29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 582 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2015

In maart 2013 heeft het kabinet de Aanpak Jeugdwerkloosheid gepresenteerd om de toen alsmaar oplopende jeugdwerkloosheid te voorkomen en bestrijden.1 Het kabinet geeft hieraan hoge prioriteit, want het is sociaal noch economisch wenselijk om het arbeidspotentieel van jongeren onbenut te laten. Sinds de start van de Aanpak Jeugdwerkloosheid laten de werkloosheidscijfers onder jongeren een dalende tendens zien van 140.000 (16,5%) in september 2013 naar 114.000 (14%) in november 2014 (bron: CBS). Dat is positief, maar gezamenlijke inzet van het kabinet, gemeenten, UWV, onderwijs, werkgevers en jongeren zelf blijft nodig om de jeugdwerkloosheid een verder halt toe te roepen.

Een belangrijke pijler is de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid van de 35 arbeidsmarktregio’s. De concrete bemiddeling en begeleiding naar werk of school van de jongeren moet daar immers plaatsvinden. De halfjaarlijkse Monitor regionale aanpak jeugdwerkloosheid geeft inzicht in de uitvoering en resultaten in de 35 arbeidsmarktregio’s. Na het eerste deelrapport (voorjaar 2014)2 ontvangt u hierbij de tweede rapportage3.

Het is verheugend dat het tweede deelrapport (najaar 2014) laat zien dat de regionale aanpak goed op stoom is gekomen en vruchten afwerpt. Het merendeel van de regio’s heeft in de periode vanaf september 2013 (de start van de regionale aanpak) tot november 2014 tussen de 200 en 2000 plaatsingen gerealiseerd. Dat is een verviervoudiging ten opzichte van de vorige rapportage (voorjaar 2014).

Het aantal plaatsingen is over de hele linie toegenomen. Het betreft plaatsingen op banen, leerwerkbanen, stages en werk- en opleidingsvoorbereidende trajecten. De meeste regio’s zijn behoorlijk op weg om de kwantitatieve doelen te halen die zij zich bij aanvang van de regionale aanpak hebben gesteld. Verantwoording over besteding van de middelen van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid vindt plaats op lokaal en regionaal niveau.

Het bereik van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid is breder dan het aantal plaatsingen. Jongeren nemen bijvoorbeeld ook deel aan activiteiten zoals sollicitatietrainingen, voorlichtingsbijeenkomsten en banenmarkten. Het aantal jongeren dat hiermee is bereikt is een factor 1,6 groter dan het aantal plaatsingen. Nog afgezien van activiteiten zoals het verspreiden van flyers, e-mails of uitingen via social media die hierbij niet zijn meegenomen.

In aanvulling op de kwantitatieve resultaten zijn de regio’s ook voortgegaan op de ingeslagen weg om resultaten te behalen die meer kwalitatief bijdragen aan de aanpak van jeugdwerkloosheid, zoals intensivering van de regionale samenwerking, extra fte’s om jongeren te bemiddelen, inzet op kwetsbare jongeren en innoveren van de arbeidstoeleiding. Sinds het eerste deelrapport is met name een ontwikkeling zichtbaar in de regionale samenwerking. Zo geeft een aantal regio’s aan dat er, naarmate de regionale aanpak jeugdwerkloosheid vordert, steeds sterker regionaal wordt gewerkt door het opzetten van regionale structuren en gezamenlijk uitvoeren van projecten in de regio’s. Voor de vijf arbeidsmarktregio’s die het meest recent (2012) zijn ontstaan, draagt de aanpak van jeugdwerkloosheid bij aan het ontstaan van regionale structuren. Versterking van de regionale samenwerking is daarmee een belangrijk kwalitatief resultaat.

Ook zien we dat veel regio’s vooruit kijken en al actief bezig zijn om (onderdelen van) de regionale aanpak jeugdwerkloosheid te bestendigen. De recente Divosa-monitor over implementatie van de Participatiewet4 bevestigt dat veel gemeenten actief zullen blijven in de aanpak jeugdwerkloosheid. Daarbij maken regio’s gebruik van additionele financieringsbronnen die beschikbaar zijn gekomen vanuit gemeentelijke budgetten, ESF of een provinciale bijdrage. Al met al is het beeld dat de meeste regio’s ervoor kiezen, en erin slagen, om (delen van) de regionale aanpak jeugdwerkloosheid te continueren.

De regio’s zullen zich blijven inzetten om resultaten te realiseren en om de regionale aanpak te bestendigen. De ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid en ik blijven de regio’s de komende tijd faciliteren door het sluiten van Jongerenakkoorden met grote werkgevers, het organiseren van Leercirkels en het delen van goede voorbeelden om de kansen voor jongeren te vergroten.

Daarnaast hebben alle 35 regio’s in de loop van 2014 conform de mogelijkheden twee ESF-aanvragen ingediend voor de € 114 mln die beschikbaar is in het kader van eerste ronde ESF 2014–2020, actie «Actieve Inclusie» ten behoeve van het regionale arbeidsmarktbeleid, waaronder de bestrijding van jeugdwerkloosheid, en arbeidstoeleiding van (ex-)leerlingen in het VSO/pro-onderwijs. De aanvragen worden momenteel afgehandeld.

Dit voorjaar zullen de Minister van OCW en ik u informeren over de opbrengsten van de Aanpak Jeugdwerkloosheid en de vervolgstappen om ook de komende twee jaar jongeren kansen te blijven bieden. In die brief zal ik u ook informeren over mijn toezegging tijdens de behandeling van de begroting van SZW 2015 om u nader te informeren over het bemiddelen van jongeren vanuit de WW door het UWV.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 438

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Divosa-monitor factsheet 2014: Implementatie van de Participatiewet, 27 november 2014

Naar boven