29 557
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2004 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 juni 2004

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen.

De door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

De griffier van de commissie,

De Gier

1

Kan voor het ministerie van BZK een soortgelijk overzicht worden opgesteld als het departementaal overzicht jeugd van het ministerie van Justitie waarin staat welk deel van de justitie-uitgaven toe te wijzen is aan taken op het gebied van jeugd?

De BZK-uitgaven zijn niet eenduidig toe te wijzen aan taken op het gebied van jeugd. Jeugd is namelijk niet een specifiek aandachtgebied binnen het beleid van BZK. In de administratie wordt geen bijzondere informatie vastgelegd over het aspect jeugd. Daarom is een soortgelijk overzicht als bij Justitie niet mogelijk.

2

Op grond van welke overwegingen is besloten posten in tabel 1 op te nemen? Waarom zijn de mutaties inzake de motie Van Aartsen en inzake de meerjarige bestuurlijke afspraken politie niet in de tabel met belangrijkste mutaties opgenomen?

De motie Van Aartsen is inhoudelijk aan de orde gekomen bij de bespreking van de Najaarsnota vorig jaar. In deze 1e suppletore begroting is de motie budgettair gezien verwerkt. In tabel 1 zijn met name nieuwe onderwerpen genoemd met gevolgen voor het generale beeld. Omdat het hier gaat om het overhevelen van budget van de begroting van Defensie naar BZK is deze mutatie niet opgenomen in tabel 1 maar toegelicht bij het politie-artikel.

Als totaalbedrag is in tabel 1 het beroep op de eindejaarsmarge opgenomen. In tabel 2 wordt de aanwending van de eindejaarsmarge weergegeven. Daarbij staat ook een toelichting op de belangrijkste mutatie, te weten de meerjarige bestuurlijke afspraken met de politiekorpsen.

3

Waarom vergt de overgangsregeling naar een nieuwe manier van werken met het Nibra extra middelen?

Per 1 januari 2004 vindt een meer prestatiegerichte financiering van het Nibra plaats. Daarnaast is tevens een versoberingstraject ingezet. Deze beide trajecten vereisen in de aanvangsfase een extra financiële impuls om lopende afspraken te kunnen omzetten of afbouwen. Op termijn worden deze kosten terugverdiend. De komende jaren zullen de twee, tot dan toe volledig door BZK gefinancierde, voltijdofficiersopleidingen worden teruggebracht tot één door BZK gefinancierde opleiding per jaar. Om het Nibra in de gelegenheid te stellen om zich (tevens in financiële zin) op deze trajecten in te stellen en de reeds gemaakte afspraken met het veld te kunnen invullen, is de aanvang van één van de door BZK gefinancierde voltijd officiersopleidingen in de tijd naar voren gehaald (van september naar april). De financiële impuls heeft betrekking op deze laatste wijziging.

4

Welke doelen en activiteiten worden beoogd met de toevoeging van € 1,5 mln. ten behoeve van de territoriale congruentie van de veiligheidsregio's?

Een van de doelstellingen van het kabinet is te komen tot een structuur waarin hulpverleningsorganisaties slagvaardiger kunnen optreden. Een belangrijke voorwaarde hierbij is een territoriaal congruente indeling van de regionale hulpverleningsorganisaties. Dat is nog niet overal bereikt. Bij een beperkt aantal regio's is het proces van territoriale herindeling nog gaande. Dit proces brengt voor de regio's kosten met zich mee. Om territoriale congruentie te stimuleren verleent het ministerie van BZK een bijdrage in deze zg. incidentele frictiekosten, die de herindeling met zich meebrengt. Voor 2004 is hiervoor 1,5 mln euro extra benodigd. Dit bedrag zal door middel van een kasschuif van 2005 naar 2004 uit de middelen van de veiligheidsenveloppe in 2004 beschikbaar komen.

5

Was de bekostiging van de realisering van territoriale congruentie van de veiligheidsregio's niet voorzien in de oorspronkelijke BZK-begroting?

Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede heeft het kabinet extra geld toegekend, onder meer ten behoeve van het realiseren van een territoriaal congruente regioindeling. Dit extra geld is beschikbaar gesteld voor de jaren 2001 en 2002. Vanaf 2003 is in de oorspronkelijke begrotingen van BZK niet meer voorzien in de financiering van de kosten van territoriaal congruente regiovorming. Gebleken is dat in een aantal gevallen de totstandkoming van territoriaal congruente regio's een langduriger proces is dan werd verwacht. Door middel van herschikking van reeds in de begroting aanwezige middelen wordt in het benodigde bedrag voorzien.

6

Is er sprake van een extra taakstelling van € 5,3 mln ten laste van de Politie? Zo ja, in hoeverre gaat dit ten koste van het behalen van de doelstellingen behorende bij het beleidsartikel Politie? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven levert de sector Politie een evenredige bijdrage van € 5,3 mln aan de algemene taakstelling ter compensatie van de negatieve loonruimte in een aantal sectoren als gevolg van de forse stijging van werkgeverslasten. De sectorspecifieke loonruimte van Politie vermindert hierdoor structureel met dit bedrag, maar blijft per saldo positief. De doelstellingen van het beleidsartikel Politie blijven met deze mutatie dan ook ongewijzigd.

