29 566
Wijziging van de Huisvestingswet (wijziging bepalingen met betrekking tot de huisvesting van verblijfsgerechtigden)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 december 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, vervalt: buiten de opvangvoorzieningen.

B

In artikel I, onderdeel D, onder 2, vervalt de komma na «het tweede lid».

C

Aan artikel I worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

G

In artikel 60g, tweede lid, wordt «van overeenkomstige toepassing» vervangen door: niet van toepassing.

H

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 april 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio's (Wijzigingswet Wgr-plus) na tot wet te zijn verheven in werking treedt, komt, in afwijking van artikel IV, onderdeel C, van die wet, artikel 60g te luiden:

Artikel 60g

1. Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, treedt voor de toepassing van de artikelen 60c, 60e en 60f in de plaats van gedeputeerde staten.

2. De artikelen 116 en 117 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn niet van toepassing.

I

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 april 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio's (Wijzigingswet Wgr-plus) na tot wet te zijn verheven eerder dan of tegelijk met deze wet in werking treedt, vervallen de onderdelen G en H, en wordt artikel 60g als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De artikelen 116 en 117 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn niet van toepassing.

Toelichting

Onderdeel A

De in artikel I, onderdeel A, voorgestelde tekst van artikel 13c, eerste lid, onderdeel c, van de Huisvestingswet legde een relatie met het vanuit de centrale opvangvoorzieningen zoeken van huisvesting. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel is opgemerkt, doen zich situaties voor waarin verblijfsgerechtigden op het moment van vergunningverlening niet (meer) in de centrale opvangvoorzieningen verblijven. Dit is met name het geval als achtereenvolgens in eerste instantie de vergunning wordt geweigerd, de aanvrager buiten de centrale opvangvoorzieningen woonruimte vindt en op diens bezwaar in tweede instantie de vergunning wordt verleend.

Ook die verblijfsgerechtigden vallen onder de taakstelling, bedoeld in artikel 60b van de Huisvestingswet. De voorgestelde tekst van artikel 13c, eerste lid, onderdeel c, van die wet is hiermee in overeenstemming gebracht.

Onderdeel B

algemeen

Artikel 60g van de Huisvestingswet houdt in dat in kaderwetgebieden het dagelijks bestuur van dat kaderwetgebied voor de toepassing van de artikelen 60c, 60e en 60f van de Huisvestingswet in de plaats treedt van gedeputeerde staten.

Artikel 60c geeft gedeputeerde staten de bevoegdheid om de taakstelling van gemeenten te wijzigen.

Artikel 60e verplicht gedeputeerde staten om te voorzien in de uitvoering van de taakstelling als burgemeester en wethouders dat nalaten. Hieraan wordt door artikel I, onderdeel E, toegevoegd dat de Minister van VROM voorziet in de uitvoering van de taakstelling als gedeputeerde staten dat nalaten.

Artikel 60f verplicht burgemeester en wethouders om aan gedeputeerde staten verslag uit te brengen over de uitvoering van de taakstelling. Artikel I, onderdeel F, voegt hieraan de verplichting voor gedeputeerde staten toe om verslag uit te brengen over het al dan niet toepassen van artikel 60c of artikel 60e.

ad onderdeel G

Artikel 60g van de Huisvestingswet bepaalt dat artikel 27 van de Kaderwet bestuur in verandering van overeenkomstige toepassing is. Artikel 27 geeft gedeputeerde staten de bevoegdheid om, indien het bestuur van een kaderwetgebied aan hem opgedragen taken niet uitvoert, op te dragen die taken uit te voeren. Doet het bestuur dat niet dan kunnen gedeputeerde staten voorzien in de uitvoering van die taken.

De toepassing van artikel 27 van de Kaderwet bestuur in verandering is niet goed verenigbaar met het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 60e, derde lid, van de Huisvestingswet. Door beide bepalingen van toepassing te laten zijn, zou onduidelijkheid kunnen ontstaan over de vraag of de Minister van VROM of gedeputeerde staten moeten ingrijpen. Daarom wordt voorgesteld artikel 27 van de Kaderwet bestuur in verandering niet van toepassing te verklaren. Voor de artikelen 60c en 60g geldt dat het dagelijks bestuur van het kaderwetgebied gelijk is gesteld met gedeputeerde staten. Daarbij past een gelijke behandeling die inhoudt dat zowel gedeputeerde staten als het dagelijks bestuur eindverantwoordelijk zijn voor enerzijds de wijziging van de taakstellingen op basis van artikel 60c en anderzijds de verslagleggingsplicht op basis van artikel 60f van de Huisvestingswet.

ad onderdelen H en I

De Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wijzigingswet Wgr-plus (zie artikel XVII van het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus (Kamerstukken II 2003/04, 29 532, nr. 2)). De bestaande kaderwetgebieden worden op het tijdstip van inwerkingtreding van het tot wet verheven wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus op grond van artikel XVII, tweede lid, van die wet omgevormd tot plusregio's.

Artikel 116 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorziet ten aanzien van plusregio's in een zelfde bevoegdheid voor gedeputeerde staten als de bevoegdheid van artikel 27 van de Kaderwet bestuur in verandering voor gedeputeerde staten ten aanzien van de kaderwetgebieden. Ook voor die bevoegdheid voor gedeputeerde staten op grond van artikel 116 van de Wet gemeenschappelijke regelingen geldt dat deze niet goed verenigbaar is met het in artikel I, onderdeel E, voorgestelde artikel 60e, derde lid, van de Huisvestingswet. Artikel 116 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt daarom niet van toepassing verklaard. Voor de volledigheid wordt ook artikel 117 buiten toepassing verklaard. Artikel 117 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zal de bevoegdheid voor de Minister die het aangaat bevatten om samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gedeputeerde staten te vragen hun bevoegdheid toe te passen en indien gedeputeerde staten dat niet doen om zelf de aanwijzing, bedoeld in artikel 116 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, te geven.

Artikel IV van het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus bevat met het oog op die omvorming van de kaderwetgebieden naar plusregio's onder andere een nieuw artikel 60g van de Huisvestingswet. In de onderdelen H en I wordt voorzien in een wijziging van artikel 60g van de Huisvestingswet, die in beide gevallen leidt tot de tekst van dat artikel zoals die dient te luiden nadat zowel het onderhavige wetsvoorstel als het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus wet zijn geworden en in werking zijn getreden. Dit heeft een wetstechnische achtergrond.

Omdat op dit moment niet met zekerheid te zeggen is welk van de twee wetsvoorstellen (het onderhavige of de Wijzigingswet Wgr-plus) na tot wet te zijn verheven het eerst in werking zal treden, is in drie situaties voorzien. Onderdeel H voorziet in de situatie dat het onderhavige wetsvoorstel na tot wet te zijn verheven eerder in werking treedt; in dat geval komt bij de inwerkingtreding van de Wijzigingswet Wgr-plus artikel 60g van de Huisvestingswet, in afwijking van artikel VI, onderdeel C, van de Wijzigingswet Wgr-plus, te luiden zoals bepaald in onderdeel H. Onderdeel I voorziet in de situatie dat het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus na tot wet te zijn verheven eerder in werking treedt, en in de situatie dat het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus en het onderhavige wetsvoorstel na tot wet te zijn verheven op hetzelfde tijdstip in werking treden. In deze gevallen vervallen de onderdelen G en H en wordt artikel 60g van de Huisvestingswet, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Wijzigingswet Wgr-plus, gewijzigd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven