29 545
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer en enkele technische wijzigingen

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 21 juni 2004

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de in dit verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid. Het verslag volgt de opbouw van de memorie van toelichting en behandelt alleen die onderdelen van de memorie waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet in verband met de voorgenomen centralisering van het verlenen van ontheffingen voor exceptioneel vervoer. Deze leden verwachten dat het voorstel kan bijdragen aan een vermindering van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994. Zij zijn verheugd met de wetswijziging omdat het een gecentraliseerde afgifte van ontheffingen voor exceptioneel transport bewerkstelligt wat onder andere meer transparantie en rechtszekerheid voor de aanvrager betekent. Het zal de administratieve lasten druk verlagen en de verkeersveiligheid bevorderen.

2. Doelstelling van dit wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie constateren dat met de wetswijziging (lagere) wegbeheerders de bevoegdheid verliezen om zelfstandig ontheffingen voor exceptioneel transport te kunnen verlenen. Kan de regering evenwel toelichten waarom wegbeheerders nog wel hun eigen voorschriften aan centraal afgegeven ontheffingen kunnen verbinden? En kan de regering aangeven in welke gevallen de RDW wegbeheerders dient te raadplegen? Deze leden achten het voorts van belang dat het indienen van een aanvraag zo efficiënt en snel mogelijk kan plaatsvinden. De door de regering gehanteerde «één loketgedachte» spreekt deze leden dan ook bijzonder aan. Zij vragen de regering om nader toe te lichten op welke wijze en op welk moment dit ene loket gerealiseerd wordt.

3. Handhaving

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of afgifte van een ontheffing ook vatbaar is voor bezwaar. Kan de regering ook aangeven hoe de Inspectie Verkeer en Waterstaat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorstel beoordeelt? Welke prioriteit wordt toegekend aan handhaving van de voorschriften?

4. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie verbazen zich dat de kosten per ontheffingsaanvraag als gevolg van de centralisatie naar verwachting per saldo zullen toenemen. Kan de regering aangeven waarom de centralisatie niet leidt tot een grotere doelmatigheid (onder andere schaalvoordelen, minder personeel, lagere overhead)?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering vanwege de investeringen vooralsnog af ziet van een verdergaande inzet van ICT bij de ontheffingverlening. Hierdoor zouden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven nog verder afnemen. Zo is gedacht aan de mogelijkheid om wegbeheerders en aanvragers rechtstreeks toegang te verlenen tot het geautomatiseerde systeem, om zo direct op een aanvraag een actuele route digitaal terug gezonden te krijgen die dezelfde dag gereden kan worden. Kan de regering deze afweging nader toelichten? Welke investeringen moeten worden gepleegd? Welke financiële voordelen zou de inzet van ICT hebben op bijvoorbeeld de organisatiekosten, de administratieve lasten?

De leden van de fracties van CDA en VVD vragen of het klopt dat de zogenaamde langlopende ontheffingen (die een geldigheid hebben van 1 tot 3 jaar) bijna altijd afgegeven worden. Zo ja, kan er dan niet voor gekozen worden om de transporten in deze categorie onder bepaalde voorwaarden wettelijk toe te laten staan? Dit zal de administratieve lasten druk nog meer verlagen.

De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat ten behoeve van sommige wegbeheerders een meldingsplicht bestaat op het moment dat met het transport gereden gaat worden. De bereikbaarheid van de verschillende wegbeheerders veroorzaakt hierbij regelmatig problemen. Verhoudt een dergelijke meldplicht bij de wegbeheerder zich wel tot het systeem van de centrale ontheffingverlening en tot de doelstellingen van de wetswijziging? Wordt het voordeel van één loket door deze meldplicht ongedaan gemaakt?

5. Financiële lasten

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom in de nieuwe situatie kosten worden doorberekend die in de oude situatie niet werden doorberekend. Gedoeld wordt op «de kosten voor het aanleveren van gegevens op een door de Dienst Wegverkeer voorgeschreven wijze», evenals «de kosten als gevolg van een extra afdracht aan Rijkswaterstaat».

De leden van de VVD-fractie constateren dat een groot deel van de wegbeheerders al een deel van de ontheffingsbevoegdheid heeft gemandateerd aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Daarbij zijn weggegevens overgedragen. Voor langlopende ontheffingen zal in «een startsituatie» twee euro per wegbeheerder worden gerekend. Hoe lang duurt deze startsituatie? Welke kosten maakt een wegbeheerder eigenlijk voor langlopende ontheffingen?

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 149B, 2e lid

De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de praktijk niet tot een zogenaamde uniforme beslisruimte kan worden gekomen. Kan de regering aangeven hoe in theorie de uniforme beslisruimte is geformuleerd? Nu er in de praktijk niet een uniforme beslisruimte voor de RDW is, ontstaat er onduidelijkheid voor de aanvragers van ontheffingen over in welke gevallen de RDW zelfstandig een aanvraag kan afhandelen en in welke gevallen de wegbeheerders benaderd moeten worden. Wegbeheerders kunnen voor identieke wegtypes afwijkende voorschriften en beslisruimte voorschrijven. Waarom is een uniforme beslisruimte voor identieke wegtypes niet mogelijk?

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GL), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (CU), Aptroot (VVD), Szabó (VVD), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GL), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Giskes (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en Buijs (CDA).

Naar boven