Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2015
In de motie Voortman (GL)1 is verzocht om een onderzoek naar een gedeeltelijke collectieve loondoorbetaling
bij ziekte. Naar aanleiding van de motie heb ik het Centraal Planbureau (CPB) verzocht
deze variant door te rekenen. Het gaat hierbij om de variant waarbij de loondoorbetaling
voor kleine werkgevers na 6 maanden collectief wordt en voor het Midden en Klein Bedrijf
(MKB) na 1 jaar. Hierbij ontvangt u de doorrekening van het CPB2.
Het CPB schetst de effecten op de kosten voor werkgevers, de overheidsfinanciën en
de structurele werkgelegenheid. Het CPB raamt dat het collectiviseren van de loondoorbetalingsperiode
conform de variant uit de motie Voortman, per saldo leidt tot verzwaring van de structurele
werkgeverslasten (€ 0,6 miljard), lagere structurele werkgelegenheid (0,1%) en hogere
structurele overheidsuitgaven (€ 1,3 miljard).
Ik heb tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsongeschiktheid met de vaste kamercommissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 oktober jongstleden toegezegd, om in het
voorjaar 2016 een brief aan uw Kamer te sturen waarin ik de door het kabinet voorgestelde
variant (collectiviseren tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers, inclusief
opt-out) uitwerk. Ook heb ik tijdens dit Algemeen Overleg aangegeven alternatieve
varianten te bekijken. Hierbij zal ik de doorrekening van het CPB van de variant uit
de motie Voortman betrekken.
Voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangt u een
brief met de tussenstand.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher