ben daarom voornemens u het toegezegde overzicht in juli a.s. toe te sturen, zo mogelijk met de resultaten van de tussenevaluatie van de MEP.

Energietransitie en groeivermogen

Een voorzieningszekere, schone en efficiënte energiehuishouding is een absolute randvoorwaarde voor duurzame economische groei op de lange termijn. De transitie-aanpak draagt bij aan een hogere effectiviteit van het beleid en creëert belangrijke kansen op innovaties.

Als we op deze manier aan de slag gaan dan hebben we niet alleen een grotere kans op de oplossing van een aantal hardnekkige duurzaamheidproblemen, maar ook op het genereren van innovaties die onze economie structureel helpen versterken. Wat de economische consequenties van de transitie-aanpak zullen zijn, kan ik in dit stadium nog niet precies zeggen. Wel ben ik ervan overtuigd dat deze aanpak zal leiden tot het op den duur beschikbaar komen van kosteneffectievere oplossingen voor een duurzaam energiesysteem dan met het huidige beleid mogelijk is. De Nederlandse burger zal daarvan kunnen profiteren. Daarnaast ontstaan er een groot aantal innovatiekansen, waar het Nederlandse bedrijfsleven in dubbel opzicht gebruik van kan maken: als producent en als gebruiker. Beide elementen vormen een versterking van onze concurrentiepositie.

Inhoud rapport

Er is een nieuwe impuls nodig om op termijn een duurzame energiehuishouding te verwezenlijken. Werkelijke veranderingen komen alleen tot stand door systeemveranderingen, waarbij samenwerking tussen veel stakeholders noodzakelijk is. De transitie-aanpak vormt hier het antwoord op.

Hoofdstuk 2 en 3 van het rapport «Innovatie in het Energiebeleid» beschrijven deze nieuwe aanpak voor het lange-termijn energiebeleid en de resultaten tot nu toe. Daarna wordt ingegaan op welke doelen ermee bereikt kunnen worden (hoofdstuk 4) en welke nieuwe rol van de overheid hierbij wordt gevraagd (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 van het rapport beschrijft de samenhang tussen de transitieaanpak en het lopende beleid voor duurzame energie, energiebesparing en CO2-emissiebeperking, voor de periode tot 2010 en daarna. Daarbij wordt ook ingegaan op de kosten van de optie wind op zee. Het rapport «Innovatie in het Energiebeleid» wordt afgesloten met de actiepunten voor de komende jaren.

Stand van zaken

De afgelopen twee jaren hebben bedrijfsleven, kennisinfrastructuur en maatschappelijke organisaties het voortouw genomen bij het antwoord op de vraag hoe een duurzame energiehuishouding kan worden ontwikkeld. De overheid vervulde hierbij vooral de rol als regisseur van het proces.

De marktpartijen hebben strategische ambities voor 2020 geformuleerd en hebben tevens aangegeven hoe die bereikt zouden kunnen worden (transitiepaden). Ook is een begin gemaakt met de uitwerking van de eerste stappen (experimenten) op weg naar realisatie van de gestelde ambities1.

De overheid heeft het resultaat van dit consultatieproces met de markt gebundeld tot een vijftal hoofdroutes waarlangs die transitie zou kunnen plaatsvinden. Het huidige beleid gericht op het stimuleren van de productie van duurzame elektriciteit is één van deze hoofdroutes.

Met genoemde hoofdroutes geeft de overheid aan welke richting zij de komende jaren wil volgen. Zij biedt zo houvast aan de markt om hierbinnen zelf initiatieven te ontwikkelen, op grond van eigen marktanalyse, ambities en ondernemerschap. Het beleid en de aanpak van knelpunten in het beleid zullen de komende jaren steeds meer geconcentreerd worden op deze routes. De invulling van de onderzoeksactiviteiten, die op dit moment loopt, is daar een voorbeeld van.

Voor het halen van de EU-doelstellingen voor duurzame elektriciteit voor 2010 ben ik in sterke mate afhankelijk van de implementatie van bestaande opties, zoals de uitvoering van het kolenconvenant (biomassa) en de totstandkoming van windenergie (op land en op zee). Om de implementatie van deze opties te versnellen zal ik mij inzetten om de externe kosten van fossiele brandstoffen in de elektriciteitsprijzen te internaliseren en de lange duur van procedures rond windenergie- en biomassaprojecten te verminderen. Voorts wil ik de kosteneffectiviteit van wind op zee verbeteren door de leercurve van wind op zee te versnellen. Het is daarom van belang om innovaties te stimuleren en een start te maken met wind op zee.

Vervolg

De komende jaren zal ik de transitie-aanpak in nauwe consultatie met de markt verder uitbouwen en het draagvlak ervoor vergroten. Ook zal ik mij sterk maken voor experimenteerruimte om de wenselijke innovaties een kans te geven en het overheidsinstrumentarium er zoveel mogelijk op afstemmen.

Daarnaast wil ik verder werken aan een Europees draagvlak voor deze aanpak. De knelpunten, waar wij bij de invulling van onze eigen doelstellingen mee worden geconfronteerd zijn namelijk niet uniek voor Nederland, maar gelden in meer of mindere mate voor alle lidstaten. Het zal ook de Europese innovatieagenda van nieuwe impulsen voorzien.

Ik zal de Kamer regelmatig informeren over de voortgang van het transitiebeleid. In september zal een gezamenlijk advies van de VROM-raad en de Algemene Energieraad over dit onderwerp worden uitgebracht.

Ik zie deze nieuwe aanpak als een impuls voor het vernieuwen van het bestaande beleid, maar ook als een manier om de kosteneffectiviteit van het huidige beleid door innovatieve toepassingen te verbeteren. Ik voel mij daarin gesterkt door de positieve reacties uit de markt zelf.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Bijlagen:

1. Rapport «Innovatie in het energiebeleid».

2. ECN-rapport «Schatting van de kostenontwikkeling van offshore windenergie in Nederland en de benodigde Rijksbijdrage voor het behalen van 6 000 MW in 2020».


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

«Schatting van de kostenontwikkeling van offshore windenergie in Nederland en de benodigde Rijksbijdrage voor het behalen van 6 000 MW in 2020», ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

De eindrapporten van de deelprojecten van energietransitie (Nieuw Gas, Biomassa, MEK «energie-efficiency in de industrie» en Duurzaam Rijnmond) zijn te vinden op: www.energietransitie.nl

Naar boven