7

Op welke posten is de eindejaarsmarge in 2003 ontstaan en in hoeverre hangt de aanwending in 2004 samen met de totstandkoming in 2003? Voor welke posten in 2004 vormt toevoeging van de eindejaarsmarge een beleidsintensivering?

In grote lijnen correspondeert de aanwending van de eindejaarsmarge in 2004, zoals is toegelicht in tabel 2 in de 1e suppletore begroting, met de oorzaak van de onderuitputting in 2003. In veel gevallen gaat het om onderwerpen die vertraging in de uitvoering hebben opgelopen. In 2003 is onder andere onderuitputting ontstaan door de vertraging die is opgetreden in de aanschaf van terreurvoertuigen en materieel voor de bestrijding van terreur met nucleaire, biologische en chemische wapens (NBC) en bij verschillende andere projecten, zoals biometrie en de eenheid bewaking en beveiliging. Ook is onderuitputting ontstaan door het slechts gedeeltelijk tot betaling komen van de prestatiebekostiging aan korpsen en KLPD. Verder is er op het gebied van de arbeidsvoorwaardenmiddelen in 2003 budget overgebleven. Het bedrag dat in 2004 voor de meerjarige bestuurlijke afspraken wordt aangewend, houdt deels verband met de ontstane onderuitputting op het politiebudget in 2003 en is deels als een intensivering te beschouwen. De begrotingsregels staan dat ook toe.

8, 9 en 10

Betekent deze verdeling over de jaren dat de inzet van de 250 van Defensie overgekomen medewerkers is vertraagd? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?

Is bij het bepalen van het overhevelen van middelen van de begroting van Defensie naar de begroting van BZK ten behoeve van de overstap van defensiepersoneel naar de politie rekening gehouden met reeds begrote salarisuitgaven bij de politie?

Wat is het bedrag per over te stappen medewerker van Defensie? Waarop is dit bedrag gebaseerd?

Het van Defensie naar BZK over te hevelen bedrag is bestemd voor de uitvoering van de motie Van Aartsen, die zich richt op het voorkomen van de voorziene tijdelijke daling van de politiesterkte in 2004 door de inzet van overtollig defensiepersoneel. Om de daling te voorkomen is een versnelde sterkteuitbreiding bij politie in 2004 nodig van 250 fte. Voor deze versnelde instroom c.q. de extra personele en materiële kosten hiervan worden de korpsen gedurende anderhalf jaar gecompenseerd. Bij het bepalen van deze compensatie is uitgegaan van de reguliere BVE-vergoeding per fte aan de korpsen. Het overige deel van het over te hevelen bedrag is nodig voor werving, selectie en opleiding door de Politieacademie.

Bij de verdeling van de bedragen over 2004 en 2005 is uitgegaan van instroom van overtollig defensiepersoneel medio 2004. Vooralsnog is er geen reden om in deze verdeling een wijziging aan te brengen; de uitvoering van de motie ligt op stoom, zoals ook aan de Kamer gemeld in mijn brief van van 30 maart jl. over dit onderwerp (kenmerk EA2003/88 913).

11 en 12

Waar is binnen de BZK-begroting het bedrag van € 9,1 mln vrijgespeeld om uitvoeringsproblemen op het gebied van politie op te lossen? Wat zijn die uitvoeringsproblemen?

Welke doelen en activiteiten worden beoogd voor de toevoeging van een bedrag van 9,1 miljoen euro voor frictiekosten LSOP en diversen?

Op artikel 4 ontstaat in 2004 incidenteel ruimte als gevolg van een wijziging in het kasritme bij de uitgaven voor C2000. Met de overheveling van € 9,1 mln van artikel 4 naar artikel 2 wordt dekking geregeld voor de oplossing van enkele knelpunten in de begrotingsuitvoering. Daarbij gaat het met name om de problematiek van de frictiekosten van de Politieacademie, voorheen het LSOP. Deze frictiekosten vloeien voort uit de aanpassing van de bedrijfsvoering van de Politieacademie op de gewijzigde instroom van aspiranten. In het convenant van de Ministers van BZK en van Justitie met het LSOP van eind 2003 is de afspraak opgenomen dat de frictiekosten worden gedragen door LSOP, korpsen en BZK gezamenlijk.

13

Kan exact worden aangegeven welk knelpunt er binnen het programma Andere Overheid wordt opgelost met het bedrag van € 5 mln?

De additionele uitgaven voor het Programma Andere Overheid dienen om business cases te ontwikkelen en de continuïteit van voorbereidende activiteiten te waarborgen, met name op het gebied van ICT. Daarbij wordt verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 14 juni jl. inzake de elektronische overheid.

14

Wanneer wordt het budget voor het Experiment Heroïneverstrekking wel bekend?

Het kabinet heeft in het najaar van 2003 besloten pas te zullen beslissen over de uitbreiding van de heroïne-experimenten als de resultaten van een aanvullende evaluatie beschikbaar zijn. Nu deze resultaten bekend zijn, zal het kabinet op korte termijn een besluit nemen. In dit besluit zal worden aangegeven op welke manier de experimenten bekostigd zullen worden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA) en vacature (SP).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Van Nieuwenhoven (PvdA), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA) en Vergeer (SP).

Naar boven