De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er door de verkenners geen werkbare oplossing is gevonden voor een
eenmalige financiële tegemoetkoming voor de slachtoffers van de beroepsziekte OPS,
oftewel schildersziekte, waarvan de werkgevers niet meer te achterhalen zijn;
overwegende dat de gevolgen van nadelige arbeidsomstandigheden de verantwoordelijkheid
en aansprakelijkheid van werkgevers zijn en niet van de overheid;
overwegende dat de situatie van de groep van ongeveer 350 OPS-slachtoffers zeer uitzonderlijk
is vanwege de lange latentietijd en het feit dat er voor hen geen reële mogelijkheden
meer bestaan om hun voormalige werkgevers of diens rechtsopvolgers aansprakelijk te
stellen;
overwegende dat de veelvuldige hoge blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen al
geruime tijd niet meer voorkomen;
overwegende dat er bij OPS-slachtoffers sprake is van zeer ernstig lichamelijk letsel
door aantasting van het zenuwstelsel, wat doorgaans leidt tot volledige arbeidsongeschiktheid;
overwegende dat er bij OPS specifiek sprake is van een een-op-eenrelatie tussen de
vrijgekomen schadelijke stoffen tijdens het verrichten van arbeid en de beroepsziekte
OPS;
overwegende dat de groep van OPS-slachtoffers zeer beperkt en goed af te bakenen is
en de diagnose is vastgesteld door een van de twee multidisciplinaire Solvent Teams
door middel van een CTE-diagnose;
overwegende dat een vorm van financiële tegemoetkoming uit coulance in dit zeer uitzonderlijke
geval gelet op bovenstaande overwegingen gepast is;
verzoekt de regering, voor deze zeer uitzonderlijke groep en situatie een eenmalige
coulanceregeling, waarvan geen precedentwerking uit mag gaan, voor de vastgestelde
groep OPS-slachtoffers vorm te geven en hun de vastgestelde tegemoetkoming te geven
met daarbij de voorwaarde dat alle slachtoffers afzien van toekomstige juridische
stappen jegens de overheid, welke overheid daar waar reëel mogelijk de vordering van
de slachtoffers op aansprakelijk te stellen partijen overneemt en dat de aansprakelijkheid
van de werkgevers in stand blijft;
verzoekt de regering tevens, om de vorm van de eenmalige financiële tegemoetkoming
uit coulance te dekken uit de niet juridisch verplichte uitgaven in de begroting SZW
2019;
spreekt als haar mening uit dat zij het niet wenselijk acht dat er een precedentwerking
uitgaat van deze eenmalige coulanceregeling voor deze zeer uitzonderlijke groep,
en gaat over tot de orde van de dag.
Aartsen
Van Weyenberg
Gijs van Dijk
Bruins
Renkema
Van Kent
Pieter Heerma
Stoffer