29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 600 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2015

Tijdens de tweede termijn van het Algemeen Overleg Arbeidsmarktbeleid van 5 maart 2015 (Kamerstuk 29 544, nr. 593) heb ik uw Kamer toegezegd schriftelijk een reactie te geven met betrekking tot het gegeven dat de cao Besloten Busvervoer die voorligt voor algemeenverbindendverklaring een artikel over de inzet van zzp’ers bevat waartegen de rechter zich zou hebben uitgesproken.

Ik heb kennis genomen van de betreffende uitspraak van de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 februari jongstleden. Deze uitspraak heeft betrekking op een bepaling in de cao Besloten Busvervoer die ziet op de inzet van zzp’ers. De Kantonrechter verklaart voor recht, kort gezegd, dat deze cao-bepaling rechtsgeldig is voor zzp’ers die «schijnzelfstandigen» zijn, maar geen rechtsgevolg heeft voor (echte) zzp’ers als zelfstandige marktdeelnemers.

Van cao-partijen heb ik vernomen dat zij overwegen in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. Gezien dit mogelijke hoger beroep moet ik terughoudend zijn in het doen van uitlatingen over deze zaak. In dat verband acht ik het passend in dit stadium niet verder inhoudelijk op deze zaak in te gaan. Wel kan ik in zijn algemeenheid opmerken dat zo lang niet is vastgesteld dat een cao-bepaling in strijd is met het recht – en dat is gezien het mogelijk hoger beroep hier het geval – een dergelijke bepaling in aanmerking kan komen voor algemeen verbindendverklaring.

Zoals ik heb vermeld in de derde voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies (Kamerstuk 17 050, nr. 499) is het mijn inzet om dit voorjaar voor cao-partijen een praktische handreiking op te stellen over cao-bepalingen met betrekking tot zzp’ers en welke cao-bepalingen zich (binnen de kaders van het mededingingsrecht) lenen voor algemeen verbindend verklaring. Ook in dat kader volg ik het mogelijke verdere verloop van deze zaak met belangstelling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven