Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29540 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29540 nr. 1 |
Aangeboden 19 mei 2004
Netto-kaderuitgaven: € 184,1 miljard
Belastingen, premies en gasbaten, op EMU-basis: € 171,5 miljard
Belastingontvangsten van het Rijk in 2003: € 103,6 miljard
Uitgaven van het Rijk in 2003: € 136,7 miljard
Dit Financieel Jaarverslag van het Rijk geeft vorm aan de verantwoording over het gevoerde beleid in het afgelopen begrotingsjaar. Het Jaarverslag blikt terug op de speerpunten van het gevoerde beleid, het budgettaire beeld en verdere stappen die zijn gezet in de richting van resultaatgericht management binnen de Rijksoverheid.
Op precies deze plaats benoemde mijn voorganger, Hans Hoogervorst, vorig jaar al de slechte economische omstandigheden waarin Nederland in 2002 terecht was gekomen. In 2003 is die omstandigheid niet verbeterd, maar juist nog verder verslechterd. De invloed hiervan op het EMU saldo heeft zich vertaald in een forse verslechtering. Het saldo verslechterde verder met 2,7% BBP tot een tekort van 3,2% BBP ultimo 2003. Door de overschrijding in 2003 van de Europese 3% norm is de excessieve tekortenprocedure voor Nederland relevant geworden. De donderwolken zijn echter nog niet verdwenen. Voorspellen is moeilijk. Maar uitgaande van de laatste inzichten is thans slechts een broos economisch herstel zichtbaar. Budgettaire beheersing van de overheidsuitgaven blijft dus aan de orde.
Ondanks de economische donderwolken is het kabinet er in geslaagd om belangrijke beleidsdoelen te realiseren. De wachtlijsten en wachttijden in de zorg zijn door een flinke extra productie op veel plaatsen gedaald. In het onderwijs is veel aandacht geweest om meer keuzeruimte voor scholen te verwezenlijken en het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Ook hebben vele inspanningen op het terrein van veiligheid hun vruchten afgeworpen. Zo is het aantal gepleegde delicten gedaald en is de opname- en verwerkingscapaciteit in de veiligheidsketen vergroot. Daarnaast zijn eerste belangrijke stappen gezet ten behoeve van vermindering van administratieve lasten en de modernisering van de overheid.
Voorwoord | 5 | |
Inleiding | 9 | |
HOOFDSTUK 1: DE NEDERLANDSE ECONOMIE IN 2003 | 10 | |
HOOFDSTUK 2: SPEERPUNTEN VAN BELEID | 13 | |
2.1 | Economie en arbeidsmarkt | 13 |
2.2 | Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt | 14 |
2.3 | Onderwijs, kennis en innovatie | 15 |
2.4 | Veiligheid | 16 |
2.5 | Zorg | 17 |
2.6 | Openbaar bestuur | 18 |
2.7 | Immigratie en integratie | 18 |
2.8 | Ruimte, wonen, natuur en milieu | 19 |
2.9 | Mobiliteit en infrastructuur | 20 |
2.10 | Internationaal | 20 |
HOOFDSTUK 3: BUDGETTAIR BEELD | 23 | |
3.1 | Verslechtering budgettair beeld | 23 |
3.2 | Uitgaventoetsing | 26 |
3.3 | De ontvangsten en lastenontwikkeling | 27 |
3.4 | EMU-saldo en EMU-schuld | 30 |
HOOFDSTUK 4: RESULTAATGERICHT MANAGEMENT | 34 | |
4.1 | Inleiding | 34 |
4.2 | Een eenvoudigere en meer gefocuste bedrijfsvoering | 34 |
4.3 | Een resultaatgerichte overheid | 35 |
4.4 | Rijksbrede thema's bedrijfsvoering 2003 | 38 |
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis | 43 | |
A-Bijlagen | ||
Bijlage A1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten | 47 | |
Bijlage A2: Saldibalans van het Rijk 2003 | 49 | |
Bijlage A3: Staatsbalans 2003 | 52 | |
B-Bijlagen | ||
Bijlage B1: Budgettaire kerngegevens | 64 | |
Bijlage B2: De uitgaven en niet-belastingontvangsten | 66 | |
Bijlage B3: De belasting- en premieontvangsten | 72 | |
Bijlage B4: EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbehoeften | 90 | |
Bijlage B5: Belastinguitgaven | 92 | |
Bijlage B6: Verticale Toelichting 2003 | 94 | |
Bijlage B7: Monitor ombuigingen/intensiveringen Strategisch Akkoord, Hoofdlijnenakkoord en Aanvullende pakketten 2002 en 2003 | 103 | |
Afkortingenlijst | 114 | |
Trefwoordenregister | 117 |
concurrentiepositie
Liefhebbers van de Nederlandse economie slaken een zucht van verlichting dat het jaar 2003 is afgesloten. Voor het eerst sinds het begin van de jaren tachtig daalde de BBP-groei tot onder het nulpunt. De Nederlandse economie presteerde hiermee slechter dan de meeste andere economieën van de Europese Unie. De teleurstellende prestaties van onze economie vallen dan ook maar voor een deel te verklaren uit de internationale economische problemen. Zij hangen daarnaast samen met een aanzienlijke verslechtering van de concurrentiepositie. De kiemen daarvoor stammen uit de succesjaren van de Nederlandse economie, eind jaren negentig. Door de krappe arbeidsmarkt versnelde indertijd de loonstijging. Ook toen de prestaties van de economie hun glans verloren bleven de arbeidskosten te snel stijgen. Hierdoor verslechterde de concurrentiepositie, wat aanvankelijk resulteerde in een tragere groei van de Nederlandse economie en na enige tijd – een sterk stijgende werkloosheid.
EMU-saldo
EMU-schuldquote
Door de tegenvallende economische ontwikkeling zijn de overheidsfinanciën flink verslechterd: het EMU-tekort kwam 2,7% BBP hoger uit dan vooraf werd verwacht. Deze tegenvaller treedt vooral op bij de ontwikkeling van de overheidsinkomsten. Deze zijn uitgekomen op 171,5 miljard euro, wat naar huidige inzichten circa 9 miljard lager is dan in Miljoenennota 2003 werd verwacht. Het totale uitgavenkader 2003 laat verhoudingsgewijs slechts een beperkte overschrijding zien van 0,4 miljard euro. Het EMU-saldo is door de tegenvallende ontvangsten en uitgaven uitgekomen op - 3,2% BBP, daar waar bij het indienen van de begroting nog werd uitgegaan van een klein tekort van 0,5% BBP. Deze tegenvaller is groot, maar niet zonder precedent. Ook vorig jaar was er sprake van een vergelijkbare verslechtering van 2,2% BBP tussen de ontwerpbegroting en het financieel jaarverslag. De verslechtering van het EMU-saldo heeft ook zijn weerslag gehad op de schuld. De EMU-schuldquote is uitgekomen op 54,7% BBP.
doelen van het kabinet
De doelen van het kabinet (Balkenende I), gepresenteerd in de Miljoenennota 2003, waren ambitieus. Zo stonden de aanpak van maatschappelijke knelpunten op het terrein van veiligheid, zorg, onderwijs, immigratie en integratie centraal. Ondanks de budgettaire turbulentie in 2003 is voortvarend gewerkt aan de gestelde doelen, zoals blijkt uit dit jaarverslag van het Rijk. Er werden diverse maatregelen genomen om criminaliteit en overlast te reduceren, de productie in de zorg is toegenomen en wachtlijsten zijn verkort. In het onderwijs is langs verschillende sporen gewerkt aan autonomievergroting, deregulering en het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep. Door het voeren van een restrictiever toelatingsbeleid en een meer effectieve terugkeer is het aantal asielaanvragen in 2003 fors gedaald.
In hoofdstuk 1 wordt het economische beeld van 2003 verder toegelicht. Hoofdstuk 2 beschrijft de beleidsprioriteiten en de mate waarin en de wijze waarop aan de prioriteiten invulling is gegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitkomsten van het budgettair beeld 2003. Hoofdstuk 4 gaat over Resultaatgericht management.
1. De Nederlandse economie in 2003
economische groei
In de Miljoenennota 2003 werd er, evenals in de Macro Economische Verkenning 2003, van uit gegaan dat de economische groei in 2003 zou aantrekken tot 1½%. Naar huidige inzichten is de groei echter verder ingezakt zodat de Nederlandse economie in 2003 zelfs met 0,7% is gekrompen1. Als gevolg van onder andere de overschatting van de economische groei met maar liefst 2¼%-punt moesten er in 2003 diverse malen budgettaire tegenvallers worden gemeld. De vraag is daarom relevant waarom de BBP-groei in 2003 zo teleurstellend is geweest.
De economische toekomst zal nooit tot op de komma nauwkeurig voorspeld kunnen worden. Vooral omslagpunten in de BBP-groei zijn moeilijk te voorzien. De figuur hieronder laat zien dat het CPB de economische groei vaak onderschat wanneer de BBP-groei aan de hoge kant is en juist vaak overschat wanneer de economie slecht presteert. De overschatting van de BBP-groei voor 2003 is dan ook geen uitzondering. Ook toen de economische groei in 1982 en 1993 een dieptepunt bereikte werd de groei vooraf te hoog geraamd. Achteraf blijkt de groei in 1982 met 2,4%-punt te zijn overschat en in 1993 met 1,4%-punt.
Bron: H. C. Kranendonk en J. P. Verbruggen, Trefzekerheid van CPB-prognoses voor de jaren 1971–2002, CPB Memorandum 92, 2003
* MEV t-1 schatting BBP-groei jaar t minus realisatie jaar t (%-punten)
Overigens gelden de bovenstaande observaties niet alleen voor het CPB. Ook andere conjunctuurinstituten hebben de BBP-groei voor 2003 vooraf te optimistisch ingeschat. In de tweede helft van 2002 verwachtte de Nederlandsche Bank voor 2003 een BBP-groei van 1,1%, de Europese Commissie raamde een groei van 0,9%, en het IMF en de OESO rekenden op een groei van achtereenvolgens 2,0% en 1,6%.
verklaringen tegenvallende BBP-groe
Bij het opstellen van de Miljoenennota 2003 werd dus uitgegaan van een rooskleuriger economisch beeld dan zich in werkelijkheid heeft gemaniifesteerd. Er zijn diverse verklaringen te geven voor de tegenvaller in de BBP-groei. Vooral de wereldhandel, de Nederlandse concurrentiepositie, de premies voor pensioenen en het consumentenvertrouwen hebben in 2003 een teleurstellende ontwikkeling laten zien.
relevante wereldhandel
Het CPB ging er in de MEV 2003 van uit dat de relevante wereldhandel in 2003 met 7¾% zou groeien. Een aantal factoren heeft er echter voor gezorgd dat de relevante wereldhandel in 2003 slechts met 3,7% is gegroeid. Zo werd bij het opstellen van de ramingen verondersteld dat de spanningen tussen de VS en Irak niet verder zouden oplopen. In de VN Veiligheidsraad werd nog druk gediscussieerd over Irak en een diplomatieke oplossing leek nog binnen handbereik. Door uitspraken van hoge Amerikaanse functionarissen werd pas begin 2003 duidelijk dat een tweede Golfoorlog onafwendbaar was. De oorlog, die op 19 maart 2003 daadwerkelijk uitbrak, had een ongunstig effect op relevante wereldhandel. De ontwikkeling van de wereldhandel werd eveneens negatief beïnvloed door de uitbraak van SARS in de Chinese provincie Guandong in november 2002 en door een aantal boekhoudschandalen.
concurrentiepositie
De Nederlandse concurrentiepositie verslechterde in 2003 meer dan vooraf gedacht. De arbeidskosten per eenheid product stegen in Nederland in 2003 niet 4%-punt meer dan bij onze concurrenten, maar zelfs 8%-punt meer. De concurrentiepositie werd vooral negatief beïnvloed doordat de koers van de euro ten opzichte van de dollar in 2003 onverwacht sterk steeg. Valutahandelaren begonnen in 2003 te twijfelen aan de houdbaarheid van de waarde van de dollar door het oplopende Amerikaanse tekort op zowel de handelsbalans als de overheidsbegroting. De dollar/euro-koers bleef dan ook niet stabiel rond de 1, zoals gedurende de tweede helft van 2002 het geval was, maar steeg naar 1,26 aan het eind van 2003. Door deze onverwachte depreciatie van de dollar stegen de arbeidskosten van de concurrenten (in euro's gemeten) minder sterk dan ten tijde van de voorbereiding van de Miljoenennota 2003 werd geraamd.
particuliere consumptie
Door de teleurstellende ontwikkeling van zowel de wereldhandel als de concurrentiepositie kwam de buitenlandse vraag naar Nederlandse producten in 2003 lager uit. Daarnaast viel ook de ontwikkeling van de binnenlandse consumptie in 2003 tegen. Terwijl in de Macro Economische Verkenning 2003 werd verondersteld dat de particuliere consumptie in 2003 met 1½% zou stijgen, is de particuliere consumptie naar huidige inzichten met 1,2% gedaald. Dit komt in de eerste plaats omdat de koopkracht in 2003 lager is uitgekomen, vooral doordat de problemen bij pensioenfondsen leidden tot premieverhogingen. Ten tweede daalde het vertrouwen van consumenten in de Nederlandse economie door internationale spanningen en de verslechterde arbeidsmarkt sneller dan verwacht. Ook het ontbreken van een kabinet aan het begin van 2003 deed het consumentenvertrouwen geen goed. Pas toen de formatiebesprekingen na de Provinciale Statenverkiezing van 11 maart in een stroomversnelling raakten, kregen de consumenten meer vertrouwen in de toekomst van de Nederlandse economie.
Onvoorziene internationale ontwikkelingen tezamen met problemen van de pensioenfondsen en een aantasting van het vertrouwen van de Nederlandse consumenten hebben ervoor gezorgd dat de vraag naar Nederlandse producten in 2003 lager uitkwam dan waarop was gerekend in de Miljoenennota 2003. Als gevolg hiervan zijn de investeringen en de werkloosheid ongunstiger uitgekomen. Ook de overheidsfinanciën ontwikkelden zich in 2003 minder gunstig dan vooraf gedacht. Hier wordt in Hoofdstuk 3 op ingegaan.
terugblik
Het jaarverslag van het Rijk blikt terug op het afgelopen jaar en vormt daarmee het spiegelbeeld van de Miljoenennota 2003. Zowel in de Miljoenennota 2003 als in de departementale begrotingen hebben de speerpunten hun weerslag gekregen. Met name veiligheid, zorg, onderwijs en immigratie en integratie stonden centraal, als ook bestuurlijke vernieuwing. Met deze speerpunten vervolgt het kabinet Balkende II de ingeslagen weg van het kabinet Balkende I. Om een zo volledig mogelijke terugblik te geven op 2003 zijn de doelstellingen en resultaten van beide kabinetten Balkenende betrokken. Daarbij zijn de gestelde doelen en de behaalde resultaten geclusterd weergegeven en is inhoudelijk aangesloten bij de departementale jaarverslagen. Evenals vorig jaar is dat gebeurt op de VBTB-leest en wordt de vragen «hebben we bereikt wat we wilden bereiken, hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen en heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten» beantwoord. De in dit hoofdstuk opgenomen Tabel 2.1 geeft antwoord op de laatste vraag. Evenals voor het jaarverslag van het Rijk over 2003 geldt dat ten aanzien het VBTB traject steeds verbetering mogelijk is. Parallel aan de ontwikkeling van concrete en realistische departementale doelstellingen in de begrotingen en Miljoenennota zal ook de kwaliteit van de verantwoording steeds verder verbeteren. Alle leden van het kabinet zullen zich hier blijvend voor inspannen.
concurrentiekracht
Nederland moet met haar economische groei aansluiting houden bij de top in Europa. De verdere verslechtering van de economie en oplopende werkeloosheid noopten het kabinet gericht actie te ondernemen. Herstel van de concurrentiekracht, verlaging van de administratieve lastendruk en versterking van de kwaliteit van het ondernemingsbestuur stonden centraal in 2003. Voor het herstel van de concurrentiekracht is ondermeer een beheerste loonkostenontwikkeling noodzakelijk. In het najaar van 2003 hebben het kabinet, werkgevers en werknemers hiertoe een akkoord tot loonmatiging bereikt.
administratieve lasten
Daarnaast is gewerkt aan het verbeteren van het ondernemingsklimaat door het verminderen van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Ten aanzien van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven heeft het kabinet zich ten doel gesteld om deze met een kwart te reduceren. Over 2003 is een netto reductie van € 351,1 mln. behaald. Met de code voor Corporate Governance van de door het kabinet ingestelde commissie Tabaksblatt is een stap gezet in de versterking van de kwaliteit van het ondernemingsbestuur. De corporate governance code is op 9 december 2003 gepubliceerd.
(x € miljoen) | Financiën | VWS | SZW | Justitie | VROM | V&W | EZ | LNV | OCW | To taal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Reductie | 149,8 | 34,2 | 42,7 | 57,7 | 11,3 | 11,2 | 7,1 | 36,9 | 0,2 | 351,1 |
Toename | 17,6 | 1,2 | 8,7 | 0,0 | 4,8 | 1,3 | 2,9 | 0,6 | 0 | 37,1 |
2.2 Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
WAO
De speerpunten van beleid op het terrein van de Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt in 2003 waren de aanpak van de WAO, reïntegratie, levensloop en bestrijding van de armoedeval. Met de inspanningen van het kabinet op het terrein van de WAO is in 2003 voor het eerst sinds 1996 een daling in het aantal WAO'ers bereikt. Daling van de instroom was de voornaamste oorzaak. De in 2002 ingevoerde Wet Poortwachter, het volledig tot effect komen van de Pemba-prikkel, de laagconjunctuur en de effecten samenhangend met de aankondiging van de aankomende stelselherziening, liggen daar vermoedelijk aan ten grondslag. Met de invoering van een nieuw WAO-stelsel zet het kabinet haar inspanningen op het terrein van de WAO onverminderd voort om de instroom van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten te reduceren tot maximaal 25 000 per jaar. Voorts heeft in 2003 het parlement de Wet Werk en Bijstand, die per 1 januari 2004 is ingegaan, aangenomen. Met deze wet zal een grotere effectiviteit in de uitvoering van de bijstand en snellere begeleiding naar werk worden behaald.
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | |
---|---|---|
Aantal WAO-ers | 802000 | 786 000 |
Instroom | 92000 | 66 000 |
levensloop
armoedeval
Om de combinatie van werken, leren, zorgen en andere activiteiten gedurende de gehele levensloop te vergemakkelijken was het kabinet voornemens in 2003 de levensloopregeling te introduceren. Deze regeling is echter enkele malen uitgesteld. Als onderdeel van een stelsel van fiscale faciliëring voor VUT/prepensioen en levensloop wordt de invoering nu voorzien per 1 januari 2006. De combinatie van werken en zorgen wordt ook beter mogelijk met de komst van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang, die het huidige aanbodgestuurde stelsel vervangt door een vraag gestuurde voorziening. In 2003 is gewerkt aan de voorbereiding van deze wet, waarvan de invoeringsdatum nu is voorzien op 1 januari 2005.
Het kabinet heeft zich in 2003 tevens ingespannen om de armoedeval te verkleinen, daar het de arbeidsdeelname belemmert. Een belangrijk element van de armoedeval is daarmee de werkloosheidsval1. Onderstaande tabel presenteert het niveau van de werkloosheidsval zoals geraamd in de sociale nota en de realisatie daarvan. De werkloosheidsval is in 2003 ongeveer uitgekomen op de raming uit de Sociale nota in 2003.
Werkloosheidsval (x € 1) | Niveau 2003 in SN 2003 | Realisatie 2003 |
---|---|---|
Alleenstaande | – 45 | – 69 |
Alleenverdiener met kinderen | – 560 | – 555 |
Alleenstaande met kinderen | + 600 | + 572 |
Herintreder met kinderen | + 2 615 | + 2 603 |
2.3 Onderwijs, Kennis en innovatie
meer ruimte
Het jaar 2003 stond vooral in het teken autonomie en deregulering, een aantrekkelijk lerarenberoep en een sterke beroepskolom. Zo werd voor het primair- en voortgezet onderwijs gestart met het vergroten van flexibiliteit, regel- en experimenteerruimte. Ten behoeve van meer beslissingvrijheid in het primair onderwijs wordt in 2006 lumpsumbekostiging ingevoerd. De voorbereidingen hiertoe zijn in 2003 gestart. In het beroepsonderwijs en de volwasseneducatie is onder meer gewerkt aan de vereenvoudiging en substantiële vermindering van de opleidingskwalificaties. Voor het hoger onderwijs zijn in 2003 voorstellen uitgewerkt om te experimenteren met selectie en collegegelddifferentiatie. Voor alle onderwijsinstellingen geldt dat ze minder circulaires hebben ontvangen. Vooral in het primair- en voortgezet onderwijs is het aantal circulaires flink afgenomen, namelijk van 102 circulaires in 2002 tot 75 in 2003.
aantrekkelijk lerarenberoep
Ten behoeve van het verkleinen van het lerarentekort en het vergroten van de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep is de nadruk gelegd op het vergroten van de professionele ruimte voor de leraar. De inzet van het kabinet heeft onder andere geleid tot een toename van het aantal zij-instromers in het primair- en voortgezet onderwijs. Ook is het aantal onderwijsassistenten van maart 2002 tot eind 2003 is toegenomen en is het ziekteverzuim in het primair- en voortgezet onderwijs ten opzicht van 2001 met 0,8%-punt afgenomen. Voor verruiming van het lerarenaanbod in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zijn de beleidsinspanningen gericht op een groep die zich al werkend kan kwalificeren. In totaliteit is het aantal openstaande vacatures, gemeten in het 3e kwartaal, in het onderwijs gedaald.
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | |
---|---|---|
Aantal zij-instromers in PO & VO | 1 000 | 1 500 |
Aantal onderwijsassistenten | 3 200 | 5 000 |
Aantal vacatures in het Onderwijs | 2 800 | 1 250 |
leerling centraal
verbetering doorstroom
In de beroepskolom staat de loopbaan van de leerling centraal, waarbij de nadruk ligt op doorlopende leerwegen en meer maatwerk. Daartoe is gewerkt aan flexibele onderwijsprogramma's en flexibele overgangen tussen leren en werken. Voorts heeft het ministerie van OCW in samenwerking met het ministerie van SZW het plan van aanpak jeugdwerkloosheid gepresenteerd. Mede op basis van dit plan worden onder andere de assistentenroute in het VMBO geïntroduceerd, leerwerktrajecten in het VMBO verbreed en wordt het tussentijds overstappen vereenvoudigd. Deze verbeteringen moeten een betere doorstroom van VMBO naar MBO bewerkstelligen. Het kabinet streeft naar 40 000 leerwerktrajecten in 2007. Verder is de invoering van het verplichte vak culturele en kunstzinnige vorming vanaf het schooljaar 2003/2004 in het VMBO succesvol verlopen. Ten slotte is in 2003 besloten de stimuleringsmaatregelen voor de film te beëindigen.
investeren in kennis
De Nederlandse ambitie om als concurrerende kennissamenleving tot de Europese voorhoede te horen is onverminderd van kracht gebleven. Het kabinet heeft € 800 mln. beschikbaar gesteld ter versterking van de kenniseconomie. Daarmee worden projecten gefinancierd in het kader van de derde investeringsimpuls in de kennisinfrastructuur (ICES/KIS-3). Deze projecten zijn gericht op verbetering van samenwerkingsverbanden tussen het bedrijfsleven en de top van de Nederlandse wetenschap en versterken de kwaliteit van toponderzoek. Met de ICES/KIS-3 impuls geeft het kabinet een impuls aan innovatief onderzoek dat kan bijdragen aan maatschappelijke thema's als duurzame energie, gezondheidszorg en ruimtegebruik. Ter wille van de benodigde integrale aanpak is het Innovatieplatform opgericht, waarin de bij onderwijs en innovatiebeleid betrokken ministers en vertegenwoordigers van relevante maatschappelijke partijen plannen uitwerken voor de te volgen strategie om Nederland te laten toegroeien naar een concurrerende kenniseconomie. Het Innovatieplatform staat onder leiding van de minister-president.
daling criminaliteit
Het doel van het kabinet is een landelijke vermindering van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte met 20% tot 25% in de periode 2008–2010. Voor 2006 wordt ernaar gestreefd om in 50 probleemwijken een reductie van criminaliteit en overlast met 20% à 25% te realiseren. Uit recente slachtoffergegevens van het CBS (april 2004) blijkt inmiddels dat in 2003 sprake is van een lichte daling van veel voorkomende criminaliteit in vergelijking met 2002. De daling ten opzichte van 2002 is ongeveer 5%. Verheugend daarbij is de daling van het aantal vermogensdelicten. Het aantal geweldsdelicten is ongeveer gelijk gebleven.
Voor de vermindering van criminaliteit en overlast is de verbetering van de prestaties van de veiligheidsketen en de aanpak van jeugdcriminaliteit en probleemjongeren prioriteit. Gestart is met de uitvoering van het actieprogramma «Jeugd terecht», met als doel het bewerkstelligen van een samenhangende aanpak in zowel preventieve als repressieve zin. In dat kader zijn onder andere de capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen Den Engh en Glenn Mills met respectievelijk 12 en 25 plaatsen uitgebreid en zijn de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen verder teruggebracht. Knelpunten bestaan nog bij de indeling van vijf gemeenten. Voor deze knelpunten zijn afspraken gemaakt. Het streven blijft voor alle regio's territoriale congruentie te realiseren.
veiligheidsregio's
Belangrijke prioriteiten van het programma «Bewust veiliger» zijn de vorming van 25 veiligheidsregio's met dezelfde territoriale grenzen en dezelfde bestuurlijke aansturing, alsmede gezamenlijk gehuisveste meldingskamers voor politie, brandweer en ambulancediensten. Ultimo 2003 zijn de territoriale grenzen van de regio's in tegenstelling tot eerdere verwachtingen nog niet 100% congruent.
In februari 2003 hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie een convenant gesloten met de korpsbeheerders: het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006. In dit convenant zijn onder andere prestatieafspraken voor de politie op landelijk niveau vastgelegd evenals afspraken over de te realiseren sterktegroei van 4 000 fte's.
prestatiegerichte aanpak
Inclusief de functionele inzetbaarheid van aspiranten is het aantal fte's in 2003 verder toegenomen ruim 1 000. De eerste resultaten van de prestatiegerichte aanpak zijn reeds zichtbaar. Zo toonde het aantal door de politie aan het OM overgedragen verdachten in 2003 bij vrijwel alle korpsen een stijgende lijn. In totaal werden 15 200 verdachten meer aangeleverd dan in 2002. Daarnaast heeft de rechterlijke macht circa 190 000 extra zaken behandeld, waarvan ruim 50 000 strafzaken. Ten opzichte van de begroting 2003 is dat een groei van meer dan 14% van het aantal zaken. In 2003 is het gestelde doel van een stijging van het aantal beschikbare plaatsen in het gevangeniswezen met 1 500 behaald en is het aantal taakstraffen met ruim 7 500 verhoogd. Ondanks deze forse uitbreidingen blijft de vraag naar sanctiecapaciteit echter groter dan het aanbod.
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | |
---|---|---|
Aantal delicten | 5,1 mln. | 4,8 mln. |
Functionele sterkte politie | 52 452 | ca. 53 500 |
Aantal aan OM overgedragen verdachten | 221 900 | 237 100 |
Door ZM behandelde zaken | 1 551 276 | 1 741 276 |
Sanctiecapaciteit | 12 518 | 14 018 |
hogere productie
Het kabinet streeft naar een kwalitatief goede, toegankelijke, doelmatige en betaalbare gezondheidszorg, waarbij de solidariteit zoveel mogelijk wordt gehandhaafd, met het terugdringen van de wachtlijsten en wachttijden als eerste speerpunt. Om de wachtlijsten in de zorg in 2003 tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, zijn er voor zowel de ziekenhuiszorg als voor de AWBZ-zorg extra middelen voor extra productie (het boter-bij-de-vis-principe) beschikbaar gesteld. De productie in de curatieve zorg en de AWBZ zorg is gestegen en de wachtlijsten zijn over de gehele linie gedaald. Dit heeft op veel plaatsen tot kortere wachttijden geleid. Deze productieverhoging is echter gepaard gegaan met forse overschrijdingen. De voorlopige realisatie van de middelen die in 2003 zijn ingezet voor extra productie is ruim € 2,2 mrd. hoger uitgevallen dan geraamd in de zorgnota 2003. Van deze € 2,2 mrd. heeft € 1,5 mrd betrekking op de AWBZ. In totaal is in 2003 €1,5 mrd. meer naar de zorg gegaan voor productie dan in 2002.
keuzevrijheid
Naast de aanpak van de wachtlijsten en -tijden zijn in de AWBZ in 2003 verdere veranderingen doorgevoerd die het systeem meer samenhangend hebben gemaakt en de cliënten meer keuzevrijheid hebben gegeven. Ter vergroting van de concurrentie tussen zorgaanbieders en meer keuzevrijheid voor de zorgvragers zijn sinds 1 april 2003 de AWBZ aanspraken in functies omschreven, waardoor aanbieders nu AWBZ-breed zorg kunnen aanbieden. Ook is de regeling voor persoonsgebonden budgetten (PGB) uitgebreid en vereenvoudigd. Met uitzondering van behandeling en verblijf, kunnen mensen nu voor alle functies kiezen voor een persoonsgebonden budget en zo de zorg geheel zelf regelen. Om het systeem voor de cliënten te vereenvoudigen zijn de bestaande drie pgb-regelingen opgegaan in één regeling.
zorgstelsel
Verder is er gewerkt aan de herziening van het zorgstelsel in de curatieve zorg, waaronder het totstandkomen van een standaardverzekering voor alle Nederlanders in 2006. Op het gebied van aanbodregulering is er in 2003 verder gewerkt aan een nieuwe bekostigingssystematiek voor de zorg, de diagnose behandeling combinaties (DBC).
Om arbeidsmarktknelpunten in de zorg aan te pakken is de opleidingscapaciteit in 2003 op diverse terreinen vergroot. De instroom van studenten in de initiële opleiding geneeskunde is vergroot tot in totaal 2800. De instroom in de opleiding tot medisch specialist is vergroot van 1 045 in 2002 tot 1 170 in 2003. Voorts is de instroom in de huisartsenopleiding uitgebreid van 466 in 2002 tot 500 in 2003.
Daarnaast is er voor de huisartsenzorg een opleiding gestart tot physician assistent en nurse practitioner, waardoor huisartsen zich meer kunnen richten op hun kerntaken.
modernisering overheid
In het afgelopen begrotingsjaar was er volop aandacht voor de modernisering van de overheid, bestuurlijke vernieuwing en een meer efficiënte werking van de collectieve sector. Er zijn eerste, belangrijke stappen gezet in de richting van de gekozen burgemeester, de invoering van een nieuw kiesstelsel en start van het project Andere Overheid. Met een hoofdlijnennotitie over de gekozen burgemeester die aan de Tweede Kamer werd gezonden is de aftrap gegeven voor een eerste verkiezing in 2006. Daarnaast is een hoofdlijnennotitie inzake de invoering van een nieuw kiesstelsel aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin is uitgewerkt hoe kiezers naast hun landelijke stem ook een stem kunnen uitbrengen op een regionale kandidaat. In de tweede helft van 2003 is onder coördinerende verantwoordelijkheid van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties het Programma Andere Overheid van start gegaan. De kern van dit programma is de kabinetsvisie dat de overheid terughoudend moet zijn als het gaat om regelgeving en tegelijk efficiënt als het gaat om organisatie en uitvoering. Daarnaast moeten burgers en samenleving in staat zijn of worden gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. In het Hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet zich ten doel gesteld om de efficiency in de collectieve sector te verhogen.
efficiency collectieve sector
In 2003 is voor het eerst zichtbaar geworden tot welke departementale maatregelen dit heeft geleid. Het gaat om maatregelen zoals deregulering of vereenvoudiging van wet- en regelgeving.
