nr. 122
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juli 2004
Tijdens het verantwoordingsdebat van 22 juli jl. zijn een drietal
mondelinge vragen gesteld door de leden Van As (LPF) en Vendrik (GroenLinks)
over het financieel beheer bij de KLPD, daling van het aantal vermogensdelicten
en de brief aangaande EKI, ORET en MILIEV. Zoals destijds toegezegd doe ik
u bij deze de antwoorden schriftelijk toekomen.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Antwoorden op mondelinge vragen gesteld tijdens het verantwoordingsdebat
van 22 juni 2004.
Vraag van het lid Van As (LPF):
Bij het Korps Landelijke Politiediensten was het vorig jaar een financiële
chaos en bij diverse ministeries was sprake van een achteruitgang van met
name het financiële beheer. Gaarne hoor ik van minister Zalm of dat intussen
is verbeterd en wat hij er anders aan denkt te gaan doen.
Antwoord:
Zowel het ministerie van Financiën als de Algemene Rekenkamer zijn
van mening dat bij de KLPD over 2003 duidelijk sprake is van vooruitgang van
het financieel beheer. Door de auditdienst van het ministerie van BZK is bij
de verantwoording over 2003 een goedkeurende verklaring afgegeven; dit in
tegenstelling tot het voorgaande jaar. In 2003 zijn onder meer grote vorderingen
gemaakt met het belangrijkste knelpunt: de verwerving. Blijvende aandacht
vanuit BZK blijft geboden, in het bijzonder voor de afwikkeling van het verbeterprogramma.
Vraag van het lid Van As (LPF):
Het aantal aangebrachte vermogensdelicten is gedaald. Kom dat wellicht
doordat justitie bestrijding van fraude niet als prioriteit ziet of doordat
curatoren niet eens meer aangifte doen vanwege de achterstand van justitie
bij de behandeling van fiscale zaken? Ik krijg hierop graag een reactie van
deze minister. Indien hij daartoe nu niet in staat is, zien wij het antwoord
gaarne schriftelijk tegemoet.
Antwoord:
De prioriteit in de bestrijding van fraude is niet alleen af te lezen
uit het aantal zaken dat door het Openbaar Ministerie wordt afgedaan. De bestrijding
van fraude en financieel-economische criminaliteit is niet per se een kwestie
van strafrecht. Strafrecht is een ultimum remedium en de capaciteit binnen
de strafrechtelijke keten moet over vele ernstige vormen van criminaliteit
verdeeld worden. Veel fraude in de sfeer van fiscaliteit en sociale zekerheid
wordt al sinds jaar en dag bestuursrechtelijk gesanctioneerd.
Verdere uitbreiding van capaciteit van het Openbaar Ministerie ten behoeve
van de bestrijding van de financieel economische criminaliteit zie ik op dit
moment niet als de te kiezen weg. De huidige financiële kaders bieden
daarvoor eenvoudig geen ruimte, en bovendien meen ik dat het niet alleen gaat
om capaciteit, maar evenzeer om de vraag of de inrichting van de OM-organisatie
voldoende is toegesneden op een adequate aanpak van financieel-economische
criminaliteit. Zoals is aangegeven in de brief van de minister van Justitie
aan de Kamer van 26 augustus 2003 is daar nog wel winst te boeken.
De beschikbare capaciteit wordt verstandig ingezet, dat wil zeggen daar
waar strafrechtelijk ingrijpen naar verwachting het meeste effect sorteert.
Vraag van het lid Vendrik (GroenLinks):
In het debat over het jaarverslag met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
waarbij mijn collega mevrouw Karimi zat, is een brief beloofd met nadere antwoorden
op vragen aangaande EKI, ORET en MILIEV. Waar blijft echter deze brief?
Antwoord:
Bijlage 11 bevat de brief met daarin de antwoorden
op de mondelinge Kamervragen over het BZ-jaarverslag (FEZ-BZ 155/04, 17-06-2004
kamerstuk 29 540, nr. 99). Bijlage 21 bevat de
brief betreffende ontwikkelingssamenwerking en bedrijfsleven (DDE-0381a/2004,
15-07-2004 kamerstuk 29 234, nr. 26).