29 544
Arbeidsmarktbeleid

27 046
Bevordering arbeidsdeelname oudere werknemers

nr. 111
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 oktober 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 11 september 2007 overleg gevoerd met minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief d.d. 4 juni 2007 houdende het kwartaalbericht arbeidsmarkt 2007 (29 544, nr. 90);

– de brief d.d. 11 juni 2007 houdende de zevende voortgangsrapportage gelijke beloning (27 099, nr. 18);

– de brief d.d. 22 juni 2007 houdende de kabinetsreactie op het RWI-advies «Sectorstartniveau» (26 695, nr. 39);

– de brief d.d. 2 juli 2007 houdende derde voortgangsrapportage kabinetsstandpunt «Stimuleren langer werken van ouderen» (27 046, nr. 19).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand samenvattend verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Hijum (CDA) stelt vast dat de werkgelegenheidsontwikkeling buitengewoon positief is, maar dat er nog een grote opgave ligt voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Er is ondanks alle goede initiatieven nog te weinig sprake van een gerichte benadering van deze mensen. Is de staatssecretaris ook van mening dat het van het allergrootste belang is dat de uitvoeringsorganisatie op orde wordt gebracht?

– De samenwerking tussen gemeenten, CWI, UWV moet minder vrijblijvend worden; zij moeten richting werkgevers vraaggewerkt opereren op basis van vacatures.

– De onderliggende ICT-voorzieningen moeten op orde worden gebracht.

– Wat denkt de staatssecretaris te doen om het re-integratietraject efficiënter te maken?

– «Verder leren dan je neus lang is» is een buitengewoon goede inzet. Jongeren die desondanks de vereiste startkwalificatie niet halen, moeten goed worden begeleid.

– De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt kan worden versterkt door het bedrijfsleven in de school te halen.

– Denkt de minister dat het kabinetsbeleid de arbeidsdeelname van oudere werknemers in voldoende mate vergroot?

De heer Fritsma (PVV) vindt het vreemd dat in deze tijd van hoogconjunctuur nog honderdduizenden mensen in een uitkeringspositie zitten. Er moet een daadkrachtig beleid worden gevoerd om ook die mensen aan het werk te krijgen. Mensen die niet willen werken, moeten keihard worden aangepakt. De heer Fritsma geeft een bloemlezing van het gedrag van mensen die willens en wetens sollicitatiegesprekken frustreren.

– Hoe kan het dat ook onwillenden vaak nog een uitkering hebben? Bij de eerste werkweigering moet de uitkering worden ingetrokken.

– Kunnen sancties worden ontdoken door een nieuwe uitkeringsaanvraag in te dienen waarbij eerdere sancties vervallen omdat ze verbonden zijn aan een eerdere uitkering?

– Wat is er aan de hand met de 25% bijstandsgerechtigden die zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht voor zover het geen medische belemmeringen betreft?

– De uitkeringsafhankelijkheid van allochtone werklozen is dramatisch hoog. Deelt de minister de mening dat de huidige immigratie een negatieve invloed heeft op de Nederlandse arbeidsmarkt?

– Wil de minister zich ervoor inspannen om goed opgeleide mensen voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden?

– Hoe staat het met de WSW-wachtlijsten?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) spreekt haar waardering uit voor het ingezette beleid, maar wijst erop dat er nog heel wat moet gebeuren. Zij doelt dan vooral op de arbeidsmarktpositie van 45-plussers, allochtone jongeren, chronisch zieken en gehandicapten.

– Zijn de effecten al bekend van de stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid?

– Het moet voor oudere werklozen gemakkelijker worden om een eigen onderneming te starten. Wil de minister de drempels in de sfeer van de pensioenvoorzieningen en arbeidsongeschiktheidsverzekering wegnemen?

– Welke maatregelen gaat het kabinet nemen om het mogelijk te maken dat mensen na hun 65ste kunnen doorwerken? Waarom blijft de leeftijdsgrens van 65 in de cao’s en bij bepaalde wetgeving, zoals de loondoorbetaling bij ziekte, gehandhaafd?

– Wat gaat het kabinet doen aan de bureaucratie die het aannemen van een «wajonger» met zich meebrengt?

– Wanneer komt het kabinet met de uitwerking van het SER-advies over de aanpak van de werkloosheid onder allochtone jongeren?

– Zijn de tekorten aan arbeidskrachten in de bouw en de metaal structureel geworden? Wordt het geen tijd voor een Deltaplan om de continuïteit in bedreigde sectoren te waarborgen?

– Welke maatregelen gaat de overheid nemen om de discrepantie tussen arbeidsmarkt en onderwijs te verkleinen? Het kabinet moet meer sturen dan nu het geval is.

– Hoe oordeelt het kabinet over de suggestie om jongeren een startkwalificatie te laten behalen door middel van elders verworven competenties onder toezicht van de leerplichtambtenaar?

– Wordt de functie van onafhankelijk arbeidsadviseur structureel gefaciliteerd?

Mevrouw Koşer Kaya (D66) stelt vast dat de krapte op de arbeidsmarkt steeds meer een structureel karakter krijgt en dat er dus werk aan de winkel is.

– Flexibilisering van het ontslagrecht is nodig om meer mensen een plaats te gunnen op de arbeidsmarkt.

– Ook uitzendbureaus moeten worden ingezet voor leerwerktrajecten.

– Er moet één activeringsloket bij de gemeenten komen, onder afschaffing van het CWI. UWV zal zich voorlopig nog bezig moeten houden met de poortwachtersfunctie en WIA.

– Wanneer zal er nu eindelijk eens werk worden gemaakt van de small personal services?

– Waarom mogen 65-plussers niet doorwerken als zij dat willen?

De heer Ulenbelt (SP) vraagt zich af of de CBS-gegevens nog wel betrouwbaar zijn nu Belastingdienst en UWV geen gegevens meer leveren. Wellicht moet het CBS zelf maar weer enquêtes uitvoeren.

– Nu de arbeidsmarkt erg flexibel is geworden, is het ontslagplan van het kabinet overbodig.

– Zal de minister de controle op gelijke beloning opnemen in de antidiscriminatiebepaling in de Arbeidsomstandighedenwet?

– Wat heeft het kabinet gedaan met het RWI-advies over het sectorstartniveau?

– Waarom wil het kabinet mensen die na hun 65ste doorwerken anders te behandelen dan andere werknemers? Hoe oordeelt de minister over de uitspraak van zijn collega Van der Hoeven dat mensen moeten doorwerken na hun 65ste? Is hij ook niet van mening dat dit in de eerste plaats een zaak is voor de sociale partners?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) dringt aan op opheldering over de plannen van het kabinet met betrekking tot het ontslagrecht en daarbij vooral ook aandacht te besteden aan de mensen die er maar niet in slagen een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Hoe ziet de minister de rol van de werkgevers?

– Het is een goede zaak dat nu eindelijk wordt voorzien in de mogelijkheid van microkredieten voor starters vanuit een uitkering.

– Komt het kabinet snel met concrete plannen voor participatiebanen?

– Het is een schande dat 60% van de mensen met een uitkering niet binnen een jaar een re-integratieaanbod krijgen. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen?

De heer Nicolaï (VVD) heeft de indruk dat het kabinet nog steeds niet doordrongen is van de unieke situatie van grote krapte op de arbeidsmarkt. Gaat de minister door met het aanpakken van het rigide ontslagstelsel?

– Nog steeds worden er te veel ontheffingen verleend voor de sollicitatieplicht. 17% van de alleenstaande ouders krijgt een ontheffing; hoe verhoudt zich dit tot het onzalige plan van het kabinet om alle alleenstaande ouders ontheffing te geven? Dat 25% van mensen in de bijstand niet hoeven te solliciteren, is zonder meer schokkend te noemen.

– Onthullend is ook dat ongeveer 1/3 van alle bijstandsgerechtigden min of meer worden afgeschreven. Voor mensen met (psychisch-)medische problemen zijn toch allerlei voorzieningen in het leven geroepen?

Mevrouw Hamer (PvdA) merkt op dat allochtonen, jongeren met een laag opleidingsniveau, ouderen en vrouwen specifieke maatregelen vragen.

– Hoe staat het met de afspraken die op de participatietop zijn gemaakt? Wanneer zullen ze in wetgeving worden vertaald?

– Wanneer komt de staatssecretaris met zijn plannen met betrekking tot de leerwerkplicht?

– Kan het kabinet toelichten waarom het niet de definitie van «voortijdig schoolverlater» te veranderen?

– Wanneer komt het kabinet met een reactie op de plannen van de regiegroep «Grijs werkt» en de conclusies van de themacommissie Ouderen?

– Negatieve effecten op het inkomen bij acceptatie van een nieuwe functie moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Wanneer komt het kabinet met voorstellen?

– Het is te betreuren dat er nog steeds geen sprake is van gelijke beloning van mannen en vrouwen. Wat vindt de minister van de aanbevelingen uit het rapport over deze kwestie? En hoe zal hij omgaan met de aanbevelingen van de taskforce deeltijd plus?

Antwoord van de bewindslieden

Minister Donner merkt allereerst op dat het antwoord op sommige vragen zal worden gegeven in de begrotingsstukken. De huidige economische groei moet worden benut om de arbeidsparticipatie te bevorderen, want het arbeidstekort zal de komende jaren alleen maar toenemen. Het geeft te denken dat sommige groepen nog steeds een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en dat er nog steeds te veel sprake is van tijdelijke arbeid. Een minder rigide ontslagrecht is een belangrijke voorwaarde voor het beter op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en het creëren van meer reguliere arbeid. De voorstellen van het kabinet betreffen overigens niet alleen het ontslagrecht, maar ook de andere afspraken die tijdens de participatietop zijn gemaakt. Het kan echter niet de bedoeling zijn om de schakel van het ontslagrecht uit de keten te halen. Het beleid van het kabinet is erop gericht de nadelen van een krimpende arbeidsmarkt zoveel mogelijk tegen te gaan. Het kabinet is niet van plan om een sectoraal arbeidsmarktbeleid te voeren.

– Naar aanleiding van o.a. de aanbevelingen van de werkgroep gelijke beloning zijn inmiddels diverse initiatieven ontwikkeld; met sociale partners wordt momenteel overleg gevoerd over de manier waarop de aanbevelingen het beste kunnen worden omgezet in beleid. De Arbo-wetgeving is een minder geschikt instrument om discriminatie in de sfeer van beloning.

– Voor ondernemers zijn er tal van mogelijkheden voor hun pensioenvoorziening. Er mag geen verschil worden gemaakt tussen mensen die niet vanuit een werknemerspositie beginnen als zelfstandig ondernemer en degenen die dat wél doen.

– Werkhervatting leidt er niet toe dat reeds opgebouwde WW-rechten worden aangetast. Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, krijgt iemand die na aanvaarding van lagere betaalde arbeid opnieuw werkloos wordt, een uitkering die niet lager is dan voor de werkhervatting.

– De minister van EZ heeft niet gezegd dat mensen na hun 65ste moeten doorwerken, maar dat de mogelijkheden om na die leeftijd door te werken moeten worden verruimd. Het is uiteraard aan sociale partners om afspraken neer te leggen in cao’s.

– Uiteraard wordt de Wet arbeid vreemdelingen voluit toegepast, maar het zijn niet alleen arbeidsmarktmotieven die het immigratiebeleid bepalen. Ook is er staand beleid voor kennismigranten.

– Soms kan bepaalde arbeid – bijvoorbeeld in de sfeer van de landbouw – in Nederland niet meer worden verricht. Het is dan aan betrokkenen om die arbeid elders te gaan verrichten of zich te laten omscholen.

– De stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid heeft ertoe geleid dat dit onderwerp op de agenda staat en dat er veel ervaring mee wordt opgedaan. Tot nu toe zijn 318 projecten toegekend, waarvan slechts nog enkele zijn gerealiseerd.

Staatssecretaris Aboutaleb stelt vast dat het redelijk goed gaat met de arbeidsbemiddeling. Mensen die vroeger min of meer als onbemiddelbaar werden aangemerkt, komen nu toch weer op de arbeidsmarkt terecht. Een cultuuromslag bij de bemiddelende instanties is wellicht nodig, maar daarvoor bestaan geen blauwdrukken. Vandaar de «toonkamers» waarvoor nu overigens een andere term wordt gezocht. In combinatie met de taakstelling van 190 mln. wordt een nieuwe werkwijze ontwikkeld.

– Maatwerk is nodig. Bij regionale initiatieven kunnen ook sectorale initiatieven aan de orde komen, bijvoorbeeld in de zorg in combinatie met onderwijs. Het kabinet neemt zich voor om in overleg te treden met de regio’s, waarbij onder andere de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren, vrouwen in deeltijdarbeid en 45-plussers aan de orde zal komen. Het spreekt voor zich dat hierbij ook zoveel mogelijk de werkgevers worden betrokken.

– Met het oog op het op orde brengen van ICT-voorzieningen wordt onder andere het digitale klantendossier ontwikkeld.

– Het aantal mensen dat is vrijgesteld van de sollicitatieplicht wordt steeds kleiner. Het zijn met name mensen die moeten zorgen voor kinderen, mensen met fysieke en psychische belemmeringen en tienermoeders die zijn vrijgesteld. Het is beter om die tienermoeders een startkwalificatie te laten halen dan hen op een zeer moeizame manier richting arbeidsmarkt te dwingen.

– Gemeenten maken steeds meer werk van het sanctiebeleid dat is ook nodig. In geval van twijfel kan de work-first-benadering worden toegepast. Ultieme sanctie kan zijn het stoppen van de uitkering. Generaliserende uitspraken over de uiterst negatieve houding van sommige sollicitanten moeten worden vermeden. De redenen van het stopzetten van een uitkering worden betrokken bij het oordeel over een nieuwe aanvraag.

– Er ligt momenteel een brief bij de Kamer over de WSW-wachtlijsten.

– De Kamer zal dit najaar de reactie ontvangen van het kabinet op het RWI-advies over de markt van persoonlijke dienstverlening.

– Dat nog erg veel mensen met een uitkering niet binnen een jaar een re-integratieaanbod krijgen is de staatssecretaris een doorn in het oog. Dat gemeenten beginnen met de bemiddeling van kansrijken, is te begrijpen maar dat mag absoluut niet betekenen dat er geen aandacht wordt besteed aan de moeilijk bemiddelbaren.

– Naar verwachting zal het wetsvoorstel over de positie van jongeren tot en met 27 jaar de Kamer in november bereiken.

– Er blijven genoeg valide bronnen over voor het CBS om betrouwbare gegevens te kunnen aanleveren.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart merkt op dat de samenwerking tussen SZW en OCW op het gebieden van leren en werken nog zal worden geïntensiveerd.

– Zorgadviesdiensten op scholen proberen zo goed mogelijk leerlingen te begeleiden die de startkwalificatie niet halen. Het kabinet streeft ernaar dat alle schoolsoorten over voldoende faciliteiten op dit punt beschikken.

– Een soepele overgang tussen de schoolsoorten is van groot belang. Nog steeds gaat er te veel fout in bijvoorbeeld de overgang tussen vmbo en mbo. Aan een goede beroepskeuzevoorlichting wordt in diverse regio’s op verschillende manieren vorm en inhoud gegeven. Het onderwijsnummer stelt betrokkenen in staat om kinderen te volgen.

– Het kabinet heeft geld uitgetrokken voor de «stagebox» zodat ook een plek kan worden gevonden voor kinderen die dit moeilijk zelf kunnen.

– Bij kinderen jonger dan 18 jaar kan moeilijk worden gesproken van elders verworven competenties. Tot die leeftijd zal de nadruk moeten liggen op onderwijs.

– Het is jammer dat sociale partners nog niet actief bezig zijn met de sectorkwalificaties, die overigens de startkwalificaties niet kunnen vervangen. De sociale partners hebben hier de eerste verantwoordelijkheid, maar de staatssecretaris zegt desgevraagd toe te zullen inventariseren welke activiteiten er op dit punt worden ondernomen.

– De afstand tussen arbeidsmarkt en onderwijs is minder groot dan wel eens wordt verondersteld. 95% van de mbo’ers kan binnen zes maanden aan de slag, terwijl ook het aanbod van stageplaatsen toeneemt. De geschiedenis leert dat centrale sturing op dit punt niet goed werkt. Bpv-plaatsen dragen bij aan het verkleinen van de afstand tussen arbeidsmarkt en onderwijs. De inspectie heeft ook oog voor de arbeidsmarktrelevantie van opleidingen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Aptroot (VVD), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

Naar boven