Het gaat ook om het niet langer uitvoeren van taken of het efficiënter uitvoeren van taken. Dit heeft er mede toe bijgedragen dat in 2003 de omvang van de rijksdienst met circa 1 150 fte kon worden teruggebracht tot 116 950 fte.
toelatingsbeleid
In 2003 is gewerkt aan de verdere invulling van een restrictief toelatingsbeleid in Nederland. In het Hoofdlijnenakkoord is als voorwaarde voor gezinsvorming de inkomenseis gesteld op 120% van het minimumloon en de minimumleeftijd verhoogt tot 21 jaar. Naar verwachting zullen de maatregelen in april 2004 in werking treden.
Door tweede of volgende asielaanvragen niet meer in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat gefinancierde rechtsbijstand een zelfstandige bron vormt voor procedures. Ook is Nederland, samen met de UNCHR en enkele lidstaten, waaronder het VK en Denemarken, gestart met het onderzoeken hoe bescherming in de regio versterkt kan worden. Op 21 november 2003 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de «Terugkeernota, maatregelen voor een effectievere uitvoering van het terugkeerbeleid» naar de Tweede Kamer gestuurd. De maatregelen hebben tot doel meer daadwerkelijk vertrek van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
De effecten van de ingeslagen weg zijn duidelijk zichtbaar. In 2003 zijn ruim 5 200 minder nieuwe asielaanvragen ingediend dan in 2002. Door de lage instroom is de bezetting van de opvang verder afgenomen. Eind 2003 verbleven bijna 17 000 minder personen in de centrale opvang dan een jaar daarvoor. Ook de instroom van AMA's is in 2003 fors gedaald. De signaalwerking van de nieuwe vreemdelingenwet, het nieuwe AMA beleid en de start van de AMA campus, waar alleenstaande minderjarige asielzoekers op een actieve wijze worden voorbereid op hun terugkeer naar het land van herkomst, hebben wellicht een rol gespeeld bij de daling van de instroom.
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | |
---|---|---|
Aantal asielaanvragen | 18 667 | 13 402 |
Bezetting in personen per ultimo | 69 800 | 52 780 |
Instroom AMA's | 3 233 | 1 216 |
2.8 Ruimte, wonen, natuur en milieu
woningbouw
doorstroming
Sterke steden met een gevarieerd woningaanbod en een vitaal platteland met een eigen karakter staan centraal in het beleid gericht op ruimte, wonen, natuur en milieu. Met dit perspectief is ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid voor stad en land in 2003 een visie ontwikkeld op de ruimtelijke ontwikkeling in de nieuwe Nota Ruimte, die binnenkort verschijnt. In deze nota wordt onder andere aandacht geschonken aan de teruglopende woningbouwproductie. Daar het kabinet zich ten doel heeft gesteld dit tij te keren zijn zogenaamde aanjaagteams aangesteld. Deze hebben er reeds toe geleid dat op een aantal locaties concrete afspraken zijn gemaakt tussen lokale en regionale partijen over de versnelling van de woningproductie. Vereenvoudiging van de regelgeving zal hier verder aan bijdragen. Om verloedering en onveiligheid tegen te gaan zijn in overleg met de 30 grootste gemeenten 56 prioriteitswijken geselecteerd waarvan de herstructurering met voorrang wordt aangepakt. Verder zijn stappen gezet om de doorstroming op de huizenmarkt te bevorderen en de investeringsbereidheid van verhuurders te vergroten. Hiertoe wordt in het huurbeleid op lange termijn meer ruimte gecreëerd, ondere andere door meer ruimte te geven bij het vaststellen van huurprijzen. In deze ontwikkeling blijft de aandacht voor het waarborgen van de betaalbaarheid voor specifieke groepen onverminderd.
aanpak vogelpest
CO2 reductie
De pluimvee-sector werd in 2003 overvallen door de vogelpest (Aviaire Influenza). Overheidsingrijpen was noodzakelijk. Ter bestrijding van de ziekte en ter voorkoming van welzijnsproblemen zijn circa 30 mln. stuks pluimvee geruimd. De ingrepen van het kabinet tot bestrijding hebben ertoe geleid dat ruim 25 mln. kippen en kalkoenen werden geruimd. Vaccinatie kon uit hoofde van EU-regelgeving helaas niet worden toegepast. Voor het realiseren van de Kyoto-afspraken, een reductie van 6% van de emissie van broeikasgassen ten opzichte van 1990 ligt Nederland op koers. Een belangrijke Europese ontwikkeling is de publicatie van de richtlijn voor een Europees systeem van verhandelbare CO2 emissierechten. Hierdoor wordt de reductiedoelstelling voor de betrokken sectoren zeker gesteld, tegen de laagst mogelijke kosten.
2.9 Mobiliteit en infrastructuur
Het kabinet heeft in 2003 ingezet op het handhaven van het niveau van betrouwbaarheid en een betere benutting van rijksinfrastructuur. Op het gebied van hoofdwegen is in 2003 vooral onderhoud gepleegd aan het wegdek. In het kader van benutting is in juni 2003 de Spoedwet Wegverbreding van kracht geworden, waarmee de belangrijkste bereikbaarheidsknelpunten op het hoofdwegennet kunnen worden aangepakt.
bereikbaarheid
Om de bereikbaarheid en doorstroming op het wegennet verder te verbeteren zijn in 2003 onder meer de Westerscheldetunnel, Sijtwende, de A5 Verlengde Westrandweg en de reconstructie van de A9 bij het Kooimeerplein bij Alkmaar voltooid. Ook ten aanzien van de waterwegen is vooral gewerkt aan onderhoud. Om het aantal vertragingen voor treinreizigers te verminderen heeft het kabinet tezamen met de NS punctualiteitdoelstellingen vastgesteld. De doelstelling voor 2003 van 82% is gehaald, nagenoeg 83,1% van de treinen reed op tijd. In 2003 is verder gewerkt aan de realisatie van de megaprojecten HSL-Zuid en de Betuweroute. Het geplande moment van oplevering is niet gewijzigd.
veiligheid
Ter vergroting van de veiligheid heeft de implementatie van het Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (SVOV) veel aandacht gekregen. Onder deze paraplu zijn onder andere het aantal toezichthouders op tram en metro uitgebreid. De Spoorwegpolitie werd uitgebreid met 3 extra «Veel Voorkomende Criminaliteitsteams». Het 3e team is sinds 2004 operationeel. De geplande maatregelen ter vermindering van het aantal verkeersdoden en -gewonden, zoals invoering van de verplichte dode hoekspiegel voor vrachtwagens, uitbreiding van het inhaalverbod voor vrachtwagens, verbetering van de veiligheid voor motorrijders, verbetering van de verkeershandhaving, verkeerseducatie in de basisvorming, zijn vrijwel allemaal uitgevoerd.
effectievere samenwerking
Armoedebestrijding blijft de hoofddoelstelling van ontwikkelingssamenwerking, de Millennium Development Goals (MDG's) vormen daarbij de leidraad.
Doha Development Agenda
De kwaliteit en effectiviteit van het beleid is bevorderd door onder meer het concentreren van de bilaterale samenwerking op 36 in plaats van 49 landen. In het kader van een effectieve sectorale benadering is de reductie van het aantal sectoren per land tot maximaal drie ingezet. De effectiviteit is verder verhoogd door goede coördinatie tussen donoren, harmonisatie van procedures alsmede versterkte planning, monitoring en evaluatie. Burgers, bedrijven en organisaties zijn meer bij ontwikkelingssamenwerking betrokken door het stimuleren van kennisuitwisseling en het sluiten van partnerschappen. In 2003 is gestreefd om ook ontwikkelingslanden te laten profiteren van de mondialisering door meer aandacht te vragen voor coherentie dossiers op landbouwgebied (o.a. het katoendossier) en het bevorderen van een grotere participatie van ontwikkelingslanden in de concrete invulling van de «Doha Development Agenda» van de Wereldhandelsorganisatie WTO. In de voorbereiding van de vijfde Ministeriële Conferentie in Cancún werd op het gebied van het intellectuele eigendom (TRIP's-verdrag) in relatie tot medicijnen een akkoord bereikt dat de export van goedkope medicijnen naar landen zonder productiecapaciteit mogelijk maakt. Helaas is de Conferentie in Cancún uiteindelijk toch mislukt door gebrek aan duidelijke concessies en onoverbrugbare verschillen van inzicht over bepaalde onderwerpen.
schuldkwijtschelding
Nederland heeft zich in internationaal verband ingezet voor een gecoördineerde aanpak van het internationale schuldenprobleem en zal dat ook blijven doen. In verband met enkele te verwachten grote kwijtscheldingen in de Club van Parijs heeft het kabinet besloten de raming van kwijtschelding van exportkredietvorderingen (schuldverlichting) te verhogen met € 300 mln. In 2003 heeft de verwachte schuldkwijtschelding zich niet voorgedaan. In lijn met het kabinetsbeleid zijn deze vrijvallende middelen ingezet om de 0,8%-BNP-prestatie te handhaven. Gerekend over 2003 heeft Nederland aan de internationale afspraken over het ODA-volume voldaan.
bestrijdingsterrorisme
buitenlandse operaties
De nieuwe bedreigingen voor de vrede en veiligheid in de wereld (terrorisme, proliferatie van massavernietigingswapens, internationale criminaliteit en instabiele regio's met falende staten) vragen om een internationaal antwoord. In december 2003 werd in de NAVO het besluit genomen om een permanente intelligence eenheid op te richten om de terrorismedreiging beter in kaart te brengen. In de EU zijn regionale en thematische dreigingsanalyses tot stand gekomen die een operationele vertaalslag moeten krijgen in anti-terrorismeprogramma's in derde landen. Waar mogelijk zullen anti-terrorismeclausules worden opgenomen in verdragen met derde landen. Ook zijn afspraken gemaakt voor betere coördinatie tussen de EU en de NAVO inzake burgerbescherming na een terroristische aanval. Voorts werd in 2003 onder meer gewerkt aan de verdere uitvoering van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid door de versterking van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), van de Koninklijke marechaussee en van de Bijzonder Bijstandseenheden van het Korps mariniers. Nederland leverde ook een bijdrage aan een aantal crisisbeheersingsoperaties, waaronder in NAVO-verband in Afghanistan en op de Balkan. Daarnaast nam ons land deel aan SFIR, de stabilisatiemacht in Irak en aan de VN-operatie UNMIL in Liberia. Het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) heeft zich in 2003 verder ontwikkeld. In dat verband nam Nederland deel aan de EU-politiemissies in Bosnië en Macedonië.
In de Berlijn-Plus-regeling werden goede afspraken gemaakt tussen de EU en de NAVO op het gebied van operaties. Tevens ontwikkelde de EU een eigen veiligheidsstrategie en kwam er een EU-non-proliferatiestrategie tot stand. Tenslotte kan Nederland terugkijken op een succesvol voorzitterschap van de OVSE.
Tabel 2.1. Uitgaven Miljoenennota 2003 en realisatie | |||
---|---|---|---|
Netto uitgaven (x € miljard) | MN2003 | FJR2003 | Verschil |
Sociale zekerheid en arbeidsmarkt | 56,4 | 55,9 | -/- 0,5 |
Onderwijs | 15,3 | 15,5 | 0,2 |
Kennis en innovatie | 8,4 | 8,7 | 0,2 |
Veiligheid | 6,7 | 7,1 | 0,3 |
Zorg | 39,3 | 41,6 | 2,3 |
Immigratie en integratie | 1,4 | 2,0 | 0,6 |
Ruimte, wonen natuur en milieu | 4,0 | 3,6 | -/- 0,4 |
Mobiliteit en infrastructuur | 8,4 | 9,0 | 0,5 |
Ontwikkelingssamenwerking | 4,7 | 4,4 | -/- 0,3 |
Vrede en veiligheid | 7,0 | 6,8 | -/- 0,2 |
3.1 Verslechtering budgettair beeld
In budgettair opzicht is de Nederlandse situatie in 2003 flink ongunstiger uitgekomen dan bij het indienen van de begroting werd verwacht. De economische groei in 2003 is naar huidige inzichten uitgekomen op – 0,7% en valt daarmee uiteindelijk ruim 2%-punt lager uit dan bij het indienen van de Miljoenennota 2003 werd geraamd. Hiermee blijft de groei flink achter bij die van de rest van het eurogebied. Door deze tegenvallende groei zijn de overheidsfinanciën flink verslechterd.
overheidsinkomsten
saldo lokale overheden
Dit is vooral zichtbaar bij de ontwikkeling van de overheidsinkomsten. Deze zijn naar huidige inzichten uitgekomen op 171,5 miljard euro, dat is circa 9 miljard lager dan in Miljoenennota 2003 werd verwacht. Daarnaast is sprake van een forse verslechtering van 3,5 miljard euro van het saldo van de lokale overheden.
Het totale uitgavenkader 2003 laat een beperkte overschrijding zien van 0,4 miljard euro. Daarbij valt op dat de uitgavendisciplinesector Sociale Zekerheid een onderschrijding vertoont en de Zorg een forse overschrijding van 1 miljard euro, vooral door tegenvallers bij de curatieve zorg.
overschrijding 3%-tekortgrens
Het EMU-saldo is door de tegenvallende ontvangsten en uitgaven uiteindelijk uitgekomen op – 3,2% BBP, terwijl bij het indienen van de begroting nog werd uitgegaan van een klein tekort van 0,5% BBP. De oorspronkelijk ruime marge tot de 3%-tekortgrens is in 1½ jaar geheel verdwenen, en uiteindelijk is zelfs sprake van een overschrijding van deze grens. Zonder de getroffen maatregelen van circa 0,7% BBP zou de 3%-tekortgrens nog forser overschreden zijn.
Als gevolg van het slechte presteren van de Nederlands economie, ook in vergelijking met andere Europese landen, is het EMU-saldo van Nederland in 2003 onder het Europese gemiddelde gekomen, terwijl het Nederlandse saldo in voorgaande jaren nog boven het Europese gemiddelde lag.
Grafiek 3.1.1: EMU-saldo Nederland en EMU-saldo van de EU-15 (in % BBP)
Het grotere tekort heeft ook zijn weerslag gehad op de schuld. De EMU-schuld is uitgekomen op 248,8 miljard euro wat overeenkomt met 54,8% BBP. Bij Miljoenennota 2003 werd nog uitgegaan van een schuld van 49,8%.
voorlopige karakter van de cijfers
Box voorlopige karakter van de cijfers
Het Financieel Jaarverslag geeft een zo actueel en definitief mogelijk beeld van de budgettaire ontwikkelingen gedurende het afgelopen jaar. Het geeft een verdere actualisering van de cijfers uit de Voorlopige Rekening, en tevens aanvullende informatie omtrent de wijzigingen. Waar in de Voorlopige Rekening de cijfers over de uitgaven en inkomsten die via de rijksbegroting lopen reeds een definitief karakter hebben, kennen de uitgaven en inkomsten die via de sociale fondsen lopen nog een zeer voorlopig karakter. In het Financieel Jaarverslag hebben ook deze uitgaven en inkomsten daarentegen een meer definitief karakter. Echter daarmee zijn niet alle cijfers definitief vaststaand, met name bij de zorg en de lokale overheid kunnen nog wijzigingen optreden. In de zomer volgend op het betreffende begrotingsjaar verschijnen de Nationale Rekeningen van het CBS. Dit kan er toe leiden dat de cijfers zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag worden gewijzigd. De Nationale Rekeningen zijn pas drie jaar na afloop van het begrotingsjaar definitief.
macro-economische kernvariabelen
Bij het opstellen van de budgettaire ramingen wordt uitgegaan van een aantal belangrijke macro-economische kernvariabelen. De daadwerkelijke uitkomst van de economische kernvariabelen beïnvloedt de realisatie van de begroting. De ramingen ten tijde van Miljoenennota 2003 zijn gebaseerd op de MEV 2003. De (voorlopige) realisaties zoals gepresenteerd in dit jaarverslag zijn vooral ontleend aan het CEP 2004 en op onderdelen geactualiseerd op basis van recente CBS-publicaties.
Tabel 3.1.1: Overzicht macro-economische kernvariabelen 2003 | |||
---|---|---|---|
MN 2003 | FJR 2003 | Verschil | |
Volumegroei BBP (in %) | 1½ | – 0,7 | – 2¼ |
Prijs BBP (in %) | 3¼ | 3 | – ¼ |
BBP (x € miljard) | 470 | 454 | – 16 |
Contractloon marktsector (in %) | 3¼ | 2¾ | – ½ |
Consumentenprijsindex (in %) | 2½ | 2 | – ½ |
Werkloosheid (x 1000 personen) | 385 | 396 | 11 |
Aantal werkloosheidsuitkeringen (x 1000 arbeidsjaren) | 670 | 608 | – 62 |
Rente (in %) | 5 | 4 | – 1 |
Eurokoers (niveau, dollars per euro) | 1,00 | 1,13 | 0,13 |
Olieprijs (in $) | 24,5 | 28,9 | 4,4 |
De bijstellingen in het economische beeld zijn, zoals toegelicht in hoofdstuk 1, fors geweest. Het BBP-volume is vorig jaar naar huidige inzichten gekrompen met 0,7%. Sinds 1982, toen de economie kromp met 1,2%, is de groei niet meer zo laag geweest.
begrotingselasticiteit
overheidsinkomsten
Net als in het Financieel Jaarverslag 2002 kan de verslechtering van het budgettaire beeld ook in dit Financieel Jaarverslag echter niet volledig worden toegeschreven aan de economie. Het effect van een tegenvallende economische groei op het begrotingssaldo kan worden geschat met behulp van de gemiddelde begrotingselasticiteit uit het verleden zoals berekend door de OESO. Op basis van deze begrotingselasticiteit (van 0,66, waarvan 0,40 voor de inkomsten en 0,26 voor de uitgaven) valt te verwachten dat een groeitegenvaller van 2¼%-punt een negatief effect heeft op het EMU-saldo van 1½%-punt. Het EMU-saldo is echter 2,7%-punt lager uitgekomen. Dit betekent dat het EMU-saldo ruim 1%-punt meer is tegengevallen dan op basis van de begrotingselasticiteit verwacht mag worden. Dit valt grotendeels te verklaren uit de ontwikkeling van de overheidsinkomsten. Deze inkomsten vallen bijna 2% BBP tegen, terwijl – uitgaande van de bijdrage van de overheidsinkomsten aan de begrotingselasticiteit – slechts een tegenvaller van 1% BBP viel te verwachten. De feitelijke tegenvaller is onder meer groter vanwege relatief grote tegenvallers bij de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting (zie ook paragraaf 3.3).
werkloosheid
Een andere opvallende ontwikkeling, die blijkt uit tabel 3.1.1 is dat het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen (– 62 duizend) is meegevallen, terwijl de werkloosheid (+ 11 duizend) is tegengevallen. Het is een bekend gegeven dat de ontwikkeling van het aantal werkloosheidsuitkeringen kan afwijken van de ontwikkeling van de werkloze beroepsbevolking. Alleen mensen die zelf opgeven dat zij in de afgelopen tijd actief werkzoekend zijn geweest, worden tot de werkloze beroepsbevolking gerekend. Tevens geldt dat niet iedereen recht heeft op een werkloosheidsuitkering bij werkloosheid. Zo hebben toetreders tot de arbeidsmarkt met een verdienende partner geen recht op een uitkering. Bij het doorvertalen van de werkloosheid naar het effect op de begroting (het aantal werkloosheidsuitkeringen) wordt hiermee rekening gehouden. Toch is vorig jaar de ontwikkeling van het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen sterk overschat. Dit zit vooral in een verkeerd geschatte ontwikkeling van het aantal mensen met een bijstandsuitkering. Het CPB heeft daarom een nieuwe ramingsmethode ontwikkeld1, die voor het eerst bij CEP 2004 is toegepast. Belangrijk verschil met de oude methode is dat nu rekening wordt gehouden met een vertraagde doorwerking van een mutatie in de werkloze beroepsbevolking in het aantal bijstandsuitkeringen. Tot nu toe werd van een onvertraagd verband uitgegaan. Een mutatie in de werkloze beroepsbevolking leidt op korte termijn echter slechts tot een geringe mutatie in het aantal bijstandsgerechtigden en voornamelijk tot een verandering in het aantal mensen met een WW-uitkering. Door meer dan in het verleden rekening te houden met de vertraagde doorwerking van de werkloosheidsontwikkeling in het bijstandsvolume kan een betere inschatting van het aantal bijstandsuitkeringen worden gemaakt, waardoor ook het macrobudget voor het inkomensdeel van de WWB nauwkeuriger kan worden geraamd en vastgesteld.
reële uitgavenkaders
Deze paragraaf gaat in op de ontwikkeling van de uitgaven en de toetsing hiervan aan het uitgavenkader. Een belangrijk onderdeel van de begrotingsregels van het kabinet is het hanteren van vaste reële uitgavenkaders. Onderstaande tabel geeft op verschillende momenten de toetsing aan het uitgavenkader weer voor het jaar 2003. Het uitgavenkader zoals vastgesteld door het huidige kabinet (en weergegeven in de Miljoenennota 2004) geldt hierbij als uitgangspunt. Omdat het EMU-tekort ook al ten tijde van de Miljoenennota 2004 boven de signaalwaarde van 2,5% BBP lag zijn toen aanvullende maatregelen genomen. De uitgavenramingen ten tijde van de Miljoenennota 2004, waarin deze maatregelen zijn verwerkt, zijn in onderstaande tabel weergegeven en gelden als aanvullend toetsingskader.
Tabel 3.2.1: De netto uitgaven, uitgavenkader en toetsing in 2003* (x € miljard) | ||||
---|---|---|---|---|
RBG-eng | SZA | Zorg** | Totaal | |
A. Netto-uitgaven | ||||
1. Totale netto-uitgaven stand MN 2003 | 92,7 | 56,4 | 34,1 | 183,1 |
Nominaal | – 0,38 | – 0,14 | 0,15 | – 0,4 |
Rente | – 0,42 | – 0,4 | ||
HGIS | – 0,28 | – 0,3 | ||
EU | – 0,31 | – 0,3 | ||
GF/PF | – 0,24 | – 0,2 | ||
Werkloosheid en Bijstand | – 0,48 | – 0,5 | ||
Ombuigingen | – 0,55 | – 0,54 | – 0,34 | – 1,4 |
Intensiveringen | 1,05 | 0,44 | 0,81 | 2,3 |
Overig | 0,11 | 0,16 | 1,89 | 2,2 |
2. Totale netto-uitgaven stand FJR 2003 | 91,7 | 56,0 | 36,5 | 184,2 |
B. Uitgavenkader | ||||
3. Uitgavenkader MN 2004 | 91,8 | 56,5 | 35,5 | 183,7 |
4a. Uitgavenkader FJR 2003 | 91,8 | 56,5 | 35,6 | 183,8 |
4b. Uitgavenniveau Miljoenennota 2004 | 91,7 | 56,4 | 35,7 | 183,8 |
C. Uitgaventoetsing | ||||
5a. Toetsing aan uitgavenkader (5a=2–4a) | – 0,1 | – 0,5 | 1,0 | 0,4 |
5b. Toetsing aan uitgavenniveau Miljoenennota 2004 (5b=2–4b) | 0,1 | – 0,4 | 0,8 | 0,4 |
* Als gevolg van afronding kan de som der delen 0,1 afwijken van het totaal.
** Betreft IJklijn zorg.
uitgavenoverschrijding zorgsector
In bovenstaande tabel wordt de ontwikkeling van de uitgaven sinds de ontwerpbegroting weergegeven, alsmede de uitgaventoetsing aan zowel het uitgavenkader als aan het aanvullende toetsingskader (het geraamde uitgavenniveau conform de Miljoenennota 2004). Uit de tabel kan worden afgelezen dat het aanvullende toetsingskader met 0,4 miljard euro wordt overschreden. De uitgaven van de Zorg overschrijden het aanvullende kader met 0,8 miljard. Daartegenover staat dat de uitgaven van de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 0,4 miljard lager zijn dan het aanvullende uitgavenkader. Dit is gezien het economische beeld opmerkelijk. Eén van de oorzaken is, zoals hiervoor is toegelicht, dat de invloed van de toename van de werkloosheid op het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen in de Miljoenennota 2003 werd overschat. De uitvoeringsmeevallers bij de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt treden dan ook vooral op bij de werkloosheidsregelingen (WW en bijstand). Net als vorig jaar, was ook in 2003 sprake van een forse uitgavenoverschrijding in de zorgsector. Dit bevestigt het beeld dat een betere beheersing van de zorguitgaven een belangrijke prioriteit is en blijft. De tegenvallers bij de zorg doen zich in 2003 voor bij de gehandicaptenzorg, de eigen betalingen AWBZ, de ouderenzorg, de hulpmiddelen, de afrekening V&V, de financiering curatieve zorg en de apothekersbonussen. Hier staan overigens meevallers bij de GGZ, de geneesmiddelen en de financiering van de V&V tegenover.
3.3 De ontvangsten en lastenontwikkeling
In de Miljoenennota 2003 waren verschillende inkomensverhogende maatregelen opgenomen om de overheidsfinanciën in 2003 weer op orde te krijgen om aan het einde van de kabinetsperiode perspectief op schuldreductie te blijven behouden. Tevens zou hiermee ruimte worden gecreërd voor lastenverlichtende maatregelen in latere jaren bijvoorbeeld ten behoeve van de invoering van het nieuwe zorgstelsel.
lastenmaatregelen
De voorgenomen lastenmaatregelen voor 2003 zoals die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting zijn inclusief de amendementen van de Kamer bij de behandeling van het Belastingplan en het Najaarsoverleg, waaronder de aanpassing van de spaarloonregeling, ook feitelijk doorgevoerd. De conditionele lastenverlichting van – 0,5 miljard is ingezet voor de loonmatiging zoals overeengekomen in het Najaarsoverleg. Daarnaast hebben hogere zorgkosten geleid tot 0,6 miljard hogere zorgpremies en is de AWBZ premie met 0,5 miljard verhoogd. In totaliteit is de lastenontwikkeling 0,5 miljard euro hoger uitgekomen dan in de ontwerpbegroting is gepresenteerd en komt hiermee uit op 3,8 miljard euro.
tegenvallende inkomsten
Ondanks de inkomensverhogende maatregelen zijn de belastingen en premieopbrengsten in 2003 sterk teruggelopen. Dit is vooral het gevolg van tegenvallende inkomsten. Onder invloed van de verslechterende economie, zijn de ontvangsten 8,9 miljard lager uitgekomen dan de raming in de ontwerpbegroting. Dit komt overeen met een verslechtering van het EMU-saldo met bijna 2%-punt.
Tabel 3.3.1: Ontwikkeling van de opbrengst belastingen, premies en gasbaten op EMU-basis (x € miljard)* | |||
---|---|---|---|
MN 2003 | FJR 2003 | Verschil | |
Belastingen | 112,1 | 103,9 | – 8,2 |
Premies | 66,1 | 65,2 | – 1,0 |
Gasbaten | 2,2 | 2,4 | 0,2 |
Totaal | 180,4 | 171,5 | – 8,9 |
* In de bijlage is een uitgebreide toelichting opgenomen van de ontwikkeling van de inkomsten.
aanvullende maatregelen
Conform de begrotingsregels van het nieuwe kabinet, zijn in eerste instantie geen aanvullende maatregelen genomen, maar is ervoor gekozen om de automatische stabilisatoren te laten werken door de inkomstentegenvaller op te vangen via een verslechtering van het EMU-saldo. Nadat de signaalwaarde voor het EMU-tekort van 2,5% BBP in zicht kwam, is besloten om aanvullende maatregelen te nemen in de zomer van 2003. Voor de lastenkant heeft dit voor 2003 geleid tot een verhoging van de AWBZ-premie met 0,5% per 1 juli.
belastingontvangsten
De tegenvallende ontwikkeling van de belastingontvangsten van 8,2 miljard wordt voor 3,3 miljard veroorzaakt door de doorwerking van de tegenvaller uit 2002 en voor 5,7 miljard door een tegenvallende endogene ontwikkeling. Hiertegenover staat een opwaartse autonome bijstelling van 0,9 miljard die voor het grootste gedeelte niet het gevolg is van beleidsmaatregelen, maar het saldo vormt van nabetalingen en gerechtelijke uitspraken. In bijlage B3 wordt een uitgebreide toelichting gegeven van de verschillende factoren.
Tabel 3.3.2 Ontwikkeling belastingontvangsten vanaf MN 2003 gesplitst naar oorzaak (x € miljard) | |
---|---|
Miljoenennota 2003 | 112,1 |
Totale mutatie | – 8,2 |
doorwerking 2002 | – 3,3 |
Endogeen | – 5,7 |
wv VPB | – 2,3 |
wv dividendbelasting | – 0,3 |
wv loon-/inkomstenbelasting | – 1,5 |
wv omzetbelasting | – 0,9 |
wv regulerende energiebelasting | – 0,5 |
wv overig | – 0,3 |
Autonoom | 0,9 |
FJR | 103,9 |
progressiefactor
De tegenvallende endogene ontwikkeling van de belastingontvangsten wordt deels veroorzaakt door de economische groei die lager is uitgekomen dan werd geraamd in de ontwerpbegroting. De inkomsten zijn echter sterker gedaald dan de verslechtering van het BBP. Dit komt tot uiting in de ontwikkeling van de progressiefactor, die de verhouding weergeeft van de endogene ontwikkeling van de belastingontvangsten ten opzichte van de nominale groei van het BBP. Op de lange termijn zal in de regel gelden dat de belastingontvangsten zich overeenkomstig het BBP ontwikkelen, zodat de progressiefactor zich rond de 1 beweegt. Op middellange termijn kan de progressiefactor hier overigens van afwijken onder invloed van de vergrijzing.
In 2002 is de progressiefactor iets onder de 0 uitgekomen. In het FJR van vorig jaar is aangegeven dat dit zeer uitzonderlijk was. In 2003 is de progressiefactor op – 0,8 uitgekomen. Dit betekent dat zich bij een nominale BBP-groei een negatieve nominale ontwikkeling van de belastingontvangsten heeft voorgedaan. Dit is nog niet eerder in deze mate voorgekomen.
Figuur 3.3.1: Progressiefactor belastingen op kasbasis
De sterke terugval is het gevolg van het feit dat de componenten van het BBP waarover belasting wordt geheven sterker zijn gedaald dan de verslechtering van het BBP van 2¼%. Het gaat daarbij om de verslechtering van de particuliere consumptie met 3½% waardoor de ontvangsten in de omzetbelasting lager zijn uitgekomen dan geraamd in de ontwerpbegroting. Veruit de grootste tegenvaller (4,7 miljard) wordt veroorzaakt tegenvallende ontvangsten in de VPB. Dit wordt veroorzaakt door de doorwerking van de tegenvaller uit 2002, de tegenvallende winstontwikkeling van bedrijven en een vertraging in het kaspatroon.
premieontvangsten
De premieontvangsten 2003 op EMU-basis worden geraamd op 65,2 miljard euro. Dit is 1,0 miljard euro lager dan in Miljoenennota 2003. Deze tegenvallende ontwikkeling wordt voor 0,8 miljard veroorzaakt door een tegenvallende endogene ontwikkeling en voor 0,8 miljard door een neerwaartse autonome bijstelling. Hiertegenover staat een opwaartse bijstelling van 0,7 miljard door de doorwerking van de meevaller uit 2002. In bijlage B3 wordt een nadere toelichting gegeven van de verschillende factoren.
Tabel 3.3.3 Raming van de premie-ontvangsten FJR 2003 t.o.v. Ontwerpbegroting 2003 op EMU-basis (x € miljard) | |||
---|---|---|---|
MN 2003 | FJR 2003 | verschil | |
Volksverzekeringen incl WAZ | 35,7 | 34,1 | – 1,6 |
Werknemersverzekeringen | 30,4 | 31,1 | 0,7 |
Totaal | 66,1 | 65,2 | – 1,0 |
De tegenvallende endogene ontwikkeling wordt veroorzaakt door de economische groei die lager is uitgekomen dan werd geraamd in de ontwerpbegroting. De premie inkomsten zijn echter minder sterk gedaald dan de verslechtering van het BBP, hetgeen wordt verklaard doordat de voor de premieontvangsten relevante indicatoren als de werkgelegenheidsontwikkeling minder sterk zijn verslechterd dan de economische groei en de loonontwikkeling uiteindelijk zelfs hoger is uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. De neerwaartse autonome bijstelling houdt verband met de nabetalingen aan het Rijk waar de verhoging van de AWBZ premie tegenover staat.
Ten opzichte van de Miljoenennota 2003 is het EMU-saldo 2,7 procentpunt lager uitgekomen. Zonder de aanvullende maatregelen was het tekort nog hoger uitgekomen. De verslechtering van het EMU-saldo en het lagere nominale BBP hebben ertoe geleid dat de EMU-schuldquote is bijgesteld van 49,8% BBP in de Miljoenennota 2003 naar 54,8% BBP in dit Financieel Jaarverslag.
Tabel 3.4.1: Ontwikkeling EMU-saldo en EMU-schuld 2003 (in % BBP) | |||
---|---|---|---|
MN 2003 | FJR 2003 | Verschil | |
EMU-saldo | – 0,5 | – 3,2 | – 2,7 |
EMU-schuld | 49,8 | 54,8 | 5,0 |
De laatste jaren hebben de automatische stabilisatoren grotendeels kunnen werken. Het kabinet heeft de verslechtering van het EMU-saldo, waartoe de tegenvallende groei leidde, deels geaccepteerd. Deze verslechtering is echter niet volledig geaccepteerd. Zonder de getroffen maatregelen zou het EMU-tekort nog groter zijn geweest en bijna op 4% zijn uitgekomen. In dat geval zou het perspectief op begrotingsevenwicht, en daarmee ook op het bereiken van houdbare overheidsfinanciën, nog verder achter de horizon zijn verdwenen. Het grotere tekort heeft zijn weerslag op de schuld. De EMU-schuldquote is in 2003 weer opgelopen na jaren van gestage daling. Met een schuldquote van 54,8% BBP zit Nederland nog wel 5%-punt onder de 60%-grens uit het verdrag van Maastricht.
Grafiek 3.4.1: Ontwikkeling EMU-saldo (rechterkolom) en EMU-schuldquote (linkerkolom), periode 1990–2003
lokale overheden
Het EMU-saldo bestaat uit de saldi van verschillende delen van de collectieve sector. Uit onderstaande tabel blijkt dat niet alleen het saldo van de centrale overheid is verslechterd (met 7,8 miljard euro), maar ook het saldo van de lokale overheden (met 3,5 miljard euro). Het saldo van de lokale overheden is in een laat stadium van de begrotingsuitvoering relatief sterk verslechterd. Hiervoor zijn verschillende oorzaken. Een belangrijke factor zijn vermoedelijk de teruglopende opbrengsten uit grondverkopen. Daarnaast speelt wellicht een rol dat de gemeenten hun uitgaven onvoldoende hebben aangepast aan de sterk verminderde groei van de rijksbijdrage. Zij teren daarnaast mogelijk bewust in op hun – soms niet onaanzienlijke – reserves. Zo kunnen de opbrengsten uit de verkoop van aandelen worden aangewend voor bijvoorbeeld de aanleg van wegen of voor stadsvernieuwing. Omdat de opbrengst van aandelenverkoop niet relevant is voor het EMU-saldo heeft dit een negatief budgettair effect terwijl tegelijkertijd sprake is van een sluitende gewone dienst, zoals de gemeentewet voorschrijft.
Tabel 3.4.2: Aansluiting EMU-saldo 2003 van MN 2003 naar FJR 2003 (x € miljard) | |
---|---|
EMU-saldo MN 2003 | – 2,2 |
1. Mutatie Centrale Overheid (Rijk)* | – 7,8 |
2. Mutatie Sociale Fondsen | – 0,9 |
3. Mutatie Lokale Overheid* | – 3,6 |
EMU-saldo FJR 2003 | – 14,4 |
* Hierbij is het effect van het BTW-compensatiefonds tussen de sector rijk en de sector lokale overheid neutraal verwerkt.
nominale schuld
De nominale schuld is in 2003 met circa 14,9 miljard euro toegenomen van 234 miljard euro naar 248,8 miljard euro. De onderstaande tabel geeft de mutatie in de EMU-schuld weer tussen 2002 en 2003. Het EMU-saldo is niet de enige factor die van belang is voor de mutatie in de EMU-schuld. Naast de mutatie in het EMU-saldo zijn de zogenoemde kas-transactieverschillen1 en financiële transacties – bijvoorbeeld verkoop aandelen KPN – relevant voor de bepaling van de mutatie in de schuld. De verslechtering van de EMU-schuld van 14,9 miljard euro tussen ontwerpbegroting en dit FJR wordt vooral veroorzaakt door het lagere EMU-saldo dan geraamd in 2003 (12,2 miljard) en de doorwerking (na ontwerpbegroting 2003) van het tegenvallende EMU-saldo in 2002 op de EMU-schuld per 1 januari 2003 (3,4 miljard).
Tabel 3.4.3: Aansluiting EMU-schuld ultimo 2002 naar FJR 2003 (x € miljard) | |||
---|---|---|---|
MN03 | Realisatie | Verschil | |
1. EMU-schuld 1 januari 2003 | 230,6 | 234,0 | 3,4 |
2. EMU-saldo | 2,2 | 14,4 | 12,2 |
3. Kas-transactieverschillen/financiële transacties en overig | 1,1 | 0,4 | – 0,7 |
4. EMU-schuld ultimo 2003 | 233,9 | 248,8 | 14,9 |
Nederland zakt weg
De meeste lidstaten van de Europese Unie zijn in 2003 geconfronteerd met een verslechtering van het EMU-saldo onder invloed van de zwakke conjunctuur in Europa. Nederland is met een EMU-saldo van – 3,2% in 2003 in de staart van het peloton terechtgekomen. Nog maar 2 landen hebben een slechter EMU-saldo en 12 landen hebben een beter EMU-saldo. In 2003 hebben nog maar 6 landen van de EU-15 een overschot. Het gemiddelde EMU-tekort van de EU-15 ligt met 2,6% BBP nog maar 0,4%-punt verwijderd van de 3%-grens.
Tabel 3.4.4: overzicht ontwikkeling EMU-saldo van Nederland in Europees perspectief; in % BBP | |||||
---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | |||
Lux | 6,3 | Fin | 4,3 | Fin | 2,3 |
Fin | 5,2 | Lux | 2,7 | Den | 1,5 |
Den | 3,1 | Den | 1,7 | Zwe | 0,7 |
Zwe | 2,8 | Bel | 0,1 | Sp | 0,3 |
Ier | 1,1 | Sp | 0,0 | Bel | 0,2 |
VK | 0,7 | Zwe | 0,0 | Ier | 0,2 |
Bel | 0,5 | Ier | – 0,2 | Lux | – 0,1 |
Oos | 0,2 | Oos | – 0,2 | Oos | – 1,1 |
Ned | – 0,0 | Gri | – 1,4 | It | – 2,4 |
Sp | – 0,4 | VK | – 1,6 | Por | – 2,8 |
Gri | – 1,4 | Ned | – 1,9 | Gri | – 3,0 |
Fra | – 1,5 | It | – 2,3 | VK | – 3,2 |
It | – 2,6 | Por | – 2,7 | Ned | – 3,2 |
Dui | – 2,8 | Fra | – 3,2 | Dui | – 3,9 |
Por | – 4,4 | Dui | – 3,5 | Fra | – 4,1 |
Bron: Europese Commissie, Spring Economic Forecasts 2004–2005.
EMU-schuldquote
De gemiddelde EMU-schuld in de EU bedroeg 64% BBP in 2003. De Nederlandse schuldquote van 54,8% BBP ligt ruim onder het gemiddelde en eveneens onder de referentiewaarde van 60% BBP. Luxemburg heeft met 4,9% BBP de kleinste schuldquote; drie landen (Griekenland, België en Italië) hebben een schuldquote van boven de 100%. Naast deze drie landen hebben ook Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk, een EMU-schuldquote die hoger is dan de referentiewaarde van 60% BBP.
Grafiek 3.4.2: De EMU-schuld in Europees perspectief
Bron: Persbericht Eurostat 16 maart 2004.
4. Resultaatgericht management
VBTB-denken
Het begrotingsjaar 2003 was de tweede volledige VBTB-begrotingscyclus. De overheid heeft het VBTB-denken bij in het bijzonder de beleidsvorming nog meer geïnternaliseerd. De toegenomen aandacht voor te bereiken resultaat vergroot ook de aandacht voor zaken die het bereiken van dit doel in de weg staan. In het bijzonder gaat het hierbij om té veel (en vooral té gedetailleerde) regels en té veel bureaucratie. Het kabinet heeft dan ook van het verminderen van regels en bureaucratie een prioriteit gemaakt, zodat de overheid uiteindelijk slagvaardiger kan opereren.
In 2003 zijn hiertoe concrete stappen gezet. Wat betreft de bedrijfsvoering van de rijksoverheid is sprake van een heroriëntatie op de vele ongetwijfeld goedbedoelde, maar ook als belastend ervaren activiteiten en initiatieven op dit gebied. Veel van deze initiatieven droegen niet bij aan effectiever overheidsmanagement. Een heroverweging was dan ook noodzakelijk. Een belangrijke stap werd hierbij gezet door het SG-beraad, dat instemde met het voornemen van de secretarissen-generaal van de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor de inrichting van de financiële functie respectievelijk de personele functie, om te komen tot een eenvoudigere en meer gefocuste bedrijfsvoering. Dit gedachtegoed staat inmiddels centraal bij het denken over de inrichting van het financieel management.
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de inhoud en uitwerking van dit voorstel. In paragraaf 4.3 en paragraaf 4.4 wordt ingegaan op enkele rijksbrede bedrijfsvoeringthema's.
4.2 Een eenvoudigere en meer gefocuste bedrijfsvoering
Een eerste belangrijk voornemen bij het eenvoudiger maken van de bedrijfsvoering, bezien vanuit de financiële functie, was het actualiseren en het beoordelen van de toegevoegde waarde van de bestaande wet- en regelgeving. Tevens is gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid van regelgeving via internet. De deregulering van de financiële wet- en regelgeving zal mogelijk een nieuwe impuls krijgen als de evaluatie van VBTB en het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de regeldruk en de controletoren binnen het rijk zijn afgerond (zomer 2004).
baten-lastenstelsel
Een ander voornemen van het kabinet betreft het stopzetten van de invoering van een baten-lastenstelsel voor het rijk (het Eigentijds Begrotingsstelsel). Het kabinet heeft zich bij de verdere uitwerking hiervan nog eens beraden over de meerwaarde van een rijksbrede invoering. Hierbij is gebleken dat een baten-lastenstelsel alleen zichtbare meerwaarde heeft voor de bedrijfsmatige onderdelen van de rijksoverheid. Daarvoor is echter het model ontwikkeld van diensten met een baten-lastenstelsel (voorheen agentschappen). De al ingezette lijn om bedrijfsmatige onderdelen om te vormen tot diensten die een baten-lastenstelsel voeren wordt dan ook voortgezet. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief.1
4.3 Een resultaatgerichte overheid
VBTB-evaluatie
Inmiddels is een begin gemaakt met de evaluatie van VBTB en de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. Na het zomerreces 2004 zal de Tweede Kamer de resultaten van deze evaluatie en het kabinetsstandpunt daarbij ontvangen. In de evaluatie staat de vraag centraal in hoeverre de doelstellingen van VBTB zijn gerealiseerd en waar mogelijkheden voor verbetering liggen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een interdepartementaal evaluatiesecretariaat, aangestuurd door het overleg van directeuren FEZ. Het evaluatiesecretariaat wordt inhoudelijk terzijde gestaan door een onafhankelijke begeleidingscommissie.
bedrijfsvoeringsparagraaf
In de eerste helft van 2003 is het implementatietraject van het referentiekader mededeling over de bedrijfsvoering tussentijds geëvalueerd. Geconcludeerd werd dat het hebben van een systematische sturing en beheersing van bedrijfsprocessen (management control) en een visie op bedrijfsvoering van groot belang is. Risicoanalyses kunnen hierbij helpen. Voorwaarde bij de departementale vormgeving van management control is echter wel dat eenvoud en pragmatisme voorop staan. De ministeries krijgen dan ook een grotere vrijheid om dit naar eigen inzicht in de praktijk vorm te geven. Het referentiekader biedt hiervoor handreikingen. Overigens blijft het afgesproken groeitraject geldend.
De ruimere vrijheid om de bedrijfsvoering op een eigen wijze in te richten komt onder meer tot uitdrukking in de wijziging van de zogenoemde mededeling over de bedrijfsvoering tot een bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt in eigen woorden ingegaan op de informatie respectievelijk wordt verslag gedaan van de punten van aandacht of de belangrijkste risico's binnen de bedrijfsvoering. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de in het referentiekader opgenomen standaardtekst.
Kwaliteitsplan auditfunctie/positie auditdiensten
kwaliteitsplan auditfunctie/positie auditdiensten
Met de invoering van het Kwaliteitsplan auditfunctie zijn de departementale auditdiensten behalve met het uitvoeren van de traditionele accountantscontrole (financial audit) tevens belast met het uitvoeren van andersoortige audits, zoals «operational audits». De laatstgenoemde audits zijn gericht op het geven van aanvullende zekerheid en het verbeteren van de kwaliteit (efficiency en effectiviteit) van beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen. De minister van Financiën coördineert en stimuleert de beleidsontwikkeling op dit jonge vakgebied binnen de Rijksoverheid. Daarnaast heeft de minister van Financiën tezamen met de minister van VROM in 2003 een handreiking voor een huisvestingsaudit ontwikkeld.
Het afgelopen jaar is er rijksbreed een duidelijke ontwikkeling zichtbaar geweest in het aantal door de departementale auditdiensten uitgevoerde bijzondere audits. Ook de betrokkenheid van het Audit Committee bij de auditplanning wordt steeds beter. De verbreding van de auditfunctie moet worden ingepast in de formatie die voor de auditdiensten beschikbaar wordt gesteld (zowel kwalitatief als kwantitatief).
Beoordeling niet-financiële informatie
beoordeling niet-financiële informatie
De Tweede Kamer heeft met de motie Van Walsem1 de regering verzocht om «een nieuw normenkader te ontwikkelen, gericht op zowel de deugdelijkheid van de niet-financiële informatie zelf als de totstandkoming ervan, daarbij een passende controlestructuur uit te werken en het normenkader en de controlestructuur wettelijk te verankeren, zodanig dat deze van kracht is op de begrotingscyclus 2005».
De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer bij brief van 10 juni 2003 geïnformeerd over de uitwerking van de motie Van Walsem2. De brief bevat, naast een heldere definitie van het begrip niet-financiële informatie, een werkbaar normenkader. Voor de uitwerking van dit begrip wordt aangesloten bij de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek (RPE). Verder is de verantwoordelijkheid van het management voor de kwaliteit van de niet-financiële informatie in het jaarverslag benadrukt. Bij dit normenkader is een passende controlestructuur ontwikkeld. Dit houdt in dat de auditdienst zal toetsen of de niet-financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan een adequate mate van betrouwbaarheid, wat verder is uitgewerkt in de RPE.
De Tweede Kamer heeft in een overleg op 24 juni 2003 ingestemd met het voorstel van de minister van Financiën voor de uitwerking van de motie Van Walsem. In dit overleg is ook de brief van de Algemene Rekenkamer van 20 juni 2003 meegenomen3. Momenteel wordt de wettelijke verankering in de Comptabiliteitswet voorbereid, zodat het nieuwe normen- en controlekader van kracht is voor de begrotingscyclus 2005.
Beperking omvang jaarverslagen
beperking omvang jaarverslagen
Er zijn signalen van onder meer kamerleden dat de jaarverslagen, mede door de omvang van de daarin opgenomen niet-financiële informatie, te lijvige boekwerken worden. Voor de meeste departementen ligt de omvang van het jaarverslag over 2002 tussen de 250 en 300 pagina's. Gepoogd werd om de inhoud en omvang van de jaarverslagen kritisch te bezien. Hieraan bleek dit jaar slechts beperkt invulling gegeven te kunnen worden. Voor de jaarverslagen 2004 en verder zal kritisch worden gekeken naar nut en noodzaak van de bepalingen in de rijksbegrotingsvoorschriften die leiden tot de huidige (lijvige) omvang. Omvang en informatiewaarde zullen hierbij belangrijke criteria zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het afschaffen en vereenvoudigen van bijlagen met een geringere informatiewaarde. De bijlagen die vervolgens overblijven zouden dan op internet gepubliceerd kunnen worden en niet meer fysiek in het jaarverslag. Een andere gedachte is het consolideren van de financiële informatie over diensten die een baten-lastenstelsel voeren. Mede gegeven de voorziene toename van het aantal van deze diensten in de komende jaren zou een uitgebreide verslaglegging per individuele dienst in het jaarverslag zoals nu het geval is niet meer werkbaar zijn. Ten slotte zal ook gekeken moeten worden naar de kwaliteit en omvang van de beleidsmatige toelichtingen.
Interdepartementale beleidsonderzoeken
interdepartementale beleidsonderzoeken
In het verslagjaar is op het terrein van de IBO's veel gebeurd. Dit geldt in de eerste plaats voor de onderwerpen waartoe in 2002 besloten is (MN 2003, bijlage 8). Alle onderzoeken (zie tabel hieronder) zijn in 2003 afgerond en naar de Tweede Kamer gestuurd.
Tabel 4.3.1: Interdepartementale onderzoeken 2002 – 2003 (IBO's) | |
---|---|
Departement | Onderwerp |
1 BuiZa | Effectiviteit en coherentie van ontwikkelingssamenwerking |
2 Justitie/BZK | Doorlichting regelgeving executieve politietaken |
3 OCW | Collegegelddifferentiatie |
4 FIN/VWS/SZW | Uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen |
5 Defensie | Europese defensiecapaciteiten |
6 VenW | Bekostiging waterbeheer |
7 VWS | Maatschappelijke opvang |
8 Horizontaal | Randvoorwaarden decentralisatie arbeidsvoorwaarden |
Per IBO wordt kort ingegaan op de resultaten.
Het IBO effectiviteit en coherentie van ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal aanbevelingen gedaan om de effectiviteit van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking gericht op duurzame armoedebestrijding te vergroten. De aanbevelingen hebben een rol gespeeld bij de beleidsnotitie «Aan elkaar verplicht, Ontwikkelingssamenwerking op weg naar 2015». Het IBO doorlichting regelgeving executieve politietaken heeft een aantal «no-regret-opties» – doelmatigheidsverbetering zonder aantasting van rechtmatigheid – voor administratieve lastenverlichting bij de politie opgeleverd die in principe worden uitgevoerd, en vormt de aanzet voor een nader onderzoek naar bredere lastenverlichtingsmogelijkheden bij de politie. Naar aanleiding van het IBO collegegelddifferentiatie worden experimenten met collegegelddifferentiatie voorbereid. Het IBO uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen heeft geleid tot bundeling van de uitvoering van een aantal regelingen bij een apart te vormen onderdeel van de belastingdienst. Het IBO defensiecapaciteiten heeft onder meer mogelijkheden voor taakspecialisatie opgeleverd die een rol hebben gespeeld bij de Prinsjesdagbrief aan de Kamer over het Integraal Defensieplan (IDP). In vervolg op het IBO bekostiging waterbeheer wordt invulling gegeven aan de variant waarbij waterschappen worden samengevoegd en het toezicht wordt verbeterd. Het IBO maatschappelijke opvang heeft geleid tot het aanpakken van een aantal knelpunten betreffende de organisatie, informatievoorziening, doorstroom etc. van de maatschappelijke opvang. Tenslotte is in het IBO randvoorwaarden decentralisatie arbeidsvoorwaarden een kader ontwikkeld dat wordt toegepast bij eventuele decentralisatie van bevoegdheden over de arbeidsvoorwaarden.
In het najaar van 2003 is een nieuwe IBO-ronde van start gegaan (zie tabel hieronder). De resultaten hiervan komen in 2004 beschikbaar.
Tabel 4.3.2: Onderwerpselectie Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO's) voor de ronde 2003- 2004 | |
---|---|
Departement | Onderwerp |
1 BVK | Verzelfstandigde organisaties op rijksniveau |
2 OCW | Open bestel BVE, HBO en WO |
3 Financiën | Controletoren |
4 VenW | Gebruiksvergoedingen goederenvervoer |
5 EZ | Regionaal economisch beleid |
4.4 Rijksbrede thema's bedrijfsvoering 2003
financieel beheer departementen
Bij alle departementen zijn goedkeurende accountantsverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen, met uitzondering van het ministerie van OCW waar, vanwege de werkzaamheden voor het onderzoek van de commissie Schutte, sprake is van een oordeelonthouding door de auditdienst. Het financieel beheer in 2003 is, als het rijksbreed wordt bekeken, ten opzichte van 2002 niet duidelijk vooruit maar ook niet duidelijk achteruitgegaan. Het financieel beheer, waarin tevens is begrepen het materieelbeheer, bevindt zich in algemene zin op een (ruim) voldoende niveau. Het kwantitatieve beeld laat een vermindering zien van het aantal echte knelpunten. Het aantal aandachtspunten over 2003 vertoont daarentegen een stijging ten opzichte van het rijksbrede beeld 2002. Veel aandachtspunten uit 2002 zijn blijven bestaan omdat zich over 2003 niet de voortgang heeft voorgedaan die verwacht mocht worden op basis van de voorgenomen plannen van aanpak. Over dit rijksbrede beeld heeft de afgelopen periode meerdere keren overleg plaatsgevonden met de Algemene Rekenkamer.
Positief is dat de aandacht van het (top)management voor het management control systeem en het financieel beheer als onderdeel van de bedrijfsvoering verder is versterkt. Een belangrijke rol hierbij spelen de Audit Committees die inmiddels bij alle departementen breed zijn samengesteld. De control (FEZ) en controle (AD) bij de departementen is grosso modo goed vormgegeven en ingevuld. Aandachtspunt blijft in een aantal gevallen de naleving van de administratieve procedures en interne controle bij de beleids- en uitvoeringsdirecties. Daar waar sprake is van aandachtspunten in het financieel beheer, is de naleving en borging van getroffen maatregelen vaak het hardnekkige probleem. Dit wordt veelal veroorzaakt door een in algemene zin weinig op financieel beheer gerichte cultuur bij de beleidsdirecties. Bij uitvoeringsdirecties geldt in een aantal gevallen als complicerende factor dat de regelgeving gedetailleerd en ingewikkeld is. Ook over 2003 kan in algemene zin geconcludeerd worden dat het financieel beheer teveel een aangelegenheid is van de staf (FEZ en AD) en te weinig van de lijn (beleids- en uitvoeringsdirecties). Om die reden is het van belang dat een verdere cultuuromslag bij het lijnmanagement plaatsvindt teneinde een goed financieel beheer te borgen en een goede uitvoerbaarheid en controleerbaarheid van wet- en regelgeving te bewerkstelligen. Beleidsdirecties moeten ervan overtuigd zijn dat financieel beheer essentieel is voor het goed functioneren van hun primaire proces. Uitvoeringsdirecties moeten beter betrokken worden bij de uitvoerbaarheid (en controleerbaarheid) van wet- en regelgeving. Op deze wijze kan het financieel beheer ook werkelijk mede op basis van risicoanalyse efficiënt maar met name effectief worden uitgevoerd. Dan kan het (ruim) voldoende niveau van het financieel beheer uitgroeien tot een goed niveau. In dit verband wordt ook gewezen op het IBO regeldruk en control(e)toren waarin de vraag centraal staat hoe de regel- en control(e)druk kan worden verlicht.
In het overleg met de Commissie van de Rijksuitgaven op 24 juni 20031 is naar voren gekomen dat op basis van dezelfde gegevens de beoordeling van het ministerie van Financiën en van de Algemene Rekenkamer op het punt van het financieel en materieelbeheer van elkaar afweken. De minister van Financiën heeft toegezegd in overleg te treden met de President van de Algemene Rekenkamer om na te gaan wat de achtergrond is van de verschillen in weging en oordeelsvorming en hoe die verschillen kunnen worden opgeheven. Over de resultaten van dit overleg is de Tweede Kamer bij brief van 17 december 20032 geïnformeerd. De gemaakte afspraken zullen door de direct betrokkenen (het departementale management, de departementale auditdiensten, de Algemene Rekenkamer en het ministerie van Financiën) de komende jaren, inclusief een risico-inschatting van het management vooraf, worden ingevoerd. Eén van de afspraken is dat alle partijen gebruikmaken van de terminologie en de wegingsmethodiek uit de baseline financieel en materieelbeheer of een vergelijkbare methodiek. Gezien het late tijdstip waarop de afspraken zijn gemaakt, hebben de meeste departementen deze afspraak nog niet kunnen implementeren. Omdat de minister van Financiën zich baseert op de bevindingen van de departementen wordt dit jaar nog de aanduiding knelpunten en aandachtspunten gehanteerd, mede vanwege de vergelijkbaarheid met vorig jaar.
Diensten die een baten-lastenstelsel voeren
diensten die een baten-lastenstelsel voeren
Het financieel beheer bij de 27 diensten die een baten-lastenstelsel voeren die in 2003 bestonden, vormt een positieve uitzondering op het algemene beeld van de ontwikkeling in het financieel beheer. Hier is over 2003 een duidelijke vooruitgang zichtbaar. Verheugend is voorts dat er dit jaar bij alle 27 diensten een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven. Terwijl vorig jaar nog bij vier diensten sprake was van andere dan goedkeurende accountantsverklaringen (3 verklaringen met beperking en 1 afkeurende). Bij vier diensten (ITO, KLPD, DJI, RGD) zijn de aandachtspunten uit 2002 nog niet geheel opgelost, maar er is wel vooruitgang geboekt (in 2002 deden zich nog bij acht diensten die een baten-lastenstelsel voeren problemen voor). Bij de RVV, in 2003 dienst met een baten-lastenstelsel geworden, resteert nog een aantal aandachtspunten uit het wordingstraject tot dienst met een baten-lastenstelsel. Deze worden meegenomen in het lopende traject naar dienst die een baten-lastenstelsel voert van de VWA waarvan de RVV onderdeel uitmaakt. Door de diensten die een baten-lastenstelsel voeren worden de eenmaal bereikte verbeteringen goed geborgd en gemonitord in de organisatie. Ook worden de nog doorlopende verbeterplannen/punten verder afgewerkt en gevolgd.
toezicht RWT's en ZBO's
Het kabinet heeft uitgesproken dat departementen voor het toezicht op zelfstandige organisaties op afstand van het Rijk (ZBO's, RWT's) toezichtvisies moeten hebben op het voor het beleid relevante niveau. Het geheel van toezichtvisies dient in principe alle beleidsterreinen van het departement af te dekken. In 2003 is wel voortgang geboekt met het opstellen, aanpassen en/of moderniseren van de toezichtvisies, maar de activiteiten zijn nog niet bij alle departementen gereed. Hetzelfde geldt voor het doorlichten van de toezichtarrangementen. De meeste departementen werken nog aan het formaliseren en/of moderniseren van hun toezichtvisies. Het kabinet zal, in reactie op de aandachtspunten uit het debat over de publieke moraal van 10 maart 2004, nog met een actieplan komen.
Rechtmatigheidsverklaringen bij RWT's
rechtmatigheidsverklaringen bij RWT's
Een minister moet in ieder geval inzicht hebben in de rechtmatigheid van de inning en besteding van publieke middelen door RWT's. Voor het merendeel van de RWT's zal dit inzicht worden verkregen via een jaarlijkse accountantsverklaring die mede de rechtmatigheid omvat (rechtmatigheidsverklaring). De minister van Financiën heeft aangegeven dat hij erop zal toezien dat de komende jaren het gewenste inzicht in de rechtmatigheid bij alle RWT's wordt bereikt. In 2003 zijn de verbeteracties in gang gezet. Hiermee is al redelijke voortgang geboekt, hoewel het grootste deel van de voortgang nog moet worden gerealiseerd in de komende periode. Naar verwachting zullen over het boekjaar 2005 nagenoeg alle RWT's over rechtmatigheidsverklaringen beschikken. Waar dit als uitzondering niet het geval zal zijn, zal hiervoor een plausibele verklaring aanwezig moeten zijn, zoals het binnen afzienbare termijn opheffen van de RWT of aantoonbare ondoelmatigheid van een rechtmatigheidsverklaring.
reviewbeleid
Een accountantsverklaring is een veel gebruikt instrument voor beleidsdirecties om zekerheid te krijgen over de kwaliteit van de financiële verantwoording en over het rechtmatige handelen van externe organisaties (RWT's, ZBO's en gesubsidieerde instellingen). Meestal wordt deze accountantsverklaring gegeven door de huisaccountant van de desbetreffende externe organisatie. Het houden van reviews geeft inzicht in mogelijke onduidelijkheden en tekortkomingen met betrekking tot deze externe accountantsverklaringen. Het beeld van de aanwezigheid van reviewbeleid bij de departementen is ten opzichte van 2002 in beperkte mate verbeterd. Positief punt is dat bij de meeste departementen een reviewbeleid aanwezig is. Vier departementen werken nog aan hun reviewbeleid. Daarnaast wordt bij één departement het reviewbeleid alleen door de DAD vastgesteld (en dus niet via het Audit Committee of door de beleidsdirectie). Ook bij het beleid ten aanzien van de follow-up van reviewbevindingen is vooruitgang geboekt, hoewel dit bij vijf departementen nog een aandachtspunt vormt. De meeste departementen hebben een sanctiebeleid gericht op de instellingen. Ten aanzien van het sanctiebeleid richting huisaccountants geven de meeste departementen aan dat zij zich aansluiten bij de in de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer aangegeven mogelijke sancties in de richting van instellingsaccountants. Op basis van informatie uit een eerste rijksbrede inventarisatie over het controlejaar 2002–2003 blijkt dat het aantal ingezette sancties richting instellingsaccountants beperkt is.
subsidiebeheer
Bij vrijwel alle departementen zijn in 2002 een of meerdere tekortkomingen in het subsidiebeheer geconstateerd. Bij de betreffende departementen zijn maatregelen getroffen om de tekortkomingen met betrekking tot het subsidiebeheer, inclusief het M&O-beleid, op te heffen en kan gesproken worden van vooruitgang. Bij VWS wordt gewerkt aan een fundamentele herziening van het subsidiebeleid dat ook gevolgen zal hebben voor de wijze waarop het subsidiebeheer wordt vormgegeven. Lopende dit proces is het subsidiebeheer bij VWS in 2003 verbeterd.
integriteitsaudits
Ten opzichte van 2002 laat de aandacht voor integriteitsaudits een positieve ontwikkeling zien. Het aantal departementen dat integriteitsaudits uitvoert, is in 2003 bijna verdubbeld tot negen. Drie van de vier departementen die in 2003 geen integriteitsaudit hebben gehouden, zijn van plan dit in 2004 te doen. De door het ministerie van Financiën uitgebrachte Handreiking Integriteitsaudits is inmiddels bekend bij alle departementen en er wordt op onderdelen veelvuldig gebruik van gemaakt. Een aantal departementen heeft een planmatige aanpak voor het houden van integriteitsaudits. Bij VenW is integriteit vanaf 2003 een vast onderdeel van de bedrijfsvoeringscyclus en onderdeel van de reguliere controle van de auditdienst. De overige departementen voeren de audits uit naar behoefte van het management of op basis van signalen van integriteitsinbreuken.
europese subsdies
Per 1 mei 2002 is de Wet Toezicht Europese Subsidies (Wet TES) in werking getreden. De Wet TES regelt taken en bevoegdheden, samenhangend met de ministeriële verantwoordelijkheid voor Europese geldstromen in Nederland (landbouw-, structuurfonds- en overige geldstromen). De wet wordt op dit moment geëvalueerd.
Met drie brieven is invulling gegeven aan de informatieplicht die voortvloeit uit de Wet TES. Ten eerste is de Tweede Kamer in november 2003 conform afspraak per brief van de staatssecretaris van Economische Zaken geïnformeerd over de financiële en inhoudelijke voortgang tot en met 2002 van de structuurfondsprogramma's 2000–2006 van alle departementen. De brief informeert tevens over de uitputting van de structuurfondsen over de periode 1994–1999. Vervolgens heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in december 2003 afzonderlijk gerapporteerd over doelstelling 3 ESF en Equal. De minister van Financiën heeft in november 2003 de eerste rapportage ingevolge de informatieplicht voor de overige geldstromen uit de Wet TES aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarnaast worden de Staten-Generaal geïnformeerd over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met de jaarlijkse indiening van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, waarin een EU-paragraaf wordt opgenomen over de besteding van de landbouwgelden.
De Europese Commissie wordt door de beheersautoriteiten geïnformeerd over de werking van het beheersysteem in het voorafgaande jaar met de zogenaamde «30 juni rapportages». De rapportages over 2002 voldeden in het algemeen aan de formele vereisten. Het verantwoordingskarakter kan in de meeste gevallen echter nog worden versterkt. Evenals in voorafgaande jaren zijn de door de Europese regelgeving voorgeschreven melding van onregelmatigheden en de uitvoering van de 5%-controles de belangrijkste aandachtspunten.
Tabel 4.4.1: Samenvattend beeld rijksbrede thema's bedrijfsvoering 2003 | |
---|---|
Onderwerp | Ontwikkeling 2003 ten opzichte van 2002 |
Management controle systeem | → |
Financieel beheer | □ |
Diensten die een baten-lastenstelsel voeren | ;→ |
Toezicht RWT's en ZBO's | → |
Rechtmatigheidsverklaringen bij RWT's | → |
Reviewbeleid | → |
Subsidiebeheer | → |
Integriteitsaudits | → |
Europese subsidies | → |
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Fonds waarin de, voor de toekomstige AOW-uitgaven geoormerkte schuldreductie wordt bijgehouden. Hiertoe vinden vanaf 1997 stortingen in het fonds plaats en over de als geheel ten gunste van het fonds geboekte bedragen wordt jaarlijks rente bijgeboekt. Het fonds maakt deel uit van de collectieve sector.
Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.
Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor neemt het begrotingssaldo toe. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.
In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.
Bruto Binnenlands Product (BBP)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Het BNP is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorgsector.
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Rekening-courantverhoudingen die het Rijk heeft met derden en rekeningen waarop uitgaven en ontvangsten staan die conform de Comptabiliteitswet niet via de begroting lopen, omdat zij met derden of met andere onderdelen van het Rijk kunnen worden verrekend. De mutatie in het saldo van de derdenrekeningen is niet relevant voor het EMU-saldo.
Dienst die een baten-lastenstelsel voert
Een dienst die een baten-lastenstelsel voert is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een dienst die een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (minsterie van LNV).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.
Definitie van het BBP zoals door alle EU landen wordt gehanteerd.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.
Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)
De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.
Het uitgavenkader waaraan bij de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering de uitgavenvoornemens en -ontwikkeling worden getoetst. Er zijn ijklijnen voor de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorg.
Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, wateren railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994–1998 gedaan. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)
De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.
Besparingen (verliezen) die in de uitgaven van een bepaalde regeling kunnen optreden ten gevolge van beleidsintensiveringen (ombuigingen) in een andere regeling. Bijvoorbeeld: het intensiveren ven de arbeidsmarktmaatregelen kan leiden tot grotere uitstroom of minder instroom in de werkeloosheidsregelingen.
Lastenverlichting (en -verzwaring)
Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialeverzekeringspremies.
Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken; zij kunnen bij de minister van Financiën geldmiddelen lenen om investeringen te plegen, dan wel rentedragend geld uitzetten.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.
Een besturingssysteem, gericht op het oplossen van besturingsvragen.
Het najaarsoverleg is een bespreking van het kabinet met de organisaties van werkgevers en werknemers over het sociaal-economisch beleid, meestal in oktober of november.
De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZFW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZFW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.
De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT's kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT's die geen ZBO zijn en ZBO's die geen RWT zijn.
Rekenrente waarmee een bedrag in de toekomst wordt teruggerekend naar het huidige prijsniveau.
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB)
Project om te komen tot een duidelijke koppeling tussen beleid, prestaties en geld, met als belangrijkste doel vergroting van de informatiewaarde en toegankelijkheid van de begroting en het jaarverslag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde WWW-vragen en HHH-vragen.
Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. De Voorlopige Rekening moet uiterlijk op 1 maart van het opvolgende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)
Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.
Bijlage A1 Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten
Tabel 1: Rekening van uitgaven van de ministeries en begrotingsfondsen, totaal-uitgaven 2003 (bedragen x € 1000) | ||||
---|---|---|---|---|
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 8 267 | 7 414 | – 853 |
II | Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin | 185 275 | 194 741 | 9 466 |
III | Algemene Zaken | 47 274 | 45 012 | – 2 262 |
IV | Koninkrijksrelaties | 137 648 | 110 260 | – 27 388 |
V | Buitenlandse Zaken | 9 897 332 | 9 540 633 | – 356 699 |
VI | Justitie | 5 087 876 | 5 653 603 | 565 727 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 4 749 386 | 4 942 273 | 192 887 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 24 630 444 | 25 473 752 | 843 308 |
IXA | Nationale Schuld | 35 732 621 | 40 497 540 | 4 764 919 |
IXB | Financiën | 3 686 487 | 3 622 266 | – 64 221 |
X | Defensie | 7 307 988 | 7 403 905 | 95 917 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 3 430 687 | 3 504 000 | 73 313 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 5 928 263 | 6 781 933 | 853 670 |
XIII | Economische Zaken | 1 742 115 | 1 832 663 | 90 548 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 2 061 305 | 2 454 235 | 392 930 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 21 830 736 | 21 879 136 | 48 400 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 9 524 434 | 9 912 496 | 388 062 |
Infrastructuurfonds | 6 236 069 | 6 796 871 | 560 802 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 2 868 333 | 2 736 551 | – 131 782 | |
BTW-Compensatiefonds | 310 569 | 106 290 | – 204 279 | |
Gemeentefonds | 13 217 426 | 13 831 143 | 613 717 | |
Provinciefonds | 1 096 623 | 1 145 231 | 48 608 | |
Spaarfonds AOW | 0 | 0 | 0 | |
Diergezondheidsfonds | 0 | 272 770 | 272 770 | |
Totaal | 159 717 158 | 168 744 718 | 9 027 560 |
Tabel 2: Rekening van ontvangsten van de ministeries en begrotingsfondsen, totaal-ontvangsten 2003 (bedragen x € 1000) | ||||
---|---|---|---|---|
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 0 | 0 | 0 |
II | Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin | 4 376 | 6 232 | 1 856 |
III | Algemene Zaken | 14 214 | 10 936 | – 3 278 |
IV | Koninkrijksrelaties | 12 936 | 18 837 | 5 901 |
V | Buitenlandse Zaken | 509 270 | 615 232 | 105 962 |
VI | Justitie | 939 035 | 1 002 882 | 63 847 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 205 884 | 282 015 | 76 131 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 1 154 751 | 1 253 240 | 98 489 |
IXA | Nationale Schuld | 27 403 033 | 40 020 021 | 12 616 988 |
IXB | Financiën | 100 217 639 | 93 270 722 | – 6 946 917 |
X | Defensie | 272 623 | 229 894 | – 42 729 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 54 948 | 210 179 | 155 231 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 198 870 | 166 022 | – 32 848 |
XIII | Economische Zaken | 2 855 453 | 3 065 902 | 210 449 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 616 869 | 693 072 | 76 203 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 608 388 | 809 752 | 201 364 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 101 514 | 155 031 | 53 517 |
Infrastructuurfonds | 6 278 305 | 6 951 853 | 673 548 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 1 926 789 | 2 047 729 | 120 940 | |
BTW-Compensatiefonds | 310 569 | 106 290 | – 204 279 | |
Gemeentefonds | 13 217 426 | 13 831 143 | 613 717 | |
Provinciefonds | 1 096 623 | 1 145 231 | 48 608 | |
Spaarfonds AOW | 3 205 131 | 3 198 667 | – 6 464 | |
Diergezondheidsfonds | 0 | 277 242 | 277 242 | |
Totaal | 161 204 646 | 169 368 124 | 8 163 478 |
Bijlage A2 Saldibalans van het rijk per 31 december 2003
Tabel 1: Saldibalans van het rijk per 31 december 2003 | |||||
---|---|---|---|---|---|
DEBETCREDIT | |||||
OMSCHRIJVING | x € 1 miljoen | OMSCHRIJVING | x € 1 miljoen | ||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting 2003 | 168 745 | 12 | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2003 | 169 368 |
2 | Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) | 2 237 | 13 | Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) | 10 716 |
3 | Liquide Middelen | 183 | 14 | Saldi begrotingsfondsen | 14 419 |
4 | Saldo geldelijk beheer van het Rijk | 23 707 | 15 | Saldi begrotingsreserve | 369 |
Totaal intra-comptabele posten | 194 872 | Totaal intra-comptabele posten | 194 872 | ||
5 | Openstaande rechten | 25 733 | 16 | Tegenrekening openstaande rechten | 25 733 |
6 | Extra-comptabele vorderingen op derden | 24 431 | 17 | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 24 431 |
7 | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 218 011 | 18 | Extra-comptabele schulden aan derden | 218 011 |
8 | Voorschotten | 111 960 | 19 | Tegenrekening voorschotten | 111 960 |
9 | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 67 710 | 20 | Openstaande verplichtingen | 67 710 |
10 | Deelnemingen | 5 162 | 21 | Tegenrekening deelnemingen | 5 162 |
11 | Tegenrekening garanties | 61 730 | 22 | Garanties | 61 730 |
Totaal extra-comptabele posten | 514 738 | Totaal extra-comptabele posten | 514 738 | ||
TOTAAL-GENERAAL | 709 609 | TOTAAL-GENERAAL | 709 609 |
Toelichting op de saldibalans van het Rijk
De saldibalans van het Rijk is een consolidatie van de saldibalansen van de afzonderlijke ministeries en begrotingsfondsen en de saldibalans van de centrale administratie van 's Rijks Schatkist. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de departementen of de begrotingsfondsen.
Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting
Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.
De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.
Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk
De post saldo geldelijk van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.
Ad 5 en 16) Openstaande rechten
Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voor-fase van de ontvangsten.
Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden
Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.
Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden
Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.
Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.
Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen
De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.
Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschied op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs.
Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.
Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting
Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.
Ad 14) Saldi begrotingsfondsen
Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds, het Fonds Economische Structuurversterking, het Diergezondheidsfonds en het Spaarfonds AOW.
Ad 15) Saldi begrotingsreserve
Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het betreft hier de reserves van het Museaal Aankoopfonds (OCW) en de reserves in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en de SENO faciliteit (EZ).
De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2003 (inclusief het garantieoverzicht), die is afgezet tegen de balans ultimo 2002, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag 2002.
1.2 Staatsbalans per 31 december 2003
Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995
De Staatsbalans wordt opgesteld volgens een internationale standaard; het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) vormt de grondslag voor de balans van de rechtspersoon Staat der Nederlanden.
Door de Staatsbalans te enten op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost op basis van een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2003 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen, die ertoe heeft geleid, dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend.
Wat betreft de waarderingsmethode is door middel van het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde, en voor lineaire afschrijvingen.
Het staatsvermogen is in 2003 afgenomen ten opzichte van 2002 met 17,6 miljard euro. De 17,6 miljard euro is een saldo van verschillende mutaties in de te onderscheiden posten van de staatsbalans. Het negatieve vermogen van de Staat van 60,8 miljard euro in 2002 neemt toe tot 78,4 miljard euro in 2003. In tabel 1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.
Tabel 1 Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat (x € miljard) | ||
---|---|---|
1. Staatsvermogen ultimo 2002 | – 60,8 | |
2. Vorderingensaldo Rijk | – 14,4 | |
3. Waardeveranderingen minerale reserves | – 7,8 | |
4. Investeringen Rijk | 3,1 | |
5. Volumeveranderingen deelnemingen | – 1,0 | |
6. Waardeveranderingen overige niet-financiele activa | 0,6 | |
7. Waardeverandering staatsdeelnemingen | 0,5 | |
8. Waardeverandering staatsobligaties | 2,5 | |
9. Afschrijvingen Rijk | – 1,9 | |
10. Overig | 0,8 | |
11. Staatsvermogen ultimo 2003 | – 78,4 |
De financiële gegevens van de Centrale administratie van 's Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de agentschappen zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.
Tabel 2 Overzicht van activa en passiva (x € miljoen) | ||
---|---|---|
2002 | 2003 | |
A Niet-financiële activa: | 119 615 | 113 681 |
A1 Winstrechten minerale reserves | 51 700 | 43 900 |
A2 Overige niet-financiële activa | 67 915 | 69 781 |
B Vorderingen | 72 178 | 74 334 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen | 336 | 783 |
B2 Verstrekte langlopende leningen | 10 769 | 11 377 |
B3 Aandelen en overige deelnemingen | 37 211 | 35 934 |
B4 Handelskredieten en transitorische posten | 23 862 | 26 241 |
C Schulden | 252 642 | 266 431 |
C1 Munten in omloop | 684 | 706 |
C2 Dutch Treasury Certificates | 15 982 | 20 239 |
C3 Staatsobligaties | 182 328 | 190 418 |
C4 Onderhandse staatsleningen | 2 177 | 1 965 |
C5 Overige leningen op lange termijn | 552 | 264 |
C6 Militaire pensioenen | 6 300 | 7 500 |
C7 Handelskredieten en transitorische posten | 44 619 | 45 339 |
D Staatsvermogen (A+B-C) | – 60 849 | – 78 416 |
Toelichting op de afzonderlijke balansposten
A1 Winstrechten minerale reserves
Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 43,9 miljard euro ultimo 2003. Dit betreft voornamelijk aardgas, waarvan is uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2004–2009 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2010 en verder zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%. Ten opzichte van 2002 zijn de toekomstige winstrechten samenhangende met de gas-, olie en zoutwinning met 7,8 miljard euro afgenomen. De daling van de winstrechten van de minerale reseves wordt voor het grootste gedeelte verklaard door de waardedaling van de dollarkoers ten opzichte van de euro. De relatie tussen de aardgasprijs en de olieprijs, die vermeld wordt in dollars is dusdanig dat een dalende dollarprijs leidt tot lagere aardgasopbrengsten.
A2 Overige niet-financiële activa
De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt mee volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen.
De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.
Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen, waterbouwkundige werken en kunstwerken in wegen bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.
De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs welke door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.).
De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:
(x € miljoen) | (Gecorrigeerde) waarde per 31-12-2002 | Investeringenin 2003 | Afschrijvingen in 2003 | Waardeverandering | Waarde per 31-12-2003 |
Ministerie van Defensie | |||||
– Marine | 1 751 | 68 | 101 | 44 | 1 762 |
– Landmacht | 3 045 | 422 | 772 | 77 | 2 772 |
– Luchtmacht | 1 445 | 46 | 148 | 37 | 1 380 |
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 45 390 | 2 178 | 567 | 726 | 47 726 |
Burgerlijke rijksgebouwen | 10 187 | – 11 | 0 | 194 | 10 370 |
Domeinen | 2 112 | 1 | 29 | – 146 | 1 937 |
Diversen | 3 984 | 431 | 251 | – 331 | 3 833 |
Totaal | 67 915 | 3 135 | 1 868 | 601 | 69 781 |
Het bedrag van 69,8 miljoen euro per 31-12-2003 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:
Onroerende goederen | 66 292 | |
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 47 593 | |
– Burgerlijke rijksgebouwen | 10 370 | |
– Ministerie van Defensie | 4 137 | |
– Domeinen | 1 937 | |
– Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 653 | |
– Diversen | 602 | |
Roerende goederen | 3 489 | |
– Goederen van militaire aard | 1 777 | |
– Inventarisgoederen | 121 | |
– Goederen van culturele aard | 293 | |
– Civiele motorvoertuigen en vaartuigen | 294 | |
– Goederen civiele verdediging | 86 | |
– Overige | 918 | |
Totaal | 69 781 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
---|---|---|
De Nederlandsche Bank N.V. | 4 | 42 |
Overige saldi | 129 | 141 |
Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties | 203 | 600 |
Totaal | 336 | 783 |
B2 Verstrekte langlopende leningen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
---|---|---|
a. Diverse vorderingen | ||
– Studievoorschotten | 5 444 | 6 331 |
– Voorschotten inzake landinrichtingprojecten | 852 | 867 |
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten | 443 | 429 |
– Vorderingen Dienst der Domeinen | 381 | 374 |
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel | 635 | 441 |
– Vordering Op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp | 223 | 203 |
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen) | 272 | 324 |
– Vordering inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. | 89 | 98 |
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account | 26 | 25 |
– Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 1966 | 3 | 0 |
– Leningen woningwetbouw | 2 | 2 |
– Lening Railinfrabeheer | 806 | 806 |
– Uitvoering Werknemersverzekeringen – wachtgeldfondsen | 0 | 639 |
– Diverse vorderingen | 701 | 306 |
Subtotaal | 9 877 | 10 845 |
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen | ||
– Internationale Nederlanden Groep N.V. | 531 | 472 |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | 257 | 0 |
– TNT Post Groep N.V. | 72 | 0 |
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. | 18 | 18 |
– N.V. SDU | 9 | 0 |
– PinkRoccade | 4 | 0 |
– NIB Capital Bank N.V. | 1 | 1 |
– Overige leningen | 0 | 41 |
Subtotaal | 892 | 532 |
Totaal | 10 769 | 11 377 |
Toelichting op verstrekte langlopende leningen
De vorderingen in onderdeel a zijn met 1 miljard euro toegenomen. Deze toename kan verklaard worden door een toename van de studievoorschotten van 887 miljoen euro. De voorschotten inzake diverse vorderingen zijn 395 miljoen euro afgenomen. Dit komt door de afname van Economische zaken van de verstrekte langlopende lening voor een effectieve telecommunicatie en postmarkt. Verder is het wachtgeldfonds van de uitvoering werknemersverzekeringen van een schuld overgegaan in een vordering van 639 miljoen euro.
B3 Aandelen en overige deelnemingen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
---|---|---|
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen | ||
– De Nederlandsche Bank N.V. | 13 151 | 12 149 |
– N.V. NS Groep | 10 375 | 3 929 |
– Railinfratrust B.V. | 0 | 7 440 |
– TNT Post Groep N.V. | 2 581 | 3 103 |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | 4 848 | 2 950 |
– N.V. Luchthaven Schiphol | 1 348 | 1 479 |
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten | 1 139 | 1 167 |
– Energiebeheer Nederland B.V. | 757 | 129 |
– Tennet TSO B.V. | 179 | 288 |
– N.V. Westerscheldetunnel | 539 | 702 |
– PinkRoccade | 30 | 54 |
– Connexxion N.V. | 216 | 219 |
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. | 81 | 18 |
– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V. | 131 | 103 |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 175 | 18 |
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V. | 153 | 140 |
– Nederlandse Waterschapsbank N.V. | 155 | 164 |
– Overige deelnemingen | 604 | 1 057 |
Subtotaal | 36 462 | 35 109 |
b. Deelnemingen in internationale instellingen | ||
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling | 253 | 210 |
– Europese Investeringsbank | 228 | 369 |
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 130 | 130 |
– Aziatische Ontwikkelingsbank | 33 | 30 |
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank | 19 | 16 |
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank | 14 | 12 |
– Internationale Financieringsmaatschappij | 54 | 44 |
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties | 8 | 6 |
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij | 10 | 8 |
Subtotaal | 749 | 825 |
Totaal generaal | 37 211 | 35 934 |
De daling in 2003 ten opzichte van 2002 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:
Volumeveranderingen: | – 2 025 | |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | – 2 025 | |
Netto toename van de reserves: | – 528 | |
– De Nederlandsche Bank N.V. | – 1 002 | |
– Energiebeheer Nederland B.V. | – 628 | |
– N.V. NS Groep/Railinfratrust B.V. | 994 | |
– Overige | 108 | |
Waardeveranderingen: | 610 | |
– TNT Post Groep N.V. | 522 | |
– PinkRoccade | 24 | |
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. | – 63 | |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | 127 | |
Diversen | 589 | |
– Overige | 589 | |
Totaal | – 1 354 |
Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen
Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de geldende koers. Van de in het overzicht opgenomen ondernemingen is slechts een beperkt aantal ondernemingen beursgenoteerd. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers ultimo 2003. Dit betreft Koninklijke KPN Nederland N.V., TNT Post Groep N.V. en PinkRoccade. De aandelen die de Staat in de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. bezit zijn geen beursgenoteerde aandelen, maar preferente aandelen en worden daarom tegen nominale waarde gewaardeerd.
De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming.
Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingprijs en de netto vermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het netto staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.
Op het moment dat de staatsbalans wordt gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag zijn de jaarverslagen van de Nederlandse deelnemingen nog niet gepubliceerd. Het waarderen van de deelnemingen ultimo 2003 is hierdoor niet goed mogelijk. Besloten is om de deelnemingen te waarderen tegen de waarde ultimo 2002. De mutaties in de waardering van de deelnemingen, die voortvloeien uit de publicaties van de jaarverslagen zullen dan meegenomen worden in de waardering van volgend jaar.
De belangrijkste mutaties betreffen:
– De verklarende factor achter de toename van de waarde van de deelneming van de Staat in de TNT Postgroep N.V.en PinkRockade is de stijging op de Amsterdamse effectenbeurs van de waarde van de betreffende aandelen.
– De daling van de waarde van de deelneming in de Koninklijke KPN N.V. wordt verklaard doordat de Staat het belang in KPN heeft verminderd. De opbrengst van de verkoop komt uit op 2 miljard euro.
– Voor 1,4 miljard euro zijn de reserves afgenomen bij een aantal deelnemingen waaronder de Nederlandse Bank N.V.
– De waardevermindering van Energiebeheer Nederland en de Nederlandse Gasunie kan worden verklaard omdat in het verleden de intrinsieke waarde van de aandelen werden opgehoogd met de actuele waarde van de activa. De versnelling van de publicatie van de staatsbalans en het ontbreken van de gegevens om tot een actuele waardebepaling te komen leiden ertoe dat de aandelen uit voorzichtigheidsbeginsel op intrinsieke waarde worden gewaardeerd. Dit leidt tot een afwaardering.
Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen
De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.
Het betreft een categorie activa in vreemde valuta's, waarvan de balanswaarde wordt berekend met behulp van de contante koersen van de desbetreffende valuta's per balansdatum.
B4 Handelskredieten en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
a. Overlopende activa | 3 054 | 3 203 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan | 17 187 | 16 541 |
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten | 183 | 179 |
d. College voor zorgverzekeringen | 2 454 | 3 602 |
e. Overige vorderingen | 984 | 2 715 |
Totaal | 23 862 | 26 241 |
De overlopende activa zijn toegenomen met 150 miljoen euro. Deze mutatie komt voornamelijk door een stijging van de diverse vorderingen. De diverse vorderingen bestaan voornamelijk uit de vorderingen van de ministeries. Daartegenover staat een daling van de winst van De Nederlandse Bank N.V.
De overlopende activa zijn:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
Winst van De Nederlandsche Bank N.V. | 353 | 251 |
Vordering uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon | 28 | 29 |
Diverse vorderingen | 2 673 | 2 923 |
Totaal | 3 054 | 3 203 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan
Het onderdeel vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan is afgenomen met 646 miljoen euro. Deze afname is vooral gerelateerd aan Defensie en Verkeer en Waterstaat.
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten
Als vorderingen en verplichtingen zijn opgenomen de bedragen van langlopende contracten inzake aanschaf van duurzame activa en inzake uit te voeren werken. De reeds gedane uitgaven zijn op de posten B4.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c.
De bedragen van de posten B4.b en C7.b bestaan uit twee elementen namelijk het Ministerie van Defensie (4,8 miljard euro) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (11,7 miljard euro).
De overige vorderingen zijn toegenomen met 1,7 miljard euro. Dit komt voornamelijk door een toename van de vorderingen van het agentschap van het ministerie van Financiën.
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
Metaalwaarde munten in omloop | 4 | 6 |
Centrale inning van lesgelden | 117 | 133 |
Sociale Verzekeringsbank | 0 | 335 |
Diverse vorderingen | 863 | 2 241 |
Totaal | 984 | 2 715 |
Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.
C2 Dutch Treasury Certificates
Het bedrag van de per balansdatum uitstaande schuld uit hoofde van DTC's bedraagt 20 miljard euro. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht. Deze toename wordt vooral veroorzaakt doordat het grootste deel van de financieringsbehoefte van de Staat is opgevangen door de uitgifte van DTC's.
De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.
(x € miljoen) | 2002 | 2003 | Verschil |
1. Waardering tegen marktprijs | 182 328 | 190 418 | 8 090 |
2. Waardering tegen nominaal | 169 824 | 180 451 | 10 627 |
3. Verschil (1–2) | 12 504 | 9 967 | – 2 537 |
De afname van de schuldcategorie staatsobligaties met 2,5 miljard euro moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De mutatie van 2,5 miljard euro kan gesplitst worden in een volumecomponent ter grootte van – 10,6 miljard euro en een prijscomponent van 8,1 miljard euro. De volumemutatie omvat per saldo een toename van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2003 te dekken. De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 180,5 miljard euro relevant.
Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.
C5 Overige leningen op lange termijn
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
Uitvoering Werknemersverzekeringen – wachtgeldfondsen | 253 | 0 |
N.V. Nederlandse Spoorwegen | 126 | 108 |
Stichting Nationaal Groenfonds Compensatiegelden | 76 | 77 |
Stichting Nationaal Restauratiefonds | 17 | 14 |
div. voorfinancieringen via V&W | 65 | 64 |
Overige | 15 | 1 |
Totaal | 552 | 264 |
De overige leningen op lange termijn zijn afgenomen met 300 miljoen euro. Deze mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de schuld aan het wachtgeldfonds van de Uitvoering Werknemersverzekeringen is overgegaan in een vordering. Deze post is opgenomen onder balanspost B2.
Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen.
C7 Handelskredieten en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
a. Overlopende passiva | 8 295 | 7 977 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan | 17 187 | 16 541 |
c. Overige schulden | 19 137 | 20 821 |
Totaal | 44 619 | 45 339 |
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
Lopende interest van de staatsschuld | 7 242 | 6 724 |
Diverse schulden | 1 053 | 1 253 |
Totaal | 8 295 | 7 977 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan
Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.
(x € miljoen) | 2002 | 2003 |
Uitvoering Werknemersverzekeringen | 10 924 | 12 344 |
Sociale Verzekeringsbank | 721 | 0 |
Callgeldleningen | 4 725 | 2 683 |
Commissie van de Europese Gemeenschappen | 922 | 977 |
Vakantie-aanspraak ambtenaren | 261 | 280 |
Stichting Maror | 35 | 31 |
Investeringsfaciliteit voor Oost Europa | 102 | 109 |
Diverse schulden | 1 447 | 4 397 |
Totaal | 19 137 | 20 821 |
In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908) in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer is geïntegreerd in de schatkist. Uit dien hoofde is ultimo 2003 een schuld opgenomen aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen van per saldo circa 12,3 miljard euro. De schuld aan de Sociale Verzekeringsbank is overgegaan in een vordering en wordt verantwoord onder balanspost B4. Tevens is het College voor zorgverzekeringen onder balanspost B4 opgenomen. De schuld aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen uit hoofde van de wachtgeldfondsen is opgenomen onder balanspost B2. Het balansbedrag ultimo 2003 is hiervoor aangepast.
Voorwaardelijke verplichtingen
In lijn met het ESR 1995 maken voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde contingent liabilities, geen onderdeel uit van het overzicht van activa en passiva van de Staat. Kenmerk van dit type van verplichtingen is dat voordat er een transactie plaats vindt, er eerst aan een of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de Staat bij exportkredieten.
Gezien het beleidsmatige belang van garanties is aanvullende informatie over door de Staat verleende garanties in tabel 3 gepresenteerd; uitgaven en ontvangsten op door de Staat verstrekte garanties zijn in tabel 4 gepresenteerd.
Tabel 3 Garanties: uitstaand risico en nieuwe machtingen (x € miljard) | |
---|---|
Risico ultimo 2003 | |
1. Garanties Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. | 1,2 |
2. Garanties bouwleningen Academische Ziekenhuizen | 0,4 |
3. Waarborg nakoming betalingsverplichting Nederlandse Waterschapsbank | 0,0 |
4. Garanties Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen | 15,9 |
5. Garanties Nederlandse Investeringsbank | 0,3 |
6. Garanties deelname kapitaal Wereldbank | 3,2 |
7. Garanties deelname kapitaal regionale ontwikkelingsbanken | 0,7 |
8. Garanties deelname DNB in kapitaal Internationaal Monetair Fonds | 10,5 |
9. Garantiekredieten aan EU-staten | 0,8 |
10. Garanties aan NCM inzake exportkredietverzekeringen | 9,2 |
11. Garanties aan NCM inzake investeringen | 0,8 |
12. Garanties deelname in kapitaal Europese Investeringsbank | 7,0 |
13. Garanties huurwoningen geëxploiteerd door corporaties | 0,8 |
14. Garanties aflossingen rentebetalingen op geldleningen OV | 0,9 |
15. Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf | 1,3 |
16. Garanties Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten | 0,9 |
17. Garanties accomodaties gehandicapten | 0,4 |
18. Garanties inrichting gezondheidszorg | 1,2 |
19. Overige garanties | 4,6 |
20. Totaal | 60,3 |
21. Totaal in % BBP | 13,3 |
Tabel 4 Uitgaven en ontvangsten op de door de Staat verstrekte garanties (x € miljoen) | ||
---|---|---|
Uitgaven 2003 | Ontvangsten 2003 | |
1. Nederlandse Investeringsbank | 5,3 | 9,5 |
2. Exportkredietverzekering | 128,1 | 168,4 |
3. Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf | 28,9 | 0,0 |
4. Overige garantieregelingen | 15,9 | 0,5 |
5. Totaal | 178,3 | 178,3 |
Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens (x € miljoen) (in lopende prijzen; min betekent uitgaven) | |||
---|---|---|---|
MN 2003 | Realisatie | Verschil | |
1. Netto-uitgaven onder het kader RBG-eng | – 93 138 | – 91 725 | 1 413 |
2. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven SZA | – 14 788 | – 14 248 | 540 |
3. Netto uitgaven niet relevant voor enig kader* | – 7 214 | – 9 501 | – 2 287 |
4. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven (4=1+2+3) | – 115 140 | – 115 474 | – 334 |
w.v uitgaven | – 132 763 | – 136 658 | – 3 895 |
w.v. ontvangsten | 17 623 | 21 184 | 3 561 |
5. Belastingen | 112 095 | 103 933 | – 8 162 |
6. Overig | – 1 149 | – 427 | 722 |
7. EMU-saldo Centrale Overheid | – 4 194 | – 11 968 | – 7 774 |
8. EMU-saldo Lokale Overheid | 939 | – 2 608 | – 3 547 |
9. EMU-saldo Sociale Fondsen | 1 038 | 147 | – 891 |
10. EMU-saldo (- = tekort) | – 2 217 | – 14 429 | – 12 212 |
idem, in % BBP | – 0,5% | – 3,2% | – 2,7% |
EMU-schuld | 233 907 | 248 801 | 14 894 |
idem, in % BBP | 49,8% | 54,8% | 5,0% |
BBP (in miljarden euro's) | 470 | 454 | – 16 |
* excl. aflossing en uitgifte vaste schuld.
Tabel 1.2 Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin (x € miljoen) (min betekent onderschrijding) | |||
---|---|---|---|
MN 2004 | FJR 2003 | Verschil | |
1. raming uitgaven bij Hoofdlijnenakkoord 2003 | 91 851 | 91 851 | 0 |
2. pNB ten tijde van VJN/MLT | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
3. Reële ijklijn | 91 851 | 91 851 | 0 |
4. NB-deflator | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
5. Overboekingen | – 78 | – 39 | 39 |
6. Statistisch | 0 | 0 | |
7. Onderschrijding MN2004 | – 148 | – 148 | 0 |
8. Uitgavenkader (obv niveau MN2004) | 91 625 | 91 664 | 39 |
9. Actuele raming uitgaven | 91 625 | 91 725 | 100 |
10. Over/onderschrijding (10=9–8) (obv MN2004) | 0 | 60 | 60 |
Tabel 1.3 Uitgaventoetsing Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (x € miljoen) (min betekent onderschrijding) | |||
---|---|---|---|
MN 2004 | FJR 2003 | Verschil | |
1. raming uitgaven bij Hoofdlijnenakkoord 2003 | 56 386 | 56 386 | 0 |
2. pNB ten tijde van VJN/MLT | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
3. Reële ijklijn | 56 386 | 56 386 | 0 |
4. NB-deflator | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
5. Overboekingen | 78 | 40 | – 38 |
6. Statistisch | 0 | 27 | 27 |
7. Onderschrijding MN2004 | – 47 | – 47 | 0 |
8. Uitgavenkader SZA in lopende prijzen (obv niveau MN2004) | 56 417 | 56 406 | – 11 |
9. Actuele raming uitgaven | 56 417 | 55 964 | – 453 |
w.v. begrotingsgefinancierd1 | 14 372 | 14 340 | – 32 |
w.v. premiegefinancierd | 42 044 | 41 624 | – 420 |
10. Over/onderschrijding (10=9–8) (obv MN2004) | 0 | – 442 | – 442 |
1 Inclusief toerekening ABW 2004.
Tabel 1.4 Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg (x € miljoen) (min betekent onderschrijding) | |||
---|---|---|---|
MN 2004 | FJR 2003 | Verschil | |
1. raming uitgaven bij Hoofdlijnenakkoord 2003 | 40 487 | 40 487 | 0 |
2. pNB ten tijde van VJN/MLT | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
3. Reële BKZ | 40 487 | 40 487 | 0 |
4. Reële IJklijn Zorg | 35 397 | 35 397 | 0 |
5. NB-deflator | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
6. Overboekingen | 0 | – 1 | – 1 |
7. Statistisch | 0 | 0 | 0 |
8. Overschrijding MN2004 | 185 | 185 | 0 |
9. BKZ (in lopende prijzen) (obv MN 2004) | 40 672 | 40 671 | – 1 |
10. Actuele raming uitgaven | 40 672 | 41 572 | 900 |
w.v. particulier gefinancierd/WTZ | – 5 026 | – 5 034 | – 8 |
11. Over/onderschrijding BKZ | 0 | 902 | 902 |
12. Ijklijn zorg in lopende prijzen (obv MN2004) | 35 646 | 35 745 | 99 |
13. Totaal netto uitgaven onder ijklijn Zorg | 35 646 | 36 538 | 892 |
14. Over/onderschrijding (13=12–11) (obv MN2004) | 0 | 793 | 793 |
Tabel 1.5 Uitgaventoetsing totaal kader(x € miljoen) (min betekent onderschrijding) | |||
---|---|---|---|
MN 2004 | FJR 2003 | Verschil | |
1. Reële ijklijnen | 183 634 | 183 634 | 0 |
2. NB-deflator | 1,0000 | 1,0000 | 0 |
4. Overboekingen | 0 | 0 | 0 |
5. Statistisch | 87 | 214 | 127 |
6. Overschrijding MN2004 | – 33 | – 33 | 0 |
7. Uitgavenkader (obv MN2004) | 183 688 | 183 815 | 127 |
8. Actuele raming uitgaven | 183 688 | 184 227 | 539 |
9. Over/onderschrijding (obv MN2004) | 0 | 412 | 412 |
Bijlage B2 De uitgaven en niet-belastingontvangsten 2003
Tabel 2.1: Rijksbegrotingsuitgaven1 (x € miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
OB 2003 | FJR 2003 | Verschil | ||
I | Huis der Koningin | 8,3 | 7,4 | – 0,9 |
II | Hoge Colleges van Staat en Kabinetten | 185,3 | 194,7 | 9,4 |
III | Algemene Zaken | 47,3 | 45,0 | – 2,3 |
IV | Koninkrijksrelaties | 137,6 | 110,3 | – 27,3 |
V | Buitenlandse Zaken | 9 898,3 | 9 540,6 | – 357,7 |
VI | Justitie | 4 604,7 | 5 653,6 | 1 048,9 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 4 917,4 | 4 942,3 | 24,9 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 24 766,6 | 25 473,8 | 707,2 |
IXA | Nationale Schuld (Transactiebasis) | 12 698,0 | 16 708,2 | 4 010,2 |
IXB | Financien | 3 705,5 | 3 601,9 | – 103,6 |
X | Defensie | 7 311,7 | 7 403,9 | 92,2 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 3 485,7 | 3 504,0 | 18,3 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 5 914,0 | 6 781,9 | 867,9 |
XIII | Economische Zaken | 1 742,1 | 1 832,7 | 90,6 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 2 061,3 | 2 454,2 | 392,9 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 20 624,1 | 21 879,1 | 1 255,0 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 9 524,4 | 9 912,5 | 388,1 |
HGIS | Internationale Samenwerking | (4 798,6) | (4 647,1) | – 151,5 |
AP | Aanvullende posten | 3 968,3 | 0,0 | – 3 968,3 |
GF | Gemeentefonds | 13 217,4 | 13 831,1 | 613,7 |
PF | Provinciefonds | 1 096,6 | 1 145,2 | 48,6 |
ISF | Infrastructuurfonds | 6 258,9 | 6 796,9 | 538,0 |
FES | Fonds Economische Structuurversterking | 2 868,3 | 2 736,6 | – 131,7 |
DGF | Diergezondheidsfonds | 0,0 | 272,8 | 272,8 |
BCF | BTW-compensatiefonds | 310,6 | 106,3 | – 204,3 |
CON | Consolidatie | – 6 589,0 | – 8 276,6 | – 1 687,6 |
TOTAAL | 132 763,5 | 136 658,3 | 3 894,8 |
1 In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.
Tabel 2.2: Niet-belastingontvangsten1 (x € miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
OB 2003 | FJR 2003 | Verschil | ||
II | Hoge Colleges van Staat en Kabinetten | 4,4 | 6,2 | 1,8 |
III | Algemene Zaken | 14,2 | 10,9 | – 3,3 |
IV | Koninkrijksrelaties | 12,9 | 18,8 | 5,9 |
V | Buitenlandse Zaken | 509,3 | 615,2 | 105,9 |
VI | Justitie | 937,4 | 1 002,9 | 65,5 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 207,5 | 282,0 | 74,5 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 1 154,8 | 1 253,2 | 98,4 |
IXA | Nationale Schuld (Transactiebasis) | 981,4 | 3 764,6 | 2 783,2 |
IXB | Financien | 2 688,6 | 4 699,7 | 2 011,1 |
X | Defensie | 272,6 | 229,9 | – 42,7 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 55,9 | 210,2 | 154,3 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 191,9 | 166,0 | – 25,9 |
XIII | Economische Zaken | 2 855,5 | 3 065,9 | 210,4 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 616,9 | 693,1 | 76,2 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 541,9 | 809,8 | 267,9 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 101,5 | 155,0 | 53,5 |
HGIS | Internationale Samenwerking | (68,2) | (215,8) | 147,6 |
AP | Aanvullende posten | 1 632,8 | 0,0 | – 1 632,8 |
ISF | Infrastructuurfonds | 6 301,1 | 6 951,9 | 650,8 |
FES | Fonds Economische Structuurversterking | 1 926,8 | 2 047,7 | 120,9 |
AOW | AOW-spaarfonds | 3 205,1 | 3 198,7 | – 6,4 |
DGF | Diergezondheidsfonds | 0,0 | 277,2 | 277,2 |
CON | Consolidatie | – 6 589,0 | – 8 276,6 | – 1 687,6 |
TOTAAL | 17 623,4 | 21 182,3 | 3 558,9 |
1 In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastigontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.
Tabel 2.3: Totaaloverzicht lasten en baten (x € miljoen) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam dienst die een baten-lastenstelsel voert | Moederministerie | Ingesteld per | Lasten 2000 | Baten 2000 | Lasten 2001 | Baten 2001 | Lasten 2002 | Baten 2002 | Lasten 2003 | Baten 2003 |
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden | BUZA | 1998 | 9,36 | 9,38 | 10,83 | 10,83 | 14,81 | 14,82 | 7,32 | 7,33 |
2. Immigratie- en Naturalisatiedienst | Justitie | 1994 | 286,34 | 294,09 | 315,58 | 313,28 | 350,78 | 328,79 | 337,25 | 340,40 |
3. Dienst Justitiële Instellingen | Justitie | 1995 | 1 138,60 | 1 147,71 | 1 289,48 | 1 312,16 | 1 426,82 | 1 415,51 | 1 553,50 | 1 574,40 |
4. Centraal Justitieel Incasso Bureau | Justitie | 1996 | 41,10 | 43,25 | 52,05 | 50,72 | 59,23 | 60,36 | 60,73 | 64,07 |
5. Studiecentrum Rechtspleging | Justitie | Tijdelijk | – | – | – | – | 21,44 | 20,86 | 23,07 | 24,11 |
6. Korps Landelijke Politiediensten | BZK | 1998 | 125,25 | 127,66 | 276,86 | 290,15 | 324,90 | 322,11 | 353,52 | 361,41 |
7. Informatievoorziening Overheidspersoneel | BZK | 1995 | 4,92 | 4,85 | 15,81 | 16,35 | 12,22 | 11,52 | 12,80 | 13,52 |
8. Centrale Archiefselectiedienst | BZK | 1997 | 2,97 | 3,05 | 6,53 | 6,93 | 6,85 | 6,95 | 6,98 | 7,07 |
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten | BZK | 1999 | 17,57 | 17,53 | 64,13 | 64,26 | 54,26 | 58,31 | 54,29 | 59,91 |
10. IT-organisatie | BZK | 1998 | 45,87 | 46,09 | 148,59 | 147,29 | 150,63 | 144,08 | 182,47 | 187,96 |
11. Centrale Financiën Instellingen | OCenW | 1996 | 45,74 | 47,68 | 57,50 | 58,33 | 61,17 | 56,29 | 60,12 | 60,49 |
12. Rijksarchiefdienst | OCenW | 1996 | 28,42 | 29,08 | 24,36 | 25,32 | 40,92 | 40,63 | 40,27 | 37,86 |
13. Defensie Telematica Organisatie | Defensie | 1998 | 212,64 | 209,10 | 261,08 | 270,52 | 254,47 | 258,38 | 237,93 | 263,57 |
14. Dienst, Gebouwen, Werken en Terreinen | Defensie | 1996 | 82,68 | 80,86 | 86,84 | 84,48 | 85,90 | 87,87 | 87,70 | 89,35 |
15. Rijksgebouwendienst | VROM | 1999 | 923,20 | 974,81 | 997,15 | 1 008,03 | 1 128,17 | 1 157,42 | 1 363,96 | 1 426,75 |
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut | VenW | 1995 | 51,27 | 48,13 | 49,74 | 48,94 | 48,99 | 47,48 | 45,68 | 47,56 |
17. Agentschap Telecom | EZ | 1996 | 27,62 | 30,37 | 29,41 | 30,38 | 34,34 | 28,18 | 34,61 | 32,93 |
18. Senter | EZ | 1994 | 37,90 | 39,95 | 43,91 | 45,86 | 49,39 | 51,51 | 51,08 | 52,12 |
19. Economische Voorlichtingsdienst | EZ | 2001 | – | – | 24,30 | 24,47 | 24,91 | 25,45 | 26,86 | 27,05 |
20. Bureau voor de Industriële Eigendom | EZ | 2002 | – | – | – | – | 17,27 | 17,54 | 16,58 | 17,01 |
21. Novem | EZ | Tijdelijk | – | – | – | – | 20,27 | 22,21 | 42,58 | 42,95 |
22. Plantenziektenkundige Dienst | LNV | 1994 | 19,44 | 20,28 | 21,08 | 22,05 | 26,70 | 24,54 | 27,96 | 28,53 |
23. Bureau Heffingen | LNV | 1998 | 37,30 | 35,98 | 53,11 | 54,39 | 52,17 | 54,39 | 44,70 | 46,64 |
24. Laser | LNV | 1999 | 55,67 | 56,03 | 70,63 | 71,41 | 80,37 | 81,13 | 79,44 | 76,88 |
25. Voedsel en Waren Autoriteit/CE | LNV | Tijdelijk | – | – | – | – | – | – | 13,59 | 14,42 |
26. VWA/Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees | LNV | 2003 | – | – | – | – | – | – | 118,28 | 116,69 |
27. VWA/Keuringsdienst van Waren | LNV | 2000 | 60,76 | 63,98 | 68,03 | 67,97 | 73,76 | 73,74 | 77,04 | 75,38 |
28. Agentschap SZW | SZW | 2003 | – | – | 18,19 | 18,19 | 19,46 | 19,46 | 16,17 | 16,20 |
29. Inspectie Werk en Inkomen | SZW | Tijdelijk | – | – | – | – | 35,05 | 36,70 | 36,05 | 36,63 |
30. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg | VWS | 2003 | – | – | – | – | – | – | 8,46 | 11,15 |
31. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen | VWS | 1996 | 12,03 | 11,77 | 12,45 | 14,07 | 14,39 | 14,71 | 15,95 | 17,20 |
32. Nederlands Vaccin Instituut | VWS | Tijdelijk | – | – | – | – | – | – | 56,29 | 59,12 |
Totaal | 3 266,65 | 3 341,63 | 3 997,64 | 4 056,38 | 4 489,64 | 4 480,94 | 5 093,23 | 5 236,65 |
Tabel 2.4: Saldi voor consolidatie in kasgegevens (x € miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
Naam dienst die een baten-lastenstelsel voert | Consoli-datiesaldo 2000 | Consoli-datiesaldo 2001 | Consoli-datiesaldo 2002 | Consoli-datiesaldo 2003 |
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden | – 1,50 | 4,17 | – 2,74 | 2,66 |
2. Immigratie- en Naturalisatiedienst | – 2,63 | 19,00 | 25,15 | – 4,74 |
3. Dienst Justitiële Instellingen | 13,84 | 53,07 | 91,71 | – 40,63 |
4. Centraal Justitieel Incasso Bureau | 1,13 | 4,87 | 0,82 | – 2,18 |
5. Studiecentrum Rechtspleging | – | – | – 0,01 | – 0,06 |
6. Korps Landelijke Politiediensten | – 1,18 | – 14,55 | – 17,38 | – 1,29 |
7. Informatievoorziening Overheidspersoneel | 0,77 | 1,25 | 4,99 | – 4,96 |
8. Centrale Archiefselectiedienst | 1,41 | – 0,65 | 0,89 | – 1,34 |
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten | 0,73 | 2,33 | – 0,74 | – 10,86 |
10. IT-organisatie | – 22,05 | 42,16 | – 5,04 | 38,10 |
11. Centrale Financiën Instellingen | – 7,94 | 3,68 | 9,00 | – 15,02 |
12. Rijksarchiefdienst | – 6,67 | – 2,52 | 3,40 | 2,04 |
13. Defensie Telematica Organisatie | 29,86 | – 4,81 | – 9,15 | – 19,54 |
14. Dienst, Gebouwen, Werken en Terreinen | 1,68 | 1,34 | 10,56 | – 0,64 |
15. Rijksgebouwendienst | 331,12 | 294,25 | 518,94 | 294,02 |
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut | – 2,99 | – 3,29 | 7,16 | – 1,86 |
17. Agentschap Telecom | – 9,26 | 1,48 | 7,95 | 0,08 |
18. Senter | – 2,68 | – 0,04 | 2,94 | 6,18 |
19. Economische Voorlichtingsdienst | – | 26,95 | 5,82 | – 4,79 |
20. Bureau voor de Industriële Eigendom | – | – | – 2,46 | – 1,58 |
21. Novem | – | – | 1,68 | – 14,03 |
22. Plantenziektenkundige Dienst | – 1,00 | 0,83 | 0,21 | – 2,07 |
23. Bureau Heffingen | 0,64 | 1,98 | 4,30 | – 5,31 |
24. Laser | – 0,36 | 3,39 | 17,61 | – 19,21 |
25. Voedsel en Waren Autoriteit/CE | – | – | – | – 4,70 |
26. VWA/Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees | – | – | – | 0,63 |
27. VWA/Keuringsdienst van Waren | – 4,90 | – 1,28 | 2,48 | 8,81 |
28. Agentschap SZW | – | – | 2,57 | 3,72 |
29. Inspectie Werk en Inkomen | – | – | – 2,78 | – 16,36 |
30. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg | – | – | – | – 2,88 |
31. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen | – 1,63 | – 0,51 | – 0,93 | – 2,56 |
32. Nederlands Vaccin Instituut | – | – | – | – 0,33 |
Totaal | 316,38 | 433,11 | 676,95 | 179,29 |
Tabel 2.5: Beroep op de leenfaciliteit (x € miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam dienst die een baten-lastenstelsel voert | leningen | Aflossingen | |||||
2001 | 2002 | 2003 | 2001 | 2002 | 2003 | ||
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden | – | 0,17 | – | 0,07 | 0,07 | 0,08 | |
2. Immigratie- en Naturalisatiedienst | – | 18,46 | 8,45 | 7,34 | 7,34 | 11,44 | |
3. Dienst Justitiële Instellingen | 52,64 | – | 50,00 | 15,35 | 21,93 | 21,93 | |
4. Centraal Justitieel Incasso Bureau | 1,36 | 3,98 | 1,15 | 1,47 | 0,83 | 0,96 | |
5. Studiecentrum Rechtspleging | – | – | – | – | – | – | |
6. Korps Landelijke Politiediensten | 5,69 | 4,77 | 3,63 | 22,44 | 18,40 | 14,42 | |
7. Informatievoorziening Overheidspersoneel | – | – | – | – | – | – | |
8. Centrale Archiefselectiedienst | 1,38 | – | – | 0,35 | 0,27 | 0,08 | |
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten | 0,46 | – | – | 0,15 | 0,03 | – | |
10. IT-organisatie | 18,15 | 25,29 | 4,54 | 3,41 | 1,44 | 1,26 | |
11. Centrale Financiën Instellingen | 3,18 | 5,80 | – | 1,98 | 2,92 | 4,25 | |
12. Rijksarchiefdienst | 1,04 | 0,99 | – | 1,73 | 1,05 | 0,87 | |
13. Defensie Telematica Organisatie | 19,00 | 5,00 | 30,00 | 12,85 | 12,85 | 15,83 | |
14. Dienst, Gebouwen, Werken en Terreinen | 2,04 | 14,19 | 24,39 | 2,30 | 2,28 | 12,13 | |
15. Rijksgebouwendienst | 296,80 | 587,08 | 474,44 | 126,55 | 135,27 | 162,29 | |
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut | 1,32 | 2,00 | – | 2,18 | 1,92 | 2,39 | |
17. Agentschap Telecom | 4,10 | 3,96 | – | 2,98 | 2,41 | 2,54 | |
18. Senter | – | – | – | – | – | – | |
19. Economische Voorlichtingsdienst | 0,45 | – | – | 0,21 | 0,15 | 0,08 | |
20. Bureau voor de Industriële Eigendom | – | 0,66 | – | – | – | 0,17 | |
21. Novem | – | – | – | – | – | – | |
22. Plantenziektenkundige Dienst | 1,24 | 0,60 | 2,83 | 0,40 | 0,69 | 0,76 | |
23. Bureau Heffingen | 4,99 | 4,80 | 2,20 | 3,55 | 4,29 | 5,06 | |
24. Laser | 4,42 | 7,11 | 1,66 | – | 1,22 | 3,04 | |
25. Voedsel en Waren Autoriteit/CE | – | – | 8,11 | – | – | – | |
26. VWA/Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees | – | – | 1,97 | – | – | 0,25 | |
27. VWA/Keuringsdienst van Waren | 4,13 | 4,47 | 7,30 | 2,32 | 2,52 | 2,61 | |
28. Agentschap SZW | – | 0,31 | 1,98 | – | – | 0,09 | |
29. Inspectie Werk en Inkomen | – | – | – | – | – | – | |
30. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg | – | – | 0,78 | – | – | 0,24 | |
31. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen | – | – | – | – | – | – | |
32. Nederlands Vaccin Instituut | – | – | – | – | – | – | |
Totaal | 422,37 | 689,64 | 623,43 | 207,60 | 217,88 | 262,76 |
In tabel 3 wordt een totaaloverzicht gegeven van de door de verschillende diensten die een baten-lastenstelsel voeren (voorheen agentschappen genoemd) gegenereerde baten en lasten.
Om de invloed op het EMU-saldo te bepalen moeten de baten en lasten van de diensten die een baten-lastenstelsel voeren vertaald worden in kastermen. Deze vertaling komt erop neer dat baten tot ontvangsten en lasten tot uitgaven moeten worden herleid. Deze boekhoudkundige bewerking levert tabel 4 op, waarin is opgenomen het geconsolideerde saldo van uitgaven minus ontvangsten van alle diensten die een baten-lastenstelsel voeren.
Tabel 2.5 geeft een overzicht van het beroep op de leenfaciliteit door de verschillende diensten die een baten-lastenstelsel voeren alsmede de aflossingen op de leningen. Het beroep op de leenfaciliteit en de aflossingen op leningen zijn toegerekend aan het jaar waarop de leningen en aflossingen betrekking hebben.
Bijlage B3 De belasting- en premieontvangsten
Het totaal van de belastingen, premies en gasbaten op EMU-basis is naar huidige inzichten 8,9 miljard euro lager uitgekomen dan de raming bij de ontwerpbegroting, zoals opgenomen in de Miljoenennota 2003.
Tabel 3.1 Ontwikkeling van de opbrengst belastingen, premies en gasbaten op EMU-basis (x € miljard) | |||
---|---|---|---|
Ontwerp-begroting 2003 | FJR 2003 | verschil | |
Belastingen | 112,1 | 103,9 | – 8,2 |
Premies | 66,1 | 65,2 | – 1,0 |
Gasbaten | 2,2 | 2,4 | 0,2 |
Totaal | 180,4 | 171,5 | – 8,9 |
In deze bijlage zullen achtereenvolgens de ontwikkeling van de belastingontvangsten, de premie-ontvangsten en de gasbaten worden toegelicht.
De raming van de belastingontvangsten voor 2003 zoals gepresenteerd in de Miljoenennota 2003 is gebaseerd op de raming van de belastingontvangsten voor 2002 (de Vermoedelijke Uitkomsten) en de geraamde autonome en endogene mutatie voor het betreffende jaar. In onderstaande tabel is aangegeven hoe de raming in de Miljoenennota 2003 was opgebouwd en hoe de belastingontvangsten zich feitelijk hebben ontwikkeld.
Tabel 3.2 Belastingenontvangsten Ontwerpbegroting versus FJR (x € miljard) | |||
---|---|---|---|
Ontwerp-begroting 2003 | FJR 2003 | verschil | |
Belastingontvangsten 2002 op kasbasis | 108,2 | 105,0 | – 3,3 |
Autonome mutatie | – 0,4 | 0,4 | 0,9 |
Endogene mutatie | 4,0 | – 1,8 | – 5,7 |
Endogene ontwikkeling in % | 3,7% | – 1,7% | |
Belastingontvangsten 2003 op kasbasis | 111,8 | 103,6 | – 8,2 |
aansluiting naar EMU-basis | 0,3 | 0,3 | |
Belastingontvangsten 2003 op EMU-basis | 112,1 | 103,9 | – 8,2 |
De belastingontvangsten op EMU-basis zijn in 2003 uitgekomen op 103,9 miljard euro. Dit is 8,2 miljard lager dan de raming tijdens de ontwerpbegroting. De lagere realisatie wordt veroorzaakt door de doorwerking van 3,3 miljard van de lagere ontvangsten op kasbasis uit 2002 en een lagere endogene ontwikkeling van 5,7 miljard. Hiertegenover staat een opwaartse bijstelling van 0,9 miljard van de autonome ontwikkeling.
De belastingontvangsten in 2003 op kasbasis zijn nagenoeg uitgekomen op de raming tijdens de Vermoedelijke Uitkomsten. Van de ontvangsten is 1, 7 miljard incidenteel van aard1. Als gevolg hiervan werkt – 1,7 miljard door naar 2004.
De raming 2003 in de Miljoenennota 2003 is gebaseerd op een raming van de belastingontvangsten van het dan nog lopende jaar 2002. Deze raming wordt aangeduid als de Vermoedelijke Uitkomsten. Indien de realisatie voor 2002 afwijkt van de Vermoedelijke Uitkomsten werkt dit – afhankelijk of de afwijking van de realisatie als incidenteel, structureel of tijdelijk wordt verondersteld2 – door in de raming van 2003.
In de FJR van vorig jaar is gemeld dat de realisatie van de belastingontvangsten op kasbasis 2002 uiteindelijk 3,3 miljard lager is uitgekomen dan de raming in de Miljoenennota, waarbij in de Voorjaarsnota 2003 is aangegeven dat alle tegenvallers in de realisatie van 2002 structureel doorwerken in de raming van 2003.
Autonome mutaties zijn het gevolg van fiscale maatregelen, nabetalingen of wijzigingen in het uitvoeringsproces van de Belastingdienst. In de Ontwerpbegroting is het voorgenomen kabinetsbeleid verwerkt in de autonome mutatie. Nadien heeft voor 2003 een opwaartse bijstelling van de autonome mutatie plaatsgevonden van 0,9 miljard die grotendeels veroorzaakt wordt door andere factoren dan beleid. Nabetalingen hebben geleid tot 1,7 miljard hogere belastingontvangsten. Hiertegenover staat een neerwaartse bijstelling van 0,9 miljard in de VPB als gevolg van gerechtelijke uitspraken. Tot slot hebben enkele kleine autonome bijstellingen geleid tot 0,2 miljard hogere ontvangsten.
Nabetalingen zijn het gevolg van de wijze waarop de verdeling van belastingen en premies tussen het Rijk en sociale fondsen (volksverzekeringen) plaatsvindt. In eerste instantie wordt de loon- en inkomensheffing die in een bepaald jaar wordt ontvangen verdeeld over belastingen en premies op basis van een geraamde, voorlopige verdeelsleutel. Na twee (loonheffing) respectievelijk vier (inkomensheffing) jaar wordt op basis van de feitelijke gerealiseerde opbrengsten de definitieve verdeelsleutel bepaald. Voorzover deze definitieve verdeelsleutel afwijkt van de voorlopige sleutel leidt dit tot een verrekening tussen de sociale fondsen en het Rijk. De definitieve verdeelsleutels die in 2003 zijn vastgesteld hebben geleid tot een nabetaling van de sociale fondsen aan het Rijk die 1,7 miljard hoger is uitgekomen dan geraamd. Hierdoor nemen de belastingontvangsten toe. De premie-ontvangsten nemen met een even groot bedrag af, zodat per saldo geen effect op het EMU-saldo optreedt.
In de loop van het begrotingsjaar hebben enkele gerechtelijke uitspraken van het Europese Hof van Justitie plaatsgevonden inzake de rentekosten voor het beheer van buitenlandse deelnemingen (Bosal) en de opbouw van pensioenverplichtingen in eigen beheer. Deze uitspraken hebben betrekking op de VPB en hebben tot een lagere grondslag geleid als gevolg waarvan een bijstelling van de autonome mutatie van in totaal 0,9 miljard heeft plaatsgevonden. Bij de toelichting van de ontwikkeling van de VPB zal hier nader op worden ingegaan.
Overige autonome bijstellingen hebben per saldo geleid tot een bijstelling van de autonome mutatie met 0,2 miljard. Het betreft een amendement van de afgevaardigde van As (het verhogen van de REB in de verbruiksschijf tot 10 000 kWh) en een amendement van afgevaardigde Vroonhoven (verhogen alcoholaccijns op alcoholische dranken) die zijn aangenomen tijdens de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer, waarvoor de belastingraming opwaarts is bijgesteld. Tot slot heeft een hoger tempo van investeringen in grote infrastructurele projecten tot een hogere BTW-afrdracht geleid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze BTW-afdracht wordt gerekend tot de autonome ontwikkeling.
In de raming van de Ontwerpbegroting werd uitgegaan van een endogene groei van de belastingontvangsten van 4,0 miljard, terwijl de belastingontvangsten uiteindelijk een negatieve endogene ontwikkeling van 1,8 miljard laten zien. Endogene bijstellingen zijn het gevolg van nieuwe inzichten over de economische groei of de relatie tussen de economische ontwikkeling en de belastingontvangst, waardoor de realisatie afwijkt van de geraamde ontvangsten. Een hogere nominale economische groei zal gewoonlijk leiden tot hogere belastingontvangsten vanwege hogere binnenlandse bestedingen, groeiende werkgelegenheid, hogere winsten en/of hogere lonen. Omgekeerd zal een lagere economische groei in de regel leiden tot een daling van de belastingontvangsten.
De economie heeft zich in 2003 aanmerkelijk minder gunstig ontwikkeld dan geraamd werd ten tijde van de ontwerpbegroting. In onderstaande tabel is de bijstelling van de raming van enkele macro-economische kernvariabelen weergegeven ten opzichte van de ontwerpbegroting. De nominale groei van het BBP is 2½% lager uitgekomen. Indien de totale belastingontvangsten als percentage van het BBP constant zouden zijn gebleven, dan leidt 2,5% lagere nominale groei van het BBP tot 0,6% minder belastingontvangsten1. Dit komt overeen met 2,7 miljard euro.
Tabel 3.3 Macro-economische kernvariabelen MEV 2003 versus CEP 2004 | |||
---|---|---|---|
Ontwerpbegroting | FJR | verschil | |
Nominale groei BBP | 4¾% | 2¼% | – 2½% |
Waardemutatie invoer | 4¾% | – ½% | – 5¼% |
Volumegroei particuliere consumptie | 1½% | – 1¼% | – 2¾% |
Stijging consumentenprijsindex | 2½% | 2% | – ½% |
Bruto-loonontwikkeling marktsector | 3¾% | 4% | ¼% |
Werkgelegenheid markt | – ½% | – 1% | –½% |
Ontwikkeling pensioen premies (incl VUT) | 2,9% vh brutoloon | 3,6% vh brutoloon | 0,7%-punt |
Arbeidsinkomensquote | 84,5 | 87,2 | 2,7 |
Naast de ontwikkeling van het BBP, is ook de verhouding tussen de belastingopbrengst en de economische groei van belang. Dit komt tot uiting in de macro-progessiefactor die de verhouding weergeeft van de endogene ontwikkeling van de belastingontvangsten ten opzichte van de nominale groei van het BBP. Indien de belastingontvangsten zich in lijn ontwikkelen met het BBP, beweegt de progressiefactor zich rond de 1. Op korte termijn kan de progressiefactor sterk fluctueren1. Een wijziging in de progressiefactor kan het gevolg zijn van een pakket-effect, wanneer de economische activiteit waarover de belasting verschuldigd is sneller of langzamer stijgt dan het BBP. Ook veranderende kaspatronen kunnen ten grondslag liggen aan fluctuaties in de progressiefactor. Het gaat daarbij vooral om belastingsoorten als de VPB en de inkomstenbelasting, waarbij de afdracht voor een deel betrekking heeft op oudere transactiejaren. Voorbeelden van overige factoren die van invloed kunnen zijn op de progressiefactor, zijn veranderingen in het proces van belastinginning, samenstellings-effecten (bijvoorbeeld een verschuiving van hoogbelaste naar laagbelaste consumptie) of ontwikkelingen die niet of in minder sterke mate afhankelijk zijn van de economische ontwikkeling (stijging huizenprijzen als gevolg van krapte op de woningmarkt, hoger energieverbruik bij koude winter).
Figuur 3.1 Macro-economische progressiefactor belastingontvangsten op kasbasis
In 2002 is de progressiefactor net onder de 0 uitgekomen. In de FJR van vorig jaar was aangegeven dat dit zeer uitzonderlijk was, omdat dit zich in de voorgaande jaren nog niet eerder had voorgedaan. In 2003 is de progressiefactor wederom negatief uitgevallen en zelfs uitgekomen op – 0,8. Dit wordt veroorzaakt doordat de belastingontvangsten op kasbasis in nominale termen zijn afgenomen.
In figuur 3.1 is naast de progressiefactor van de totale belastingen ook de onderliggende deel-progressiefactoren van de belastingen op inkomen, winst en vermogen en van de kostprijsverhogende belastingen weergegeven. Hieruit blijkt dat de negatieve endogene groei vooral veroorzaakt wordt door de belastingen op inkomen, winst en vermogen die in 2003 sterk zijn teruggevallen. Over het algemeen geldt dat de progressiefactor van belastingen op inkomen, winst en vermogen grotere fluctuaties laat zien dan de progressiefactor van de totale belastingen. Dit geldt ook voor economisch gunstige tijden.
De lage progressiefactor in 2003 bij de belastingen op inkomen, winst en vermogen wordt met name veroorzaakt door de VPB en de dividendbelasting. Deze belastingsoorten zullen verderop in deze bijlage nader worden toegelicht. Bij de VPB wordt de tegenvallende endogene groei vooral veroorzaakt door de winstontwikkeling van bedrijven.
De progressiefactor van de kostprijsverhogende belastingen heeft zich eveneens minder gunstig ontwikkeld ten opzichte van 2002, maar is met 0,2 nog net positief. Ook in historisch opzicht geldt echter dat zulke lage progressie-factoren zich alleen in begin jaren '80 hebben voorgedaan. De tegenvallende endogene groei van de belastingontvangsten wordt voor een deel veroorzaakt door de particuliere consumptie die sterker is teruggevallen dan het BBP, waardoor de BTW-ontvangsten lager zijn uitgekomen. Daarnaast hebben de invoerrechten (vanwege een achterblijvende ontwikkeling van de nominale invoer) en tegenvallende realisaties in de regulerende energiebelasting bijgedragen aan een tegenvallende endogene ontwikkeling en een lage progressiefactor bij de kostprijsverhogende belastingen.
Toelichting per belastingsoort
In tabel 3.4 wordt een overzicht gegeven van de realisaties per belastingsoort.
Tabel 3.4 Belastingontvangsten op EMU-basis in 2003 (x € miljoen) | |||
---|---|---|---|
OB 2003 | FJR 2003 | verschil | |
Kostprijsverhogende belastingen | 60 581 | 57 266 | – 3 315 |
Invoerrechten | 1 547 | 1 389 | – 158 |
Omzetbelasting | 36 208 | 34 521 | – 1 687 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 3 155 | 2 874 | – 281 |
Accijnzen | 8 549 | 8 620 | 70 |
– Accijns van lichte olie | 3 428 | 3 439 | 11 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 2 450 | 2 414 | – 36 |
– Tabaksaccijns | 1 789 | 1 802 | 13 |
– Alcoholaccijns | 427 | 419 | – 9 |
– Bieraccijns | 280 | 324 | 44 |
– Wijnaccijns | 175 | 223 | 47 |
Belastingen van rechtsverkeer | 4 806 | 4 519 | – 287 |
– Overdrachtsbelasting | 3 722 | 3 459 | – 263 |
– Assurantiebelasting | 632 | 707 | 75 |
– Kapitaalsbelasting | 452 | 353 | – 99 |
Motorrijtuigenbelasting | 2 034 | 2 108 | 73 |
Belastingen op een milieugrondslag | 3 955 | 2 981 | – 974 |
– Grondwaterbelasting | 217 | 169 | – 48 |
– Afvalstoffenbelasting | 174 | 117 | – 57 |
– Regulerende energiebelasting | 2 906 | 2 062 | – 844 |
– Waterbelasting | 102 | 111 | 9 |
– Brandstoffenheffingen | 557 | 522 | – 35 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 215 | 147 | – 67 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 112 | 107 | – 5 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 51 140 | 46 324 | – 4 817 |
Loon-/inkomenstenbelasting | 27 525 | 28 149 | 624 |
Dividendbelasting | 3 783 | 3 128 | – 655 |
Kansspelbelasting | 158 | 156 | – 3 |
Vennootschapsbelasting | 18 064 | 13 392 | – 4 672 |
– Gassector kas | 1 650 | 1 500 | – 150 |
– Niet-gassector kas | 16 414 | 11 892 | – 4 522 |
Vermogensbelasting | 0 | 39 | 39 |
Successierechten | 1 610 | 1 460 | – 150 |
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | 47 | 27 | – 20 |
Totaal belastingen op kasbasis | 111 768 | 103 617 | – 8 151 |
Aansluiting naar EMU-basis (EMU-ktv) | 327 | 316 | – 11 |
Belastingen EMU-basis | 112 095 | 103 933 | – 8 162 |
Bij de kostprijsverhogende belastingen hebben zich vooral tegenvallers voorgedaan bij de omzetbelasting, de belasting op personenauto's en motorrijwielen, de overdrachtsbelasting en de regulerende energiebelasting. Bij de belastingen op inkomen, winst en vermogen doen de belangrijkste afwijkingen zich voor bij de loon- en inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. De tegenvallers bij deze belastingsoorten zullen hieronder worden geanalyseerd.
In bovenstaande tekst is aangegeven dat afwijkingen in de realisatie zich kunnen voordoen vanwege de doorwerking van een lagere realisatie uit 2002 of door afwijkingen in de autonome of endogene mutatie. Tabel 3.5 geeft per belastingsoort aan door welke factoren de realisatie afwijkt van de raming in de Ontwerpbegroting.
Tabel 3.5 Ontwikkeling belastingontvangsten 2003 vanaf Ontwerpbegroting, gesplitst naar oorzaak (x € miljard) | ||||
---|---|---|---|---|
doorwerking 2002 | autonome bijstelling | endogene bijstelling | Totaal | |
Kostprijsverhogende belastingen | – 1,8 | 0,2 | – 1,7 | – 3,3 |
Omzetbelasting | – 0,8 | 0,1 | – 0,9 | – 1,7 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | – 0,2 | 0,0 | – 0,1 | – 0,3 |
Overdrachtsbelasting | – 0,1 | 0,0 | – 0,2 | – 0,3 |
Regulerende energiebelasting | – 0,4 | 0,0 | – 0,5 | – 0,8 |
Overig | – 0,3 | 0,1 | 0,0 | – 0,2 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | – 1,5 | 0,7 | – 4,1 | – 4,8 |
Loon-/inkomstenbelasting | 0,4 | 1,7 | – 1,5 | 0,6 |
Dividendbelasting | – 0,4 | 0,0 | – 0,3 | – 0,7 |
Vennootschapsbelasting | – 1,5 | – 0,9 | – 2,3 | – 4,7 |
Overig | – 0,1 | 0,0 | – 0,1 | – 0,1 |
Totaal belastingen | – 3,3 | 0,9 | – 5,7 | – 8,2 |
wv na Vermoedelijke Uitkomsten | 0,0 | 1,7 | – 1,7 | 0,0 |
In het restant van deze bijlage zal een toelichting per belastingsoort worden gegeven. Daarbij zal vooral ingegaan worden op afwijkingen in de endogene mutatie. De realisatie en de doorwerking van 2002 is toegelicht in de FJR van vorig jaar. De afwijking in de autonome mutatie is in de tekst hiervoor toegelicht.
De realisatie van de omzetbelasting is 1,7 miljard lager uitgekomen. Hiervan wordt 0,9 miljard verklaard door een lagere endogene ontwikkeling. Dit is in lijn is met het economisch beeld, waarbij zowel de volume-ontwikkeling als de prijsontwikkeling van de particuliere consumptie lager is uitgekomen dan geraamd in de Ontwerpbegroting.
In figuur 3.2 zijn de groei van de particuliere consumptie en de endogene groei van de omzetbelasting weergegeven. Hieruit blijkt dat de transactie-opbrengst zich normaal gesproken ontwikkelt in lijn met de groei van de particuliere consumptie. In 2001 lag de groei van de omzetbelasting hoger als gevolg van het pakket-effect, waarbij (onder invloed van de hoogconjunctuur) een relatieve verschuiving heeft plaatsgevonden van laagbelaste naar hoogbelaste consumptie. In 2002 was het beeld omgekeerd. In 2003 was de ontwikkeling van de omzetbelasting weer in lijn met het economisch beeld.
Figuur 3.2 groei particuliere consumptie en endogene groei van de omzetbelasting in %
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
De belasting op personenauto's en motorrijwielen is 0,3 miljard lager uitgekomen. Uit tabel 3.6 blijkt dat de autoverkopen in 2003 met bijna 4% zijn afgenomen.
Tabel 3.6 Aantal verkopen van nieuwe personenauto's | |
---|---|
1997 | 478 318 |
1998 | 543 110 |
1999 | 611 776 |
2000 | 597 623 |
2001 | 530 287 |
2002 | 510 744 |
2003 | 488 977 |
Bron: CBS.
De lagere autoverkopen leiden tot lagere ontvangsten in de BPM. Voor 2003 staat hier een gunstig kaseffect tegenover als gevolg van de afschaffing van de premie op schone en zuinige auto's per 1 januari. Deze maatregel heeft tot extra autoverkopen geleid in december 2002, die begin 2003 tot extra ontvangsten hebben geleid. Per saldo heeft zich hierdoor bij de BPM in 2003 een kleine endogene groei voorgedaan van enkele miljoenen. In de ontwerpbegroting werd nog uitgegaan van een endogene groei van 0,2 miljard, waardoor er een tegenvaller is opgetreden ten opzichte van de ontwerpbegroting.
De realisatie van de overdrachtsbelasting is 0,3 miljard lager uitgekomen. Dit wordt voor 0,2 miljard door een lagere endogene ontwikkeling.
De endogene ontwikkeling van de overdrachtsbelasting is afhankelijk van de ontwikkeling van de huizenprijzen en het aantal verkopen. In figuur 3.3 is op basis van cijfers van het Kadaster het twaalf-maands voortschrijdend totaal weergegeven van het aantal woningverkopen en de gemiddelde prijs. Deze cijfers zijn niet volledig bepalend voor de ontwikkeling van kasontvangsten, omdat ook overdrachtsbelasting moet worden betaald over grond en zakelijk onroerend goed en omdat er vertraging kan optreden tussen de registratie bij het Kadaster en de feitelijke afdracht van de overdrachtsbelasting. Desalniettemin geven de cijfers een goede indicatie van de ontwikkeling van de kasontvangsten.
Figuur 3.3 ontwikkeling huizenverkopen en gemiddelde verkoopprijs (12-maands voortschrijdend)
Bron: Kadaster
Uit de figuur blijkt duidelijk dat eind jaren '90 zowel het aantal transacties als het prijsniveau sterk zijn gestegen. Dit vertaalde zich in die jaren ook in een sterke stijging van de kasontvangsten.
Tabel 3.7 realisatie overdrachtsbelasting op kasbasis in mln. euro | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 |
1 260 | 1 660 | 1 898 | 2 232 | 2 659 | 2 855 | 3 428 | 3 478 | 3 459 |
31,7% | 14,3% | 17,6% | 19,1% | 7,4% | 20,1% | 1,5% | – 0,5% |
In 2003 heeft de huizenprijs zich gestabiliseerd en is het aantal woningtransacties gedaald tot op het niveau van enkele jaren daarvoor. Hierdoor zijn ten opzichte van 2002 de ontvangsten van de overdrachtsbelasting iets afgenomen. In de raming van de ontwerpbegroting was nog uitgegaan van een kleine toename van de ontvangsten. Het verschil tussen de verwachte toename in 2003 en de uiteindelijke opgetreden daling verklaart de lagere endogene ontwikkeling van 0,2 miljard.
De realisatie bij de regulerende energiebelasting is 0,8 miljard lager uitgekomen dan de raming in de Ontwerpbegroting. Hiervan wordt 0,4 miljard verklaard door een tegenvallende endogene ontwikkeling.
De REB is in 1996 geïntroduceerd, waarbij de stimulering van duurzame energie vormgegeven werd via een afdrachtskorting aan de producent. In 1998 is deze producentenvergoeding aangevuld met een nihiltarief voor bepaalde vormen van duurzame elektriciteit. Vervolgens zijn vanaf 1999 in opeenvolgende vergroeningspakketten verschillende maatregelen genomen om het gebruik van duurzame energie te stimuleren. Het betrof onder meer de energiepremie-regeling, de tegemoetkoming voor afvalverbrandingsinstallaties en de regeling voor installaties voor warmtekrachtkoppeling.
Per 1 juli 2001 is de binnenlandse consumentenmarkt voor duurzame elektriciteit geliberaliseerd. Na de liberalisering is het gebruik van duurzame elektriciteit explosief gestegen. Eind 2003 maakten 2,4 miljoen huishoudens gebruik van groene stroom. Naast het toenemend gebruik van groene stroom is ook de toepassing van alternatieve opwekkingsmethodes toegenomen.
Het grotere gebruik van duurzame elektriciteit alsmede het feit dat de kasontvangsten in 2003 nog beïnvloed worden door verminderingen als gevolg van het gebruik van faciliteiten voor 2003, hebben geleid tot een lagere endogene ontwikkeling van 0,4 miljard.
In 2003 zijn de verschillende fiscale faciliteiten op het gebied van milieu en energie herzien om het bestaande instrumentarium efficiënter vorm te geven. Daarbij is onder meer het nihiltarief van groene stroom omgezet naar een verlaagd tarief en zijn verschillende faciliteiten afgeschaft of gedefiscaliseerd.
De gerealiseerde ontvangsten van de loon- en inkomstenbelasting laten een overschrijding ten opzichte van de raming bij Ontwerpbegroting zien van 0,6 miljard euro, hetgeen het saldo is van hogere ontvangsten als gevolg van de doorwerking van de realisatie in 2002 (0,3 miljard), autonome factoren (1,8 miljard euro) en lagere ontvangsten voortvloeiend uit de lagere endogene ontwikkeling (– 1,5 miljard).
De opwaartse ramingsbijstelling na Ontwerpbegroting van de autonome mutatie vloeit voort uit een drietal factoren.Ten eerste voor – 0,1 miljard euro de additionele maatregelen waartoe tijdens de behandeling van het Belastingplan en de uitkomsten van het najaarsoverleg (waaronder de aanpassing van de spaarloonregeling) is besloten, hetgeen is toegelicht in de Voorjaarsnota 2003. Ten tweede als gevolg van de AWBZ-premieverhoging per 1 juli 2003 waarvan in eerste instantie 0,2 miljard euro terecht komt bij de belastingen1. Tot slot is de nabetaling van de Sociale Fondsen aan het Rijk 1,7 miljard euro hoger uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. De opwaartse bijstelling uit hoofde van de nabetaling is incidenteel van aard.
De neerwaarts bijgestelde endogene ontwikkeling (– 1,5 miljard euro) vloeit voort uit de ontwikkeling van de voor de loon- en inkomstenbelasting relevante indicatoren. De fors hogere pensioenpremies en de verslechterde werkgelegenheidsontwikkeling leidden tot lagere ontvangsten. Daar tegenover staat dat de loonontwikkeling per saldo ¼%-punt hoger uitgekomen is dan ten tijde van de ontwerpbegroting werd geraamd: de contractlonen zijn, mede door de afgesproken contractloon matiging uit het najaarsoverleg, ¼%-punt lager uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd; de incidentele loonontwikkeling is daarentegen ½%-punt hoger uitgekomen.
De kasopbrengst van de dividendbelasting is 0,7 miljard lager uitgekomen dan geraamd in de Ontwerpbegroting. Hiervan wordt – 0,3 miljard verklaard door de endogene ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt met name verklaard uit de daling van het totaal uitgekeerde dividend van beursgenoteerde ondernemingen.
Dividenden betaald in 2003 hebben in belangrijke mate betrekking op het boekjaar 2002. Het uitbetaalde dividend daalde in het verslagjaar 2002 met 16 procent tot 11,5 miljard euro. Daarmee viel de daling belangrijk geringer uit dan de daling van het netto-resultaat. Het netto-resultaat van beursgenoteerde ondernemingen daalde in 2002 met 73 procent tot 3,2 miljard euro. Dat bij deze scherpe verslechtering van het resultaat de dividenduitkeringen redelijk op peil bleven, kan verklaard worden uit het gegeven dat bedrijven een stabiel dividendbeleid nastreven. Figuur 3.4 toont de relatie tussen netto-resultaat en dividenduitkeringen.
Figuur 3.4 Netto-resultaat en dividenduitkeringen beursgenoteerde ondernemingen (in mld. euro)
De lagere realisatie van de totale belastingontvangsten in 2003 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door tegenvallers in de vennootschapsbelasting. Ten opzichte van de raming tijdens de ontwerpbegroting is de realisatie 4,7 miljard lager uitgekomen.
De verklaring voor de tegenvallende ontvangsten in 2003 valt uiteen in drie verschillende factoren. Ten eerste betreft het de doorwerking van 1,5 miljard van de tegenvaller uit 2002. Daarnaast heeft een neerwaartse bijstelling van de autonome ontwikkeling plaatsgevonden van 0,9 miljard. Tot slot is de endogene ontwikkeling 2,4 miljard lager uitgekomen. In deze paragraaf zal eerst een toelichting worden gegeven op het aanslag- en inningsproces. Vervolgens zullen de verschillende factoren nader worden toegelicht.
De heffing en inning van de vennootschapsbelasting over een bepaald transactiejaar vindt verspreid over meerdere jaren plaats. Aan het begin van een bepaald transactiejaar wordt een eerste voorlopige aanslag opgelegd. Deze is gebaseerd op de winstontwikkeling van de twee voorgaande jaren en eventueel verwachte ontwikkelingen voor het desbetreffende jaar. Nadat een bedrijf of ondernemer in de loop van het jaar een eerste voorlopige inschatting heeft afgegeven over de winst van dat jaar kan, indien daar aanleiding toe is, een correctie plaatsvinden op de voorlopige aanslag. De uiteindelijke winstaangifte vindt in de jaren daarna plaats, waarna enige tijd later de definitieve vaststelling van de winst plaatsvindt. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte kan dit proces enige tijd in beslag nemen. Dit heeft tot gevolg dat de kasontvangsten in een bepaald jaar betrekking hebben op meerdere transactiejaren. De kasontvangsten in 2003 hebben bijvoorbeeld grotendeels betrekking op de transactiejaren 1999 tot en met 2003. Voor het opstellen van de raming van de kasontvangsten in 2003 dient dan ook een raming te worden gemaakt van de transactie-opbrengsten vanaf 1999. Daarbij geldt dat voor oudere transactiejaren reeds een groter deel van de transactie-opbrengst in de kas is ontvangen en er daardoor beter zicht is op de uiteindelijke transactie-opbrengst.
De opbrengst van de VPB in 2002 bestaat uit ontvangsten over de transhactiejaren 1998 tot en met 2002. Ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten is de realisatie van de VPB 1,5 miljard lager uitgekomen. In onderstaande tabel is aangegeven hoe deze tegenvaller is onderverdeeld naar de verschillende transactiejaren.
Tabel 3.8 Kasontvangsten VPB 2002 in mld. euro | |||
---|---|---|---|
Vermoedelijke uitkomsten | realisatie | verschil | |
2002 | 12,5 | 12,5 | 0,0 |
2001 | 3,4 | 2,9 | – 0,5 |
2000 | 1,3 | 0,8 | – 0,5 |
1999 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
1998 | – 0,4 | – 0,9 | – 0,5 |
16,9 | 15,4 | – 1,5 |
Van de lagere realisatie in 2002 heeft 0,5 miljard betrekking op transactiejaar 1998 (T-4). Het betreft hier vooral achterwaartse verliescompensatie die tot een teruggave van de Belastingdienst leidt. 2002 is het laatste jaar waarin ten behoeve van het opstellen van de raming nog kasontvangsten nog worden toegerekend aan transactiejaar 1998 en doordat de kasontvangst in 2002 over 1998 0,5 miljard lager uitkomt, leidt dit volledig tot een neerwaartse bijstelling van de transactie-opbrengst over 1998. Omdat de raming van toekomstige jaren gebaseerd is op de transactie-opbrengst van voorgaande jaren, werkt deze neerwaartse bijstelling volledig door. Daarnaast leiden de tegenvallende ontvangsten in 2002 over transactiejaren 2000 en 2001, van beide 0,5 miljard, ieder afzonderlijk tot een verdere neerwaartse aanpassing van de transactie-opbrengst voor die jaren.
In figuur 3.5 is de raming weergegeven van de transactie-opbrengst ten tijde van de ontwerpbegroting en de stand in de FJR. Voor alle transactiejaren geldt dat de kastegenvaller in 2002 leidt tot een structurele neerwaartse bijstelling van het niveau van de transactie-opbrengst. De tegenvallende realisatie van 1,5 miljard in 2002 werkt hierdoor volledig door naar 2003.
Figuur 3.5 raming VPB transactieopbrengst in mln euro
De autonome mutatie is 0,9 miljard lager uitgekomen als gevolg van verschillende gerechtelijke uitspraken in de VPB die tot een lagere grondslag hebben geleid.
Naar aanleiding van een rechtszaak die is aangespannen door het bedrijf Bosal heeft het Europese Hof van Justitie in september 2003 bepaald dat rentekosten voor het beheer van buitenlandse deelnemingen aftrekbaar zijn voor de Nederlandse VPB. Deze uitspraak leidt tot een (structurele) derving door een lagere belastinggrondslag. Daarnaast is ook sprake van een incidentele derving, omdat het effect over oudere transactiejaren tot uiting komt in de kasontvangsten in 2003. Hiertegenover staat dat de reparatie-maatregelen die zijn genomen pas in de kasontvangsten van 2004 tot uiting komen. Bij elkaar heeft dit voor 2003 geleid tot een neerwaartse autonome bijstelling van 0,6 miljard.
In 2003 hebben zich nog enkele andere rechtszaken voorgedaan die tot een derving in de VPB hebben geleid. Het gaat hierbij om uitspraken met betrekking tot de waardering van pensioenen die door directeur-grootaandeelhouders in eigen beheer werden gehouden. Het Europese Hof heeft bepaald dat de zogenaamde premie-koopsommenmethode ook gerechtvaardigd is. Onder deze methode kunnen DGA's sneller pensioen opbouwen, waardoor kosten versneld naar voren kunnen worden gehaald en een lagere VPB-grondslag resteert. Dit heeft geleid tot een neerwaartse autonome bijstelling van 0,3 miljard.
Tot slot is de endogene ontwikkeling bij de VPB 2,4 miljard lager uitgekomen. Dit wordt verklaard door het verslechterde economisch beeld en een vertraging in het kaspatroon.
Uit figuur 3.4 blijkt dat het verslechterd economisch beeld van de afgelopen jaren heeft geleid tot een forse daling van het netto-resultaat bij bedrijven. Hoewel belangrijke verschillen bestaan tussen de commerciële winst in de jaarrekening en de fiscale winst, vertaalt de spectaculaire daling van het netto-resultaat zich ook in een lagere grondslag voor de VPB. Dit wordt mede verklaard doordat hogere lonen de winstgevendheid hebben aangetast. Uit figuur 3.6 blijkt een relatie tussen de AIQ en de winstontwikkeling van bedrijven.
Figuur 3.6 Ontwikkeling arbeidsinkomstenquote en VPB-transactie-opbrengst
Daarnaast heeft zich een vertraging voorgedaan in het kaspatroon. Zoals aan het begin van de paragraaf beschreven wordt de VPB over meerdere jaren verspreid geïnd. Dit betekent dat van de transactie-opbrengst 2003 een percentage zal worden ontvangen in het jaar 2003 en het restant in de jaren 2004 en verder. Het percentage van de totale transactieopbrengst dat in een bepaald jaar wordt ontvangen is niet constant. In een opgaande conjunctuur zullen de voorlopige aanslagen die in jaar T worden betaald een relatieve onderschatting geven van de uiteindelijke winstontwikkeling. Bij de aangifte in jaar T+1 blijken de winsten zich namelijk in het algemeen gunstiger te hebben ontwikkeld dan geraamd, waardoor er aanvullende aanslagen worden opgelegd en een relatief groot percentage van de transactieopbrengst in latere jaren wordt ontvangen. In een neergaande conjunctuur geldt het omgekeerde. De voorlopige aanslagen 2001 en 2002 waren gebaseerd op relatief gunstige verwachtingen van de winstontwikkeling voor die jaren. Deze verwachtingen hebben zich niet voorgedaan, waardoor de ontvangsten in 2003 over de transactiejaren 2001 en 2002 relatief klein zijn geweest. Voor 2003 geldt dat de voorlopige aanslag gebaseerd was op een meer reële schatting, zodat de ontvangsten over het lopende transactiejaar zich weer op een lager niveau bevinden. De combinatie van deze factoren zorgt ervoor dat de ontvangsten in 2003 bepaald worden door een normaal percentage ontvangsten over transactiejaar 2003 en een laag percentage ontvangsten over transactiejaren 2001 en 2002. Per saldo vallen hierdoor de kasontvangsten 2003 tegen. Op lange termijn geldt uiteraard dat de transactieopbrengst volledig binnenkomt.
Als gekeken wordt naar de ontwikkeling van de VPB in procenten van het BBP, dan blijkt dat de VPB eind jaren '90 een forse stijging heeft laten zien en dat de kasontvangsten ten opzichte van het BBP zich nu weer bevinden op het niveau van begin jaren '90.
Figuur 3.7 Ontvangsten VPB niet-gas op kasbasis in % BBP
In het voorgaande is een vergelijking gemaakt van de opbrengst voor het jaar 2002 tussen twee verschillende ramingsmomenten. Om inzicht te kunnen krijgen in de groei van de belastingontvangsten en de relatieve ontwikkeling van een bepaalde belastingsoort gedurende het jaar, dient gekeken te worden naar de realisatie in 2003 ten opzichte van de realisatie in 2002. In tabel 3.8 wordt een overzicht gegeven per belastingsoort.
Tabel 3.9 realisatie belastingopbrengsten 2002 en 2003 naar autonome en endogene mutatie op EMU-basis (x € miljoen) | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie 2002 | autonome mutatie | endogene mutatie | endogene mutatie in % | realisatie 2003 | |
Belastingopbrengsten op kasbasis | |||||
Kostprijsverhogende belastingen | 55 777 | 1 218 | 271 | 0,5% | 57 266 |
Invoerrechten | 1 401 | 0 | – 12 | – 0,9% | 1 389 |
Omzetbelasting | 33 520 | 566 | 435 | 1,3% | 34 521 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 2 741 | 100 | 33 | 1,2% | 2 874 |
Accijnzen | 8 459 | – 20 | 181 | 2,1% | 8 620 |
Belastingen van rechtsverkeer | 4 473 | 52 | – 6 | – 0,1% | 4 519 |
Motorrijtuigenbelasting | 1 970 | – 7 | 145 | 7,3% | 2 108 |
Belastingen op een milieugrondslag | 2 932 | 527 | – 479 | – 16,3% | 2 981 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 173 | 0 | – 26 | – 14,9% | 147 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 108 | 0 | – 1 | – 0,5% | 107 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 49 095 | – 780 | – 1 991 | – 4,1% | 46 324 |
Loon/inkomstenbelasting | 28 306 | – 26 | – 131 | – 0,5% | 28 149 |
Dividendbelasting | 3 490 | 0 | – 362 | – 10,4% | 3 128 |
Kansspelbelasting | 162 | 0 | – 6 | – 4,0% | 156 |
Vennootschapsbelasting | 15 394 | – 723 | – 1 280 | – 8,3% | 13 392 |
Vermogensbelasting | 48 | 0 | – 9 | – 18,0% | 39 |
Successierechten | 1 695 | – 31 | – 203 | – 12,0% | 1 460 |
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | 80 | 0 | – 53 | – 66,0% | 27 |
Totaal belastingen | 104 952 | 438 | – 1 774 | – 1,7% | 103 617 |
KTV EMU-basis | 121 | 316 | |||
Belastingen EMU-basis | 105 073 | 103 933 |
Bij de ontwerpbegroting werd uitgegaan van een endogene ontwikkeling van 4,0 miljard. Dit kwam overeen met een geraamde endogene groei van 3,7% bij een geraamde nominale BBP-groei van 4¾%. Uit de realisatie blijkt dat de belastingontvangsten endogeen met 1,8 miljard zijn afgenomen. Nagenoeg alle belastingsoorten laten een endogene ontwikkeling zien die lager is dan de nominale groei van het BBP van 2¼%. Enige uitzondering betreft de motorrijtuigenbelasting.
Zoals eerder ook uit de figuur van de progressiefactor bleek, heeft zich bij de kostprijsverhogende belastingen nog een kleine endogene groei voorgedaan. De groei van de kostprijsverhogende belastingen is met name laag door tegenvallers bij de invoerrechten en de REB. Zonder deze belastingsoorten zijn de ontwikkelingen bij de kostprijsverhogende belastingen redelijk in lijn met het economisch beeld. Voor de omzetbelasting geldt bijvoorbeeld dat de endogene groei in lijn is met de nominale groei van de particuliere consumptie van ¾%.
De verslechtering van de belastingontvangsten wordt vooral veroorzaakt door de negatieve endogene ontwikkeling van 4,1% bij de belastingen op inkomen, winst en vermogen. Ook uit de horizontale ontwikkeling blijkt dat de tegenvallers zich met name hebben voorgedaan bij de VPB en de dividendbelasting. De negatieve groei bij de loon- en inkomstenbelasting wordt veroorzaakt door de verslechtering van de werkgelegenheid, de stijging van de (aftrekbare) pensioenpremies en de afzwakking in de loonontwikkeling.
De premieontvangsten 2003 op EMU-basis worden in het Financieel Jaarverslag geraamd op 65,2 miljard euro. Dit is 1,0 miljard euro lager dan bij de Ontwerpbegroting.
Tabel 3.10 raming van de premie-ontvangsten FJR 2003 t.o.v. Ontwerpbegroting 2003 op EMU-basis (x € miljard) | |||
---|---|---|---|
Ontwerpbegroting 2003 | FJR 2003 | verschil | |
Volksverzekeringen incl WAZ | 35,7 | 34,1 | – 1,6 |
Werknemersverzekeringen | 30,4 | 31,1 | 0,7 |
Totaal | 66,1 | 65,2 | – 1,0 |
Deze lagere inkomsten zijn het saldo van een hogere realisatie van 0,7 miljard uit 2002, een neerwaartse bijstelling van 0,8 miljard euro van de autonome ontwikkeling en een lagere endogene ontwikkeling van 0,8 miljard.
Tabel 3.11 mutatie van de raming van de premie-ontvangsten FJR2003 t.o.v. ontwerpbegroting 2003 op EMU-basis (x € miljard) | ||||
---|---|---|---|---|
autonoom | doorwerking 2002 | endogeen 2003 | Totaal | |
Volksverzekeringen | – 1,5 | 0,5 | – 0,7 | – 1,6 |
AOW | – 1,1 | 0,2 | – 0,1 | – 1,0 |
ANW | – 0,1 | 0,0 | 0,0 | – 0,1 |
AWBZ | – 0,3 | 0,1 | – 0,5 | – 0,7 |
WAZ | 0,0 | 0,2 | 0,0 | 0,1 |
Werknemersverzekeringen | 0,7 | 0,1 | – 0,1 | 0,7 |
WAO | 0,0 | 0,2 | – 0,1 | 0,1 |
WGF | 0,5 | – 0,1 | 0,2 | 0,7 |
AWF | – 0,4 | – 0,1 | – 0,1 | – 0,6 |
ZFW (Alg. Kas + indiv. Ziekenfondsen) | 0,6 | 0,1 | 0,0 | 0,6 |
Totaal | – 0,8 | 0,7 | – 0,8 | – 1,0 |
wv na Vermoedelijke Uitkomsten | – 1,7 | 0,0 | 0,3 | – 1,3 |
De neerwaartse bijstelling van de totale autonome mutatie met – 0,8 miljard is het saldo van een neerwaartse bijstelling bij de volksverzekeringen van 1,5 miljard euro en een opwaartse bijstelling bij de werknemersverzekeringen van 0,7 miljard euro. De opbrengst bij de volksverzekeringen is enerzijds afgenomen door de behandeling van het Belastingplan, de uitkomsten van het najaarsoverleg (waaronder de aanpassing van de spaarloonregeling) en de nabetalingen van de Volksverzekeringsfondsen aan het Rijk welke 1,7 miljard euro hoger zijn uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. Daarentegen nemen de opbrengsten van de volksverzekeringen toe door de tussentijdse verhoging van de AWBZ-premie per 1 juli. De hogere opbrengst bij de premies werknemersverzekeringen is het saldo van lagere ontvangsten bij de AWF premie samenhangend met de uitkomsten van het najaarsoverleg en ter compensatie van de hogere wachtgeldpremies en hogere ontvangsten door de gewijzigde premiestelling bij de niet-centrale fondsen. De wachtgeldpremies, de nominale ziekenfondspremies (inclusief MOOZ) zijn (gemiddeld) hoger vastgesteld.
Bij zowel de volksverzekeringen als de werknemersverzekeringen doet zich verder ten opzichte van Ontwerpbegroting een tegenvaller voor van de endogene ontwikkeling van – 0,7 miljard respectievelijk – 0,1 miljard euro. Waarbij bij de werknemersverzekeringen sprake is van een samenstellingseffect. De inkomsten van de WAO en de AWF nemen af, terwijl de inkomsten WGF toenemen.
De tegenvallende endogene ontwikkeling van – 0,8 miljard euro wordt meer dan volledig verklaard door de tegenvallende nominale economische groei, welke 2½%-punt lager is uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. Uitgaande van een vergelijkbare ontwikkeling van de premieontvangsten met het BBP, komt dit overeen met – 1,5 miljard euro. Hiertegenover staat dat de voor de premieontvangsten relevante indicatoren als de werkgelegenheidsontwikkeling minder sterk zijn verslechterd dan de economische groei en de loonontwikkeling uiteindelijk zelfs hoger is uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd, hetgeen met 0,7 miljard euro tot uiting komt in een verbetering van de progressiefactor.
Ten opzichte van de raming tijdens de Vermoedelijke Uitkomsten zoals opgenomen in Miljoenennota 2004 zijn de premieontvangsten 1,3 miljard lager uitgekomen, waarvan 1,7 miljard (uit hoofde van de nabetaling) incidenteel van aard is. Van de ontvangsten werkt derhalve 0,3 miljard euro door naar 2004.
In 2003 zijn de aardgasbaten (niet-belastingontvangsten, exclusief FES) uitgekomen op 2,4 miljard euro. Dit is 0,2 miljard euro hoger dan geraamd in de Ontwerpbegroting. Dit is het saldo-effect van een hogere olieprijs en een goedkopere dollar.
Bijlage B4 EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen, financieringsbehoeften
Tabel 4.1 EMU-saldo en financieringsbehoefte (x € miljoen) en in % geharmoniseerd BBP | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 20001 | 2001 | 2002 | 2003 | |
1. Feitelijk financieringssaldo Rijk | – 9 955 | – 8 671 | – 9 455 | – 3 786 | 1 256 | – 10 426 | – 4 335 | – 5 020 | – 1 496 | – 5 815 | – 2 934 | – 3 587 | – 8 002 | – 12 330 |
(in % geharmoniseerd BBP) | – 4,1% | – 3,4% | – 3,5% | – 1,4% | 0,4% | 3,4% | – 1,4% | – 1,5% | – 0,4% | – 1,6% | – 0,7% | – 0,8% | – 1,8% | – 2,7% |
2. Financiële transacties | – 1 397 | 177 | – 1 321 | – 5 499 | – 8 943 | 1 166 | – 617 | – 2 382 | – 2 471 | – 964 | 464 | 2 764 | 1 030 | – 1 298 |
3. Kas-transactieverschillen (incl. derdenrekeningen en overig) | 1 415 | 716 | – 748 | 2 876 | – 1 748 | – 1 652 | 245 | 559 | – 257 | 3 881 | 1 384 | 448 | 2 220 | 1 660 |
4. Saldo Rijk (4=1+2+3) | – 12 767 | – 7 778 | – 11 524 | – 6 409 | – 9 435 | – 10 912 | – 4 707 | – 6 843 | – 4 224 | – 2 898 | – 1 086 | – 375 | – 4 752 | – 11 968 |
5. Saldo centrale overheid, niet-Rijk | 139 | 33 | 54 | – 13 | 8 | – 9 | – 8 | – 17 | 208 | 180 | 427 | 228 | 273 | 0 |
6. Saldo centrale overheid (6=4+5) | – 12 628 | – 7 745 | – 11 470 | – 6 422 | – 9 427 | – 10 921 | – 4 715 | – 6 860 | – 4 016 | – 2 718 | – 659 | 147 | – 4 479 | – 11 968 |
(in % geharmoniseerd BBP) | – 5,2% | – 3,0% | – 4,3% | – 2,3% | – 3,3% | 3,6% | – 1,5% | – 2,1% | – 1,1% | – 0,7% | – 0,2% | – 0,0% | – 1,0% | – 2,6% |
7. Saldo lokale overheid | 199 | 202 | 213 | 215 | 316 | 790 | 709 | 3 200 | 321 | 541 | 315 | – 196 | – 2 264 | – 2 608 |
(in % geharmoniseerd BBP) | 0,1% | 0,1% | 0,1% | 0,1% | 0,1% | 0,3% | 0,2% | 1,0% | 0,1% | 0,1% | 0,1% | – 0,1% | – 0,5% | – 0,6% |
8. Saldo socialeverzekeringsfondsen | – 518 | 718 | 48 | – 1 546 | – 819 | 2 423 | – 1 739 | – 54 | 990 | 4 653 | 6 525 | 221 | – 1 794 | 147 |
(in % geharmoniseerd BBP) | – 0,2% | 0,3% | 0,0% | – 0,6% | – 0,3% | – 0,8% | 0,5% | – 0,0% | 0,3% | 1,2% | 1,6% | 0,1% | – 0,4% | 0,0% |
9. EMU-saldo (9=6+7+8) | – 12 947 | – 6 825 | – 11 209 | – 7 753 | – 9 930 | – 12 554 | – 5 745 | – 3 714 | – 2 705 | 2 476 | 6 181 | – 122 | – 8 537 | 14 429 |
(in % geharmoniseerd BBP) | – 5,3% | – 2,7% | – 4,2% | – 2,8% | – 3,5% | 4,2% | – 1,8% | – 1,1% | – 0,8% | 0,7% | 1,5% | – 0,0% | – 1,9% | – 3,2% |
10. Financieringsbehoefte | 19 912 | 21 279 | 22 357 | 17 454 | 18 843 | 23 640 | 16 223 | 13 638 | 20 643 | 55 200 | 29 572 | 22 945 | 33 400 | 36 253 |
(waarvan aflossingen) | (9 956) | (12 607) | (12 902) | (13 668) | (20 099) | (13 213) | (11 888) | (8 600) | (19 147) | (49 385) | (29 325) | (19 358) | (25 398) | (23 791) |
1 Exclusief de opbrengsten van de UMTS-veiling van 0,7% BBP.
Tabel 4.2 EMU-schuld (x € miljoen) en in % geharmoniseerd BBP | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
1. Geharmoniseerd BBP | 243 174 | 256 308 | 266 754 | 274 088 | 287 749 | 302 233 | 315 059 | 333 725 | 354 194 | 374 070 | 402 291 | 429 172 | 444 649 | 453 795 |
2. Staatsschuld (conform EMU-definitie) | 145 644 | 153 690 | 162 646 | 168 372 | 167 817 | 181 319 | 185 256 | 185 601 | 189 819 | 191 279 | 182 671 | 185 376 | 192 812 | 207 314 |
(in % geharmoniseerd BBP) | 59,9% | 60,0% | 61,0% | 61,4% | 58,3% | 60,0% | 58,8% | 55,6% | 53,6% | 51,1% | 45,4% | 43,2% | 43,4% | 45,7% |
3. Schuld overige overheden | 38 970 | 40 385 | 41 771 | 44 706 | 46 969 | 52 047 | 51 763 | 47 722 | 46 646 | 44 741 | 42 058 | 41 642 | 41 193 | 41 487 |
(in % geharmoniseerd BBP) | 16,0% | 15,8% | 15,6% | 16,3% | 16,3% | 17,2% | 16,4% | 14,3% | 13,2% | 12,0% | 10,5% | 9,7% | 9,2% | 9,1% |
4. EMU-schuld | 184 614 | 194 075 | 204 417 | 213 078 | 214 786 | 233 366 | 237 019 | 233 323 | 236 465 | 236 020 | 224 729 | 227 018 | 234 005 | 248 801 |
(in % geharmoniseerd BBP) | 75,9% | 75,7% | 76,6% | 77,7% | 74,6% | 77,2% | 75,2% | 69,9% | 66,8% | 63,1% | 55,9% | 52,9% | 52,6% | 54,8% |
Tabel 4.3 Staatsschuld naar instrument (x € miljard) | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
1. Gevestigde schuld | 141,6 | 152,0 | 161,6 | 165,9 | 163,5 | 174,2 | 177,4 | 178,6 | 181,7 | 184,6 | 174,2 | 174,4 | 172,0 | 182,4 |
(0–5 jaar) | – | – | 61,4 | 61,8 | 67,6 | 75,2 | 84,9 | 93,7 | 92,5 | 94,7 | 91,9 | 91,7 | 94,6 | 95,5 |
(5–10 jaar) | – | – | 81,4 | 80,7 | 69,7 | 69,5 | 67,7 | 71,2 | 68,9 | 67,7 | 63,1 | 63,9 | 59,3 | 68,9 |
(10–25 jaar) | – | – | 18,5 | 18,4 | 19,1 | 22,4 | 17,8 | 5,4 | 13,4 | 13,3 | 10,3 | 9,9 | 9,2 | 18,0 |
(25–40 jaar) | – | – | 0,2 | 5,1 | 7,1 | 7,1 | 7,0 | 8,3 | 6,9 | 8,9 | 8,9 | 8,9 | 8,9 | 0,0 |
2. Vlottende schuld (DTC's) | 0 | 0 | 0 | 1,4 | 3,4 | 5,7 | 7,0 | 5,9 | 6,8 | 5,1 | 5,5 | 5,8 | 16,1 | 20,4 |
3. Overig (o.a. munten) | 4,0 | 1,7 | 1,0 | 1,1 | 0,9 | 1,4 | 0,9 | 1,5 | 1,3 | 1,5 | 3,0 | 5,2 | 4,5 | 4,5 |
4. Totale staatsschuld (conform EMU-definitie) | 145,6 | 153,7 | 162,6 | 168,4 | 167,8 | 181,3 | 185,3 | 185,6 | 189,8 | 191,2 | 182,7 | 185,4 | 192,8 | 207,3 |
5. Gemiddeld resterende looptijd vaste schuld (in jaren) | – | – | 6,3 | 6,8 | 6,9 | 6,9 | 6,4 | 5,9 | 6,5 | 6,5 | 6,3 | 6,2 | 6,2 | 6,2 |
6. Gemiddelde couponrente (in %) | 7,9 | 8 | 7,8 | 7,7 | 7,6 | 7,6 | 7,5 | 7,5 | 7,3 | 6,6 | 6,1 | 5,7 | 5,6 | 5,3 |
De informatieverstrekking van belastinguitgaven is met ingang van het begrotingsjaar 2002 geïntegreerd in de VBTB-verantwoordingssystematiek. Dit houdt in dat de budgettaire en meer algemene informatie over de belastinguitgaven wordt opgenomen in de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Meer specifieke informatie over belastinguitgaven wordt opgenomen in de begrotingen en jaarverslagen van de verscheidene vakdepartementen. Van een beperkt aantal belastinguitgaven zijn op dit moment voorlopige realisatiegegevens beschikbaar over 2003, namelijk van de afdrachtverminderingen in de loonbelasting en van de investeringsfaciliteiten in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting waarvoor een aanmeldingsverplichting geldt. Deze realisaties worden vermeld in het FJR 2003. Voor de overige belastinguitgaven zal in de MN 2005 een aangepaste raming 2003 worden opgenomen op basis van de meest recente gegevens van dat moment.
Afdrachtvermindering in de loonbelasting
Tabel 5.1 bevat realisatiegegevens over de afdrachtverminderingen in de loonbelasting over het jaar 2003.
Tabel 5.1 Gegevens afdrachtverminderingen 2003 (stand maart 2004 in € mln)1 | |||
---|---|---|---|
Afdrachtvermindering | Raming MN 2003 | Raming MN 2004 | Realisatie FJR 2003 |
Afdrachtvermindering lage lonen (SPAK) | 677 | 614 | 620 |
Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) | 158 | 150 | 130 |
Afdrachtvermindering onderwijs | 258 | 215 | 210 |
Afdrachtvermindering kinderopvang | 140 | 175 | 162 |
Afdrachtvermindering zeevaart | 91 | 94 | 89 |
Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof | – | 68 | 42 |
Afdrachtvermindering arbo-investeringen | 4 | 3 | 1 |
Afdrachtvermindering scholing | 73 | 74 | 72 |
1 Voor de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk is nog geen realisatiecijfer beschikbaar, omdat de definitieve aangifte over 2003 pas in mei 2004 behoeft te worden ingeleverd.
Tabel 5.2 bevat realisatiegegevens voor de investeringsfaciliteiten waarvoor een aanmeldingsverplichting geldt over het jaar 2003.
Tabel 5.2 Gegevens investeringsfaciliteiten 2003, geïnvesteerde bedragen (stand 1 maart 2004 in € mln)1 | ||
---|---|---|
Regeling | Investe-ringsplafond | Stand meldingen |
Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) | 804 | 735 |
Energie-investeringsaftrek (EIA) | 902 | 712 |
Milieu-investeringsaftrek (MIA) | 1621 | 190 |
Willekeurige afschrijving arbo-investeringen (FARBO) | 166 | 98 |
1 Bij de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt in plaats van een investeringsplafond een investeringsaftrekplafond gehanteerd.
De investeringsplafonds zijn opgesteld uitgaande van de feitelijk voor de regeling kwalificerende investeringsbedragen (dat wil zeggen: na technische controle). De in de tabel opgenomen voorlopige realisatiecijfers betreffen echter de ongecontroleerde meldingen. Ervaringscijfers leren dat als gevolg van de controles en doordat sommige investeringen niet doorgaan, uiteindelijk 20 à 25% van het meldingsbedrag kan worden afgetrokken. Daar staat tegenover dat op 1 maart 2004 nog niet alle meldingen met betrekking tot 2003 binnen waren.
Om voor de faciliteiten in aanmerking te komen moeten ondernemers hun investering binnen drie maanden melden bij de Belastingdienst. Aan de hand van deze meldingen wordt de budgetbewaking in de gaten gehouden. In 2003 is er geen aanleiding geweest om de regelingen tussentijds (deels) buiten toepassing te stellen. In 2002 was bij een aantal investeringsregelingen wel sprake van overschrijdingen van het investeringsplafond. Hiervan is in het FJR 2002 verslag gedaan. Naar aanleiding van de overschrijdingen in 2002 is in 2003 door het ministerie van EZ, Senter, Belastingdienst en het Ministerie van Financiën een protocol EIA opgesteld, waarin de afspraken over informatie- en werkstromen tussen partijen zijn vastgelegd. De afspraken moeten er onder andere toe leiden dat de informatievoorziening over het gebruik van de regeling zodanig is dat de budgetbewaking op adequate wijze kan plaatsvinden. Bij een eventuele buitentoepassingstelling komen de nog niet gemelde investeringen, die reeds voor de buitentoepassingstelling zijn gedaan, alsnog voor de regeling in aanmerking. Om deze reden blijft – ondanks een protocol – het risico op een budgettaire overschrijding bij een onverwacht sterke toename van het gebruik van de regeling bestaan. Het protocol EIA dient als basis voor de nog te sluiten protocollen voor de overige investeringsregelingen.
Bijlage B6 Verticale toelichting 2003
Om het Financieel Jaarverslag minder omvangrijk te maken is in navolging van de Verticale Toelichting in de Miljoenennota gekozen voor een gecomprimeerde Verticale Toelichting. Deze Verticale Toelichting geeft de mutaties tussen Miljoenenenota 2003 en Financieel Jaarverslag 2003 , uitgesplitst naar de budgetdisciplinesectoren Rijksbegroting in enge zin, Zorg en Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid. Ook de uitgaven en ontvangsten die niet relevant zijn voor één van de drie budgetdisciplinesectoren worden op deze manier gepresenteerd. Binnen de budgetdisciplinesetoren zijn de mutaties gesplitst in mutaties uit hoofde van de Voorjaarsbesluitvorming, overige meeen tegenvallers en beleidsmatige mutaties.
De belangrijkste ontwikkelingen binnen de budgetdisciplinesectoren worden toegelicht. De tabellen zijn netto-gepresenteerd (uitgaven minus niet-belastingontvangsten) en luiden in miljoenen euro's. De Verticale Toelichting «oude stijl», waarin een cijfermatig overzicht per begrotingshoofdstuk wordt gepresenteerd, wordt op de derde woensdag in mei gepubliceerd op de internetsite van het ministerie van Financiën.
Rijksbegroting in enge zin | |
---|---|
2003 | |
Stand Miljoenennota 2003 | 93 138,2 |
Voorjaarsnotabesluitvorming | – 133,3 |
Asiel/COA | 243,0 |
Huursubsidie | 136,7 |
Vogelpest | 277,1 |
Inhouden prijsbijstelling | – 327,9 |
Inhouden ILO-tranche 2003 | – 165,5 |
Schuldkwijtschelding | – 300,0 |
Taakstelling niet-belastingontvangsten | – 99,4 |
Overig | 115,9 |
Overig | – 1 280,3 |
Mee- en tegenvallers | – 1 145,2 |
COA/Asiel | 198,2 |
Wijziging kapitaalmarktberoep en rente | – 536,0 |
EU-afdrachten | – 260,1 |
BNP-bijstelling HGIS | – 216,5 |
Bijstelling autonome raming WSF | – 88,6 |
Nominale ontwikkeling loon- en prijsbijstelling | – 94,9 |
Winstafdracht DNB | 50,4 |
Arbeidsvoorwaardengeld Defensie | – 132,4 |
Omlabelen rente SF van R naar N | – 248,1 |
Schuldkwijtschelding | 300,0 |
Overig | – 117,2 |
Beleidsmatige mutaties | – 135,1 |
Specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg | 160,5 |
Diverse HGIS-mutaties | – 94,6 |
Verkoop landbouwgronden | – 55,0 |
Overig | – 146,0 |
Stand Financieel Jaarverslag 2003 | 91 724,6 |
Bij Voorjaarsnota bleek er sprake te zijn van uitvoeringsproblematiek binnen de rijksbegroting van ruim 1 miljard euro, vooral door tegenvallers in de huursubsidie, door exploitatietekorten en een hogere bezetting bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en door de kosten als gevolg van de uitbraak van de vogelpest. Om deze problematiek het hoofd te bieden is 60% van de prijsbijstelling en de incidentele loonontwikkeling tranche 2003 niet uitgekeerd. Daarnaast zijn de niet-belastingontvangsten verhoogd en is voor 300 miljoen aan schuldkwijtscheldingen aan ODA toegerekend.
Onder het kader «Rijksbegroting in enge zin» zijn in 2003 meevallers opgetreden, voornamelijk als gevolg van wijzigingen in de raming van macro-economische variabelen zoals de economische groei, de dollarkoers en de rente. De belangrijkste macro-mutatie betreft de rente op de staatsschuld. Hoewel het kapitaalmarktberoep van de staat in 2003 groter was dan geraamd als gevolg van een hoger feitelijk tekort, is er per saldo toch sprake geweest van meevallende rentelasten door de lagere korte en lange rekenrente. De verslechterde economische omstandigheden hebben ook geleid tot een verlaging van de afdrachten aan Brussel. De BNP-afdrachten zijn lager uitgevallen omdat het Nederlandse BNP minder is gegroeid dan gemiddeld in de Europese Unie. De BTW-afdracht is afgenomen door de lage consumptiegroei en de invoerrechten zijn gedaald doordat de import is teruggelopen. Ook de omvang van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is in 2003 gekrompen door een lager dan geraamd BNP. Tevens zijn er lagere uitgaven voor studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming studiekosten gerealiseerd. Tot slot hebben de verlaging van de contractloonstijging in de markt en de lage inflatie hebben geleid tot neerwaartse aanpassingen van de loon- en prijsbijstelling. Naast deze meevallende ontwikkelingen zijn er in 2003 ook tegenvallers opgetreden. De belangrijkste hiervan betreft het niet realiseren van de in het voorjaar verwachte schuldkwijtscheldingen. Dit heeft geleid tot een tegenvaller binnen de homogene groep internationale samenwerking. De uitgaven voor asiel en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers zijn in 2003 nog meer tegengevallen dan bij Voorjaarsnota reeds werd verwacht. De winstafdracht van de Nederlandse Bank is iets lager uitgevallen dan geraamd, voornamelijk als gevolg van de depreciatie van de dollar. Bij Defensie gereserveerde middelen voor arbeidsvoorwaarden zijn dit jaar niet tot besteding gekomen en schuiven door naar het volgend jaar. Een deel van deze middelen zal worden gebruikt voor het Sociaal Beleidskader. De rentevergoeding aan de sociale fondsen is omgelabeld van het kader Rijksbegroting naar de niet relevante uitgaven.
De beleidsmatige mutaties onder het kader rijksbegroting in enge zin hebben betrekking op enkele posten voor ontwikkelingssamenwerking, een versnelling van de verkoop van landbouwgronden en de overheveling van de jeugdgezondheidszorg naar VWS. Bij Strategisch akkoord is de hoogte van de HGIS bijgesteld. Gezien de budgettaire krapte is onder andere gekozen voor lagere landenallocatie. Van deze allocatie maakt ook de structurele macrosteun deel uit. Dientengevolge is het budget voor macrosteun en schuldverlichting bij SA neerwaarts bijgesteld. Omdat de gemeenten sinds 2003 verantwoordelijkheid dragen voor de jeugdgezondheidszorg zijn de middelen hiervoor overgeheveld naar de begroting van VWS.
Zorg | |
---|---|
2003 | |
Stand Miljoenennota 2003 | 39 258,8 |
Voorjaarsnotabesluitvorming | 357,1 |
Doorwerking afrekening 2002 | 211,1 |
Besparingsverliezen geneesmiddelen en overig ziekenvervoer | 195,9 |
Productieafspraken GGZ | 83,0 |
Financieringsontwikkeling | 199,0 |
Efficiencykorting | – 250,0 |
Bouw | – 50,0 |
Overig | – 31,9 |
Mee- en tegenvallers | 2 129,6 |
Aansluiting MLT | 1 007,0 |
Extra productie | 300,0 |
Curatieve zorg | 132,8 |
Financieringsontwikkeling | 306,0 |
Eigen betalingen AWBZ | 93,5 |
Geestelijke gezondheidszorg | – 71,1 |
Gehandicaptenzorg | 89,0 |
Hulpmiddelen | 45,8 |
Verpleging en verzorging | 175,9 |
Bovenbudgettaire vergoeding | 49,4 |
Overig | 1,3 |
Beleidsmatige mutaties | – 173,4 |
Specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg | – 160,5 |
Overig | – 12,9 |
Stand Financieel Jaarverslag 2003 | 41 572,0 |
Bij Voorjaarsnota hebben zich een aantal onvermijdelijke tegenvallers voorgedaan. Zo is de structurele doorwerking van de afrekening over het jaar 2002 verwerkt. Deze tegenvaller werd deels veroorzaakt door een toename in de kosten van specialistische zorg. Dit betreft de doorwerking van het besluit dat met ingang van 2000 nieuwe specialisten konden worden aangetrokken. Daarnaast was sprake van kostenstijgingen in ziekenhuizen en meeruitgaven voor dieetadvisering en tandheelkundige hulp.
In de geestelijke gezondheidszorg konden met ingang van 2003 extra productieafspraken worden gemaakt als gevolg van de boter-bij-de-vissystematiek. Middels deze systematiek kunnen instellingen extra productieafspraken maken ter verlichting van de wachtlijstproblematiek.
Volgens de inzichten ten tijde van de Voorjaarsnota waren de financieringsachterstanden ultimo 2002 groter dan waarmee bij Miljoenennota 2003 en de MLT-raming van het CPB rekening was gehouden.
Naast het budgettaire beslag van bovengenoemde tegenvallers zijn besparingsverliezen opgetreden bij de geneesmiddelentaakstelling en het overig ziekenvervoer. Zo werd de maatregel om kortingen en bonussen bij apothekers af te romen door een uitspraak van de rechter vertraagd. Omdat in 2003 niet alle trekkingsrechten bij de Meldingsregeling Bouw door de zorginstellingen zijn benut onstond er een budgettaire meevaller.
Het overnemen van de MLT-raming van het Centraal Planbureau had een grote mutatie tot gevolg. Dit is voornamelijk het gevolg van een hogere basisgroeiraming. Daarnaast ontstonden er in 2003 nieuwe tegenvallers, die grotendeels het gevolg waren van extra productie. Naast deze tegenvaller werd de overschrijding in de curatieve zorg voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven aan extramurale zorg (vooral kraamzorg), ambulancevervoer en de kosten voor huisartsenlaboratoria. De tegenvaller in de financieringsontwikkeling is deels het gevolg van een hogere financieringsontwikkeling dan de budget ontwikkeling bij de ziekenhuizen en deels het gevolg van te laag ingeschatte financieringsachterstanden in de AWBZ.
Uit informatie van het Centraal Administratie Kantoor bijzondere zorgkosten (CAK) bleek dat er als gevolg van vertraging een tegenvaller is ontstaan bij de inning van de eigen betalingen AWBZ. Reden hiervoor is dat sinds 2003 een ander inkomensbegrip wordt gehanteerd.
De hierboven gemelde introductie van het boter-bij-de-visprincipe in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) heeft nog niet tot een hogere financiering geleid. Het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) hanteerde namelijk de regel dat de budgetten in de ggz in eerste instantie met niet meer dan 10% per instelling verhoogd werden. Pas als de productiestijging dit percentage daadwerkelijk te boven ging, vond aanpassing van het budget aan de productieafspraken plaats. Door deze methode werd de extra productie niet in de financiering in 2003 zichtbaar, maar pas in 2004.
De tegenvallers bij de gehandicaptenzorg en de verpleging en verzorging worden veroorzaakt door productiestijgingen in het kader van het boter-bij-de-vis-systematiek. Daarnaast treedt in deze sectoren een tegenvaller op dit veroorzaakt wordt door de bovenbudgettaire vergoedingen. Deze hebben wel een rechtsgrond in de AWBZ, maar zijn niet in de budgetten opgenomen. Specifiek gaat het om hulpmiddelen (rolstoelen) en tandheelkundige hulp in de instellingen.
Tenslotte waren er tegenvallers bij de uitgaven voor hulpmiddelen, onder andere als gevolg van pakketactualisatie (mobiliteitshulpmiddelen).
De gemeenten dragen sinds 2003 de verantwoordelijkheid voor de jeugdgezondheidszorg. De middelen hierna zijn overgeheveld naar de begroting van VWS.
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid | |
---|---|
2003 | |
Stand Miljoenennota 2003 | 56 365,2 |
Voorjaarsnotabesluitvorming | – 119,9 |
Vervolguitkering | 70,0 |
Kliq | 70,4 |
WAO | – 90,0 |
Eindejaarsmarge SZW | – 140,0 |
Overig | – 30,3 |
Mee- en tegenvallers | – 502,7 |
Akw | – 22,5 |
AOW | – 95,9 |
Fwi | – 312,5 |
Rea | 131,2 |
Tw | – 24,8 |
Wao | – 224,3 |
Ww | 110,6 |
Afwikkeling esf | – 25,2 |
Arbvo | 40,1 |
Scholing en activering | 80,0 |
Stimuleringsregeling id-banen | – 73,0 |
Nominale ontwikkeling | – 63,5 |
Wka | – 27,1 |
Overig | 4,2 |
Beleidsmatige mutaties | 130,0 |
Afwikkeling arbvo | 103,0 |
Id banen | 27,0 |
Stimuleringsregeling id-banen | 105,0 |
Intertemporele compensatie id stimulering | – 25,0 |
Vrij besteedbaar id-budget | 45,0 |
Wiw-budget scholing en activering | – 67,0 |
Bevordering doorstroom wiw | 30,0 |
Lang laag regeling | – 38,0 |
Langdurigheidstoeslag (incidenteel) | 20,0 |
Levensloopregeling | – 100,0 |
Sollicitatieplicht 57+ en werkgeversbijdrage | 92,0 |
Wao volume uitstel SA | 99,2 |
Overig | – 161,2 |
Stand Financieel Jaarverslag 2003 | 55 872,6 |
In het Strategisch Akkoord werd verondersteld dat het inkorten van de duur van de vervolguitkering al in 2003 tot besparingen zou leiden. Omdat de invoering vertraagd is, zijn er besparingsverliezen opgetreden. Ten behoeve van de affinanciering van het onderhanden werk van Kliq is een voorziening getroffen. De WAO-raming is neerwaarts bijgesteld, omdat de WAO-instroom afneemt a.g.v. de Wet Poortwachter en de Wet Pemba. De eindejaarsmarge is ingezet voor het oplossen van SZA-problematiek.
Overige mee- en tegenvallers onder het SZA-kader bedroegen per saldo ruim – € 500 mln. Er was sprake van een meevaller bij de AKW- en de AOW-uitgaven. De bijstandsuitgaven, gefinancierd uit het Fonds Werk en Inkomen (FWI), waren in 2003 lager dan geraamd. De meevaller werd met name veroorzaakt door een lager volume. Uit uitvoeringsinformatie van het UWV bleken tegenvallers bij de REA. De hogere REA-uitgaven werden veroorzaakt door hogere trajectprijzen en een groter aantal trajecten dan geraamd. De daling van de WAO-instroom bleek gedurende het jaar nog groter dan bij Voorjaarsnota al werd verwacht. De WW-uitgaven waren hoger dan geraamd. Dit komt zowel door een hogere gemiddelde uitkering als door een groter aantal uitkeringen. De terugontvangsten van middelen voor scholing en activering in 2003 bleken lager dan geraamd in de begroting 2003. Deze terugontvangsten vinden plaats in 2004. De realisatie van toekenningen op basis van de in 2003 ingestelde landelijke stimuleringsregeling ID-banen in 2003 was lager dan geraamd.
Bij de afwikkeling van Arbvo heeft zich een extra tegenvaller gemanifesteerd van € 103 miljoen. Dit betrof met name uitgaven voor het sociaal plan (de zgn «herplaatsers»). Door de overgang van een declaratiesyteem naar een budgetsysteem, vonden er extra nabetalingen over voorgaande jaren plaats voor ID-banen. Om uitstroom uit ID-banen in combinatie met het regulier financieren van ID-banen te faciliteren werden middelen voor een landelijke stimuleringsregeling ID-banen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn al in de loop van 2003 gedeeltelijk doorgeschoven naar 2004. De ID-Stimuleringsregeling is inmiddels verlengd. Ter flexibilisering van het ID-budget 2003 en vooruitlopend op het vrij besteedbaar reïntegratiebudget, dat vanaf 2004 is ingevoerd, werd in 2003 een deel van het WIW-budget voor scholing en activering overgeheveld naar het ID-budget. Om de doorstroom te bevorderen van werknemers op een arbeidsplaats via de Wet Inschakeling Werkzoekenden en gedwongen ontslagen te voorkomen, vond er compensatie plaats voor gemeenten wegens het terugbrengen van het aantal WIW-plaatsen en de afbouw van de Specifieke Afdrachtskorting (SPAK). De voor de lang laag regeling in 2003 beschikbare middelen vielen vrij. Op basis van het Najaarsakkoord 2002 is € 20 mln beschikbaar gesteld voor een incidentele toeslag voor langdurige minima. Met ingang van 2004 wordt de langdurigheidstoeslag opgenomen in de Wet Werk en Bijstand (WWB). Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2002 heeft de Kamer verzocht om een fiscaal vormgegeven levensloopregeling. Tijdens het Najaarsoverleg 2003 is besloten dat de levensloopregeling wordt meegenomen in het per 1 januari 2006 in te voeren fiscale stelsel voor VUT/prepensioen en levensloop. Besparingsverliezen traden op bij de sollicitatieplicht voor 57,5 jaar en ouder, omdat de invoering van deze maatregel een jaar is uitgesteld. De effectuering van de WAO-maatregelen uit het SA heeft vertraging opgelopen.
Niet relevant | |
---|---|
2003 | |
Stand Miljoenennota 2003 | 7 213,9 |
Mee- en tegenvallers | 367,0 |
Mutaties rekening courant | 872,5 |
BIKK | – 110,6 |
Gasbaten | – 294,4 |
Omlabelen rente SF van R naar N | 248,1 |
Agio en disagio bij inkoop schuld | 140,5 |
Aflossing lening KPN/TPG | – 328,9 |
Landbouwheffingen | – 115,2 |
Heffings- en invorderingsrente | 50,9 |
Vertraagde BTW-ontvangsten defensie | 55,0 |
Overig | – 10,4 |
Beleidsmatige mutaties | 1 920,0 |
Storting ouderdomsfonds | 1 195,0 |
Opbrengst verkopen staatsdeelnemingen | – 395,3 |
Leningen agentschappen | 1 244,8 |
ICES/KIS-3 | – 98,7 |
Overig | – 25,8 |
Stand Financieel Jaarverslag 2003 | 9 500,9 |
De uitgaven en ontvangsten in de categorie «niet relevant» vallen niet onder een van de drie uitgavenkaders (RBG-eng, SZA en Zorg). In de categorie «niet-relevant» vallen ook de uitgaven en ontvangsten van de begrotingsfondsen: het Fonds Economische Structuurversterking (FES), het AOW-spaarfonds en het Diergezondheidsfonds (DGF).
De mutaties in rekening-courant betreffen het saldo van de schuldverhoudingen tussen onder meer Agentschappen, RWT's en de Staat. In 2003 De bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) is in 2003 lager uitgevallen dan geraamd in verband met de stijging van de AWBZ-premie medio 2003. De aardgasbaten zijn hoger uitgevallen als gevolg van wijzigingen in de olieprijs en de dollarkoers. Hierdoor is ook de voeding van het FES hoger uitgevallen. De rentevergoeding aan de sociale fondsen is omgelabeld van het kader Rijksbegroting naar de niet relevante uitgaven. De mutatie agio en disagio bij inkoop schuld betreft het saldo van de betaalde premie en de ontvangen korting op de nominale waarde van een obligatie. De aan KPN en TPG verstrekte leningen zijn per ultimo 2003 worden afgelost. De landbouwheffingen vielen in 2003 € 115 mln hoger uit dan geraamd als gevolg van een volume-effect. Het saldo van uitgaven en ontvangsten heffings- en invorderingsrente is lager uitgekomen dan verwacht omdat een gewijzigde verdeelsleutel is vastgesteld voor de inkomensheffing (de gecombineerde heffing van inkomstenbelasting en premies sociale verzekeringen). Een in 2003 verwachte BTW-teruggave bij de Koninklijke marine als gevolg van een gewijzigde systematiek vindt waarschijnlijk plaats in 2004.
Bij het ouderdomsfonds was sprake van een vermogenstekort. Dit tekort is ten tijde van de nota van wijziging SZW 2003 (TK 2002–2003 28 600 XV nr 22) aangevuld uit de rijksmiddelen. De geraamde opbrengst van de verkoop van staatsdeelnemingen is getemporiseerd om aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de markt. Daarnaast heeft de verkoop van aandelen KPN circa € 2 miljard opgeleverd. De mutatie leningen agentschappen betreft het saldo van leningen en aflossingen door agentschappen, RWT's en derden. De middelen voor ICES-KIS 3 zijn in 2003 niet tot besteding gekomen en worden doorgeschoven naar latere jaren.
Bijlage B7 Monitor ombuigingen/intensiveringen Strategisch Akkoord, Hoofdlijnenakkoord en Aanvullende pakketten 2002 en 2003
Totaal Ombuigingen en Intensiveringen1 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Intensiveringen Strategisch Akkoord | 10 | 860 | 1 690 | 2 520 | 2 520 |
Intensiveringen Hoofdlijnenakkoord | 1 390 | 1 930 | 2 440 | 3 130 | |
Intensiveringen Aanvullend Pakket 2003 | 118 | 256 | 266 | 300 | |
Totaal Intensiveringen | 10 | 2 368 | 3 876 | 5 226 | 5 950 |
Ombuigingen Strategisch Akkoord | 2 491 | 3 829 | 5 155 | 5 954 | 5 954 |
Ombuigingen Aanvullend Pakket 2002 | 366 | 492 | 533 | 512 | 512 |
Ombuigingen Hoofdlijnenakkoord | 4 127 | 8 073 | 10 300 | 12 345 | |
Ombuigingen Aanvullend Pakket 2003 | 950 | 1 428 | 1 445 | 1 790 | |
Totaal Ombuigingen | 2 857 | 9 398 | 15 189 | 18 211 | 20 601 |
1 De totaaltelling in deze tabel komt niet exact overeen met de tabellen in het Hoofdlijnenakkoord en Strategisch Akkoord, omdat technische posten zoals de doorwerking naar het Gemeente- en Provinciefonds niet in de monitor zijn meegenomen.
Tabel 7.1: Intensiveringen Strategisch Akkoord | |||||
---|---|---|---|---|---|
Intensivering (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Envelop zorg | 170 | 350 | 520 | De toegekende middelen zijn gereserveerd om verwachte productiegroei in de zorg mogelijk te maken. | |
Envelop onderwijs | 120 | 230 | 340 | Deze envelop is (samen met de envelop uit HA) verdeeld in vier prioriteiten (deregulering, autonomie en rekenschap; innovatie en versterking (top)kennisinfrastructuur; meer mensen werkzaam in onderwijs; naar een maximale participatie). Intensiveringen zijn verwerkt in concrete beleidsvoorstellen en uitgewerkt in subsidies en regelgeving. | |
Envelop veiligheid | 230 | 470 | 700 | De middelen van deze veiligheidsenvelop worden ingezet voor de volgende onderwerpen. De politie is uitgebreid met 4000 fte (€ 255 miljoen). Er zijn/worden maatregelen geno- men met als beoogd structureel effect een invulling van circa 6 000 sanctie-plaatsen-equivalenten„ waarvan 600 plaatsen uitzetcentrum en 1000 plaatsen voor veelplegers (€ 340 miljoen). De justitiële keten (OM-ZM) is versterkt voor de aanpak van 40 000 extra rechtbankzaken (€ 78 miljoen). De kwaliteit van de politie is verder versterkt (€ 95 miljoen). Voor overige onderwerpen – los van autonome tegenvallers bij BZK en Justitie – was per saldo ruim 30 miljoen beschikbaar: politieonderwijs, rampenbeheersing, Douane, Kmar en de aanpak van de doorlooptijden bij de rechtbanken. | |
Sociale veiligheid en mobiliteit | 140 | 270 | 410 | De extra middelen voor Veiligheid en Mobiliteit zijn toegevoegd aan de begroting van Verkeer en Waterstaat en het Infrastructuurfonds, ten behoeve van de aanleg van bijvoorbeeld spitsstroken en ten behoeve van benuttingsprojecten. Ook zijn hieruit maatregelen ter bevordering van externe en sociale veiligheid bekostigd. In 2003 zijn onder meer bij een tweetal spooremplacementen de externe veiligheidsproblemen opgelost en zijn er twee extra teams spoorwegpolitie aan de slag gegaan. | |
Europees veiligheids- en defensiebeleid | 10 | 30 | 40 | 50 | De middelen zijn bestemd voor de versterking van Europese militaire capaciteiten. In 2003 is in dit kader een veelheid aan maatregelen genomen waaronder de contractondertekening voor de verwerving van verkenningsvoertuigen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de toekomstige verwerving van opsporingsapparatuur voor chemische wapens. Ook is een aanvang genomen met een meerjarig krijgsmachtbreed investeringsprogramma voor de verdediging tegen de inzet van NBC-wapens. Bovendien is de Koninklijke marechaussee uitgebreid met 25 personeelsleden t.b.v. de Nederlandse bijdrage aan de Europese politiecapaciteit. |
Uitgavenreserve | 170 | 330 | 500 | De uitgavenreserve is ten tijde van het HA ingezet ter vebetering van het EMU-saldo. |
Tabel 7.2: Ombuigingen Strategisch Akkoord | |||||
---|---|---|---|---|---|
Ombuiging (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Openbaar bestuur | |||||
Volume/efficiencytaakstelling | 152 | 305 | 457 | 608 | Deze taakstelling is verwerkt in de departementale begrotingen. Onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK wordt met de monitor volumeontwikkeling de realisatie van de volumetaakstelling gevolgd. Tegelijk geeft het Sociaal Jaarverslag Rijk een overzicht van de omvang van het personeelsvolume in de rijksdienst. In 2003 is voor het eerst sinds lange tijd een daling in de omvang van het personeelsvolume te zien. |
Inhuur externen | 105 | 105 | 105 | 105 | De taakstelling inhuur externen is naar rato verdeeld over de diverse begrotingen. De minister van BVK rapporteert over de voortgang van de invulling van de taakstelling. |
Incidentele loonontwikkeling | 58 | 115 | 172 | 230 | Het kabinet heeft de Incidentele Loonontwikkeling (ILO) in 2004 en 2005 neerwaarts bijgesteld. De korting is verwerkt in de budgetten van de overheidswerkgevers. |
Ziektekosten overheidspersoneel | 40 | 80 | 80 | In de aanloop naar een nieuw zorgstelsel zijn de ziektekostenregelingen voor het overheidspersoneel versoberd en op marktconform niveau gebracht. | |
Premieinning werknemersverzekering | 65 | 65 | De Belastingdienst gaat per 1 januari 2005 de inning van de premies van de werknemersverzekeringen overnemen. Omdat de implementatiekosten niet waren meegenomen in het SA en omdat er sprake is van additionele besparingen, wijkt de totale opbrengst af van de bij SA ingeboekte opbrengst. | ||
Griffirechten/kostendekkendheid leges/rechtsbijstand | 25 | 50 | 50 | 50 | Naar aanleiding van het Strategisch Akkoord heeft een verhoging van de griffierechten en de leges plaatsgevonden. |
Sociale Zekerheid en arbeidsmarktbeleid | |||||
Wao | 100 | 300 | 500 | 700 | In de MR van 12/3/04 heeft het kabinet het plan voor de WAO vastgesteld. Ten opzichte van het HA is op verschillende onderdelen tegemoet gekomen aan de wensen van sociale partners (oa afschaffen partnertoets, AO-criterium, voorlopig afzien van EGB-regeling, ruimer overgangsrecht). Per 1/1/2006 moet de n-WAO van kracht worden. Naar verwachting worden de ingeboekte besparingen gerealiseerd. |
Feitelijk vs fictief arbeidsverleden | 15 | 30 | 50 | De maatregel is inmiddels uitgesteld naar 2005. In het SA werd uitgegaan van invoering van de maatregel bij de WAO en WW; thans alleen bij de WW. | |
Sollicitatieplicht 57+ en premievrijstelling | 80 | 100 | 150 | 150 | Deze maatregel is uitgesteld met 1 jaar voor zowel WW als bijstand. Bovendien zijn de opbrengsten van de maatregel neerwaarts bijgesteld a.g.v. beperking van de doelgroep en het amendement Aptroot m.b.t de Wet Werkgeversbijdrage Oudere Werkgevers. |
Beperken vervolguitkeringen | 70 | 150 | 150 | 150 | Besloten is om de vervolguitkering in zijn geheel af te schaf- fen, terwijl in het SA werd uitgegaan van een korting met één jaar. Daarnaast is de doelgroep verkleind door het zittende bestand uit te sluiten en overgangsrecht te creeëren. Per saldo levert de maatregel structureel meer op dan bij SA werd geraamd. |
Anticumulatie gouden handdrukken | 100 | 150 | 150 | Bij het Najaarsakkoord is besloten de maatregel te laten te vervallen. | |
Woonlandbeginsel | 16 | 18 | 18 | 18 | De invoering van het woonlandbeginsel in de AKW is uitgesteld tot 2005. |
Handhaving en controle | 10 | 40 | 80 | 120 | In de SZW-handhavingsprogramma's 2003 en 2004 zijn concrete maatregelen uitgewerkt ter invulling van de taakstelling. De verschillende maatregelen kennen in de praktijk een aanlooptijd alvorens het beleid z'n vruchten afwerpt. Hierdoor is in 2003 de taakstelling slechts voor 1,5 mln van de 10 mln gerealiseerd. Voor 2004 wordt de taakstelling nog haalbaar verondersteld. De capaciteit van de Arbeidsinspectie is uitgebreid op basis van het amendement Verburg (28 600 XV nr. 40). |
Vrij besteedbaar reïntegratiebudget | 650 | 750 | 850 | 850 | De Wet Werk en Bijstand is per 1 januari 2004 in werking getreden, hiermee is het flexibel reïntegratiebudget voor gemeenten tot stand gebracht. De taakstelling op reïntegratiebudget van UWV en SZW is volledig verwerkt. |
Decentraliseren financiering bijstand | 150 | 200 | 250 | Door de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand per 1 januari 2004 is het bijstandsbudget volledig gebudgetteerd. De beoogde efficiencywinst is doorvertaald in het voorlopig vastgestelde macrobudget 2004 dat aan gemeenten is toegekend. | |
Herziening alimentatiebeleid | 50 | 90 | 190 | Het wetsvoorstel is medio maart 2004 aan de Kamer aangeboden. Beoogde inwerkingtreding per 1 juli 2004 is niet haalbaar. Thans wordt gekoerst op invoering in het najaar van 2004. Dit brengt in 2004 een besparingsverlies van € 25 mln met zich mee. | |
Afschaffen categoriaal inkomensbeleid | 70 | 70 | 70 | Het categoriaal inkomensbeleid is afgeschaft (met uitzondering van het categoriaal inkomensbeleid voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten). Dit heeft vorm gekregen in de Wet Werk en Bijstand die per 1 januari 2004 is ingevoerd. | |
Zorg | |||||
Geneesmiddelen | 280 | 280 | 280 | 280 | Het toenmalige kabinet heeft ervoor gekozen om de taakstelling niet via pakketverkleining te realiseren, maar in te grijpen op de prijzen van geneesmiddelen en de kortingen en bonussen voor de apothekers. De taakstelling op de geneesmiddelen is in 2003 niet gerealiseerd als gevolg van een rechterlijke uitspraak. Het in 2003 gepresenteerde lange termijnbeleid moet ervoor zorgen dat deze en aanvullende ombuigingen in 2004 en latere jaren wél worden gerealiseerd. |
Efficiencykorting | 50 | 100 | Deze ombuiging hangt samen met de introductie van het nieuwe zorgstelsel. Omdat die introductie met een jaar is uitgesteld wordt rekening gehouden met een besparingsverlies van € 50 mln in zowel 2005 als 2006. | ||
Eigen risico | 150 | 150 | De voorbereidingen voor de invoering van een eigen risico zijn in volle gang. Welke variant er wordt gekozen is nog onderwerp van besluitvorming. | ||
Onderwijs | |||||
Onderwijs in allochtone talen | 29 | 71 | 72 | Het Onderwijs in allochtone levende talen (OALT) wordt beëindigd. De wetgeving is door de Tweede Kamer aangenomen, met de onderwijsbonden is eind 2003 een akkoord bereikt over het flankerend beleid voor OALT-leraren. | |
Rijksbijdrage publieke omroep | 30 | 30 | 30 | Deze bezuinigingen worden – samen met de maatregelen uit het HA – gerealiseerd door verlaging van de wettelijke rijksomroepbijdrage over de periode 2004–2007. Het wetsvoorstel dat de omroeptaakstellingen regelt, is inmiddels in werking getreden. Daarmee zijn de bezuinigingen in financieel opzicht gerealiseerd. | |
Mobiliteit, ruimtelijke ordening, milieu en economie | |||||
Subsidies VROM | 10 | 110 | 120 | Volledig ingevuld, met name op het Investeringsbudget voor stedelijke vernieuwing, het budget voor bodemsanering en de budgetten voor vermindering van uitstoot van broeikasgassen. | |
Subsidies EZ | 75 | 125 | 175 | 200 | De subsidietaakstelling van het Strategisch Akkoord is grotendeels ingevuld binnen het subsidie-instrumentarium, verdeeld over de beleidsterreinen innovatie, ondernemingsklimaat, doelmatige en duurzame energie en exportbevor- dering. Voor het overige is invulling gevonden in het fiscale instrument Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). |
Minder aankoop meer agrarisch/particulier natuurbeheer | 70 | 80 | 90 | 90 | Door bij de aanleg van nieuwe natuur in de Ecologische Hoofdstructuur minder grond te verwerven en meer landbouwgrond op een natuurvriendelijke manier te laten behe- ren worden, met behoud van de natuurdoelstellingen, kosten bespaard. |
Niet doorgaan spitstarief | 50 | De middelen die waren geraamd voor de invoering voor het spitstarief in 2006 zijn, nu dit programma geen doorgang heeft gevonden, vrijgevallen. | |||
Buitenland en asiel | |||||
Asielbeleid | 170 | 250 | 290 | 300 | In 2002 was een versnelde afname van de bezetting bij de opvang van asielzoekers zichtbaar. Inmiddels is gebleken dat deze daling zich minder snel heeft voltrokken dan geraamd, met name vanwege een lagere uitstroom. Hierdoor is de ramingsbijstelling voor een groot deel teniet gedaan. |
ODA-toerekening asielzoekers | 93 | 93 | 93 | 93 | De toerekening van de kosten van de 1e jaarsopvang van asielzoekers aan ODA is gebaseerd op de werkelijke kosten. Momenteel worden deze werkelijke kosten opnieuw vastgesteld. Verder heeft de dalende asielinstroom tot een daling van de toerekening geleid. |
Negatieve ODA Antillen/Aruba | 24 | 25 | 25 | 25 | De aflossingen van leningen aan de Nederlandse Antillen en Aruba vallen niet meer binnen het ontwikkelingssamenwerkingsplafond. Het plafond is hiervoor bijgesteld. |
Overig | |||||
Generieke subsidietaakstelling | 29 | 57 | 86 | 115 | De generieke subsidietaaksteling is naar rato over de diverse begrotingen verdeeld. |
Prijsbijstelling 2002 | 427 | 435 | 431 | 436 | De prijsbijstellingstranche 2002 is voor 75% ingehouden. |
Intertemporeel effect ESF | 32 | 32 | 32 | 32 | De terugbetaling aan Brussel uit hoofde van de oude ESF-programmaperiode hefet in 2002 plaastgevonden. Hierdoor zijn de geraamde terugbetalingen in de jaren 2003–2006 vrijgevallen. |
Geïntegreerd middelenbeheer | 25 | 25 | 25 | 25 | Ondanks dat de invoering van het wetsvoorstel is vertraagd is de ombuiging (meer dan) gerealiseerd. Omdat in de praktijk geintegreerd middelenbeheer met RWT's reeds wordt toegepast in de vorm van pilots, is het mogelijk geweest reeds in 2003 circa 50 miljoen te besparen. |
Tabel 7.3: Ombuigingen Aanvullend pakket 2002 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Ombuiging (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Beperking contractloonstijging | 261 | 345 | 345 | 345 | De beperking van de contractloonstijging 2002 is in de verschillende CAO's verwerkt en daarmee ook budgettair gerealiseerd. |
Versnelling volumetaakstelling SA | 34 | 34 | 34 | De volumetaakstelling uit het SA is in het Aanvullend Pakket versneld. | |
Versnelling subsidietaakstelling SA | 29 | 29 | 29 | De subsidietaakstelling uit het SA is in het Aanvullend Pakket versneld. | |
Aanvullende subsidietaakstelling | 42 | 84 | 125 | 167 | De subsidietaakstelling uit het SA is in het Aanvullend pakket verhoogd. |
Tabel 7.4: Intensiveringen Hoofdlijnenakkoord | |||||
---|---|---|---|---|---|
Intensivering (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Kennis: onderwijs en onderzoek | 200 | 300 | 400 | 700 | Deze envelop is (samen met de envelop uit SA) verdeeld in vier prioriteiten (deregulering, autonomie en rekenschap; innovatie en versterking (top)kennisinfrastructuur; meer mensen werkzaam in onderwijs; naar een maximale participatie). Intensiveringen zijn verwerkt in concrete beleidsvoorstellen en uitgewerkt in subsidies en regelgeving. Voor een aantal maatregelen geldt dat de meerjarige oploop indicatief is en deze middelen zijn beleidsmatig gereserveerd. |
Uit de Kennisenveloppe wordt via de begroting van Economische Zaken € 75 mln ter beschikking gesteld. Hiervan is een bedrag oplopend tot € 50 mln vanaf 2007 bestemd voor een programmatisch instrument dat beoogt de aansluiting van publieke kennisontwikkeling op de kennisvraag van bedrijven te verbeteren. | |||||
Veiligheid: justitie/politie | 150 | 250 | 300 | 350 | 15% van dit bedrag (ruim € 50 miljoen) is uitgetrokken voor knelpunten bij de politie. Dat bedrag wordt via een bijzondere bijdrage aan de korpsen beschikbaar gesteld. Aan deze bijdrage worden sterkteafspraken per korps gekoppeld. |
In 2003 is een start gemaakt met het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen. Structureel is hiervoor circa € 21 miljoen uitgetrokken. Dit bedrag is bestemd voor het uitvoe- ren van dreigingsanalyses en voor uitbreiding van de capaciteit voor het bewaken en beveiligen van personen en objecten. | |||||
Er is ruim € 193 miljoen beschikbaar voor het creëren van meer sanctieruimte. Het voor 2004 beschikbare bedrag is structureel ingezet voor de volgende uitbreidingen: 420 plaatsen in het gevangeniswezen, 96 plaatsen tbs, 4 780 taakstraffen. De inzet van de overige gelden wordt geregeld bij begroting 2005. De volgende capaciteitsuitbreidingen zijn in dit verband voorzien: 1643 plaatsen in het gevangeniswezen, 374 plaatsen in jeugdinrichtingen, 95 tbs-plaatsen, 1661 taakstraffen en 850 Halt-afdoeningen. | |||||
Ruim € 20 miljoen is beschikbaar voor meer reclasseringstaken. Hieronder vallen ruim 4 000 adviesrapporten, ruim 12000 toezicht- en begeleidingstrajecten en ruim 2 200 diagnoses. Een groot deel hiervan is noodzakelijk in verband met de tenuitvoerlegging van extramurale sancties. Voor versterking van de het openbaar ministerie en de rechterlijke macht is ruim € 30 miljoen beschikbaar. Hiermee wordt zeker gesteld dat het OM de 40 000 extra zaken door de politie ter afdoening aangeboden in behandeling kan nemen. Voorts wordt voor het OM aanvullend € 10 miljoen uitgetrokken voor de opzet van het geïntegreerd processysteem.Voor de overige justitiële ketenpartners (o.a. rechtsbijstand, raad voor de kinderbescherming, slachtofferhulp) is circa € 20 miljoen beschikbaar. | |||||
Veiligheid: defensie | 30 | 50 | 80 | 100 | De middelen zullen worden aangewend voor de versterking van strategische en tactische transportcapaciteit, de implementatie van hoogwaardige commandovoering, de verbetering van zelfbescherming en van de logistieke ondersteuning. Maatregelen die in dit kader vanaf 2004 zullen worden geno- men zijn de aanschaf van een DC-10 transportvliegtuig, de uitbreiding van de pantserinfanteriecapaciteit met drie compagnieën, de verbetering van de inzetbaarheid van transporthelikopters en de implementatie van het Soldier Modernisation Program. |
Veiligheid: preventie/jeugdzorg | 30 | 50 | 80 | 100 | De jeugd en preventie enveloppe is verdeeld over de begrotingen van VWS (€ 65 mln) en Justitie (€ 35mln). Het VWS- deel is voor circa 2/3 bestemd voor de provincies in het kader van de Wet op de Jeugdzorg. Verder intensiveert VWS ondermeer in opvoedingsondersteuning en de maatschappelijke opvang. De impuls bij Justitie komt vooral ten gunste van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. |
Zorg | 250 | 500 | 750 | 1 000 | De toegekende middelen zijn gereserveerd om verwachte productiegroei in de zorg mogelijk te maken. |
Kinderopvang (WBK) | 100 | 100 | 100 | 100 | De intensivering in 2004 is komen te vervallen. De WBK zal naar verwachting per 1-1-2005 worden ingevoerd. |
Tabel 7.5: Ombuigingen Hoofdlijnenakkoord | |||||
---|---|---|---|---|---|
Ombuiging (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Verantwoorde arbeidsvoorwaardenruimte | |||||
Loonontwikkeling collectieve sector | 550 | 1 100 | 1 650 | 2 200 | Met deze maatregel beoogde het kabinet de arbeidsvoorwaa- rdenruimte in de publieke sectoren te begrenzen met 1%-punt per jaar ten opzichte van de prognose MLT juni 2003. Sinds deze HA-maatregel zijn er verschillende maatregelen doorgevoerd op het gebied van de arbeidsvoorwaardenruimte (o.a. nullijn 2005). Per saldo zijn deze bij de huidige ramingen strenger dan de in het HA geraamde percentages. Gesteld kan worden dat de taakstelling budgettair gezien dus wordt gerealiseerd. |
Incidentele loonontwikkeling | 130 | 250 | 380 | 510 | Het kabinet heeft de Incidentele Loonontwikkeling (ILO) in 2004 en 2005 neerwaarts bijgesteld. De korting is verwerkt in de budgetten van de overheidswerkgevers. |
Bevorderen arbeidsparticipatie | |||||
WW-maatregelen | 130 | 240 | 290 | Deze maