29 543
Herziening van het inburgeringsstelsel

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2004

Hierbij bied ik u, namens het kabinet, de contourennota «Herziening van het inburgeringsstelsel» aan. Eerder heb ik u toegezegd om vooruitlopend op een nieuwe wet inburgering, in het voorjaar van 2004 de hoofdlijnen van het nieuwe inburgeringsstelsel te presenteren. Het resultaat ligt nu voor u.

Het belang van een goede inburgering van nieuwe burgers kan nauwelijks onderschat worden. Voor een vitale samenleving, waarin burgers niet langs elkaar heen leven, is het nodig dat alle nieuwkomers en oudkomers, die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en te weinig kennis van de Nederlandse samenleving hebben, bereid zijn te investeren in zichzelf om actief deel te kunnen aan de maatschappij. De Nederlandse samenleving dient hen de kansen te bieden om deze deelname te realiseren. Daar ligt een opdracht voor burgers, overheid, bedrijfsleven en instellingen.

Centraal voor dit kabinet staat de noodzaak om met inburgering betere resultaten te bereiken. Om deze betere resultaten te bereiken acht het kabinet een wezenlijke omslag in de visie op inburgering een voorwaarde. Daarvoor is een nieuw inburgeringsstelsel nodig, waarin de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige voorop staat.

Inburgering wordt breed ondersteund als eerste stap tot volwaardige deelname aan de Nederlandse samenleving. Nederland kent daarom al sinds 1996 een inburgeringsbeleid. Aanvankelijk werden inburgeringscontracten gesloten met nieuwkomers en vanaf 30 september 1998 is de Wet inburgering nieuwkomers (Win) van kracht. Tevens zijn vanaf 1999 diverse regelingen op het terrein van oudkomers tot stand gekomen. De resultaten van dit beleid bleven tot op heden echter achter op wat gewenst is. Ook de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid (Commissie-Blok) komt tot deze conclusie (Kamerstukken II, 2003/2004, 28 689, nrs. 8–9, blz. 524). Duidelijk is dat er een noodzaak bestaat tot een omslag in het inburgeringsstelsel.

In vervolg op het Hoofdlijnenakkoord is in de brief bij de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden (Kamerstukken II 2003/2004, 29 203, nr. 1) reeds een nadere uitwerking gegeven aan het inburgeringsstelsel. Hierover is met u van gedachten gewisseld tijdens de behandeling van de Justitiebegroting 2004.

In bijgaande contourennota wordt het nieuwe inburgeringsstelsel op hoofdlijnen verder uitgewerkt. Tevens wordt hiermee invulling gegeven aan een aantal moties, die op het terrein van inburgering zijn ingediend. Meer concreet gaat het om de moties Dittrich c.s. (TK, 1999/2000, 26 732, nr. 77), Lambrechts (TK 2002/2003, 27 083, nr. 26), Lambrechts (TK 2002/2003, 27 083, nr. 27), Azough c.s. (TK 2002/2003, 27 083, nr. 28) en Vroonhoven-Kok c.s. (TK 2002/2003, 28 630, nr. 9). De motie Dittrich c.s. verzoekt de regering te bevorderen dat bij de evaluatie van de Wet inburgering nieuwkomers de mogelijkheid wordt betrokken om voltooiing van de inburgeringscursus als voorwaarde voor het verlenen van een vergunning voor onbepaalde tijd te stellen. De motie Lambrechts (nr. 26) verzoekt gemeenten een kans te geven de inburgeringscursussen te laten verzorgen door andere, erkende scholingsinstellingen dan de ROC's. In de motie Lambrechts (nr. 27) wordt de regering verzocht om ook imams die voor 2002 in Nederland zijn komen wonen en werken alsnog een inburgeringscursus met aandacht voor de Grondwet en de Nederlandse democratie, te laten volgen. De motie Azough c.s. vraagt de regering met concrete voorstellen te komen om een inhaalslag te maken en daarbij de aanbevelingen van de taskforce inburgering te betrekken. De motie Vroonhoven-Kok c.s. tenslotte verzoekt maatregelen te treffen zodat de groep vreemdelingen die in het kader van de overgang van de oude naar de nieuwe Vreemdelingenwet direct in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, aan de inburgeringsplicht zal voldoen.

Ook de evaluatie van de Win (aangeboden bij brief van 7 maart 2002, BZK-02-158) en het rapport van de Werkgroep Interdepartementaal Beleidsonderzoek Inburgering (aangeboden per brief d.d. 20 juni 2002, BZK-02-373) hebben verbeteringen aangedragen voor het inburgeringsstelsel. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn eveneens meegenomen in de ontwikkeling van het nieuwe inburgeringsstelsel. Het kabinet beschouwt de contourennota «Herziening van het inburgeringsstelsel» als haar reactie op deze beide rapporten.

Tenslotte is het RWI-advies «inburgering en arbeidstoeleiding anderstaligen» (november 2003), het advies nr. 03/10 van de SER «Inburgeren met beleid: advies over duale trajecten taalverwerving en arbeid» (december 2003), en het advies van de RMO «Inburgering: educatieve opdracht voor nieuwkomer, overheid en samenleving» (november 2003), dat is uitgebracht aan de ACVZ, betrokken bij de totstandkoming van deze nota. Ten aanzien van de adviezen van RWI en SER komt het kabinet met een separate reactie.

Zeer veel partners zijn betrokken bij het inburgeringsbeleid. Daarom vind het kabinet het belangrijk om voorafgaande aan de totstandkoming van een nieuwe opzet van het inburgeringsstelsel, hierover van gedachten te wisselen met betrokken partners. In dat kader is een concept van de contourennota voorgelegd en besproken met het Landelijk Overleg Minderheden (LOM), de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), de BVE-Raad, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI), Divosa, de Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (Pavem), gemeenten en de VNG. In dit stadium is in deze gesprekken vooral een eerste reactie op hoofdlijnen aan de orde geweest. In het vervolgtraject wordt het overleg met deze partners voortgezet, zodat gebruik van deze inbreng gemaakt kan worden bij het opstellen van het wetsvoorstel voor een Wet inburgering in Nederland en de implementatie daarna.

Ook heb ik de Tijdelijke Adviescommissie Normering Inburgeringseisen ingesteld, die advies zal uitbrengen over de examennormen voor taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving (Stcrt. 2004, nr. 14). De Commissie heeft in maart advies uitgebracht over de inburgeringseisen met betrekking tot inburgering in het land van herkomst, en zal in mei 2004 met een advies komen met betrekking tot het inburgeringsexamen in Nederland.

Het kabinet acht het, gezien de urgentie van een effectieve inburgering, van belang om spoedig met uw Kamer van gedachten te wisselen over deze nota ter voorbereiding van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voor een Wet inburgering in Nederland zal met inachtneming van de gebruikelijke procedure van advies en overleg, naar verwachting eind 2004/begin 2005 aan uw Kamer worden aangeboden.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Naar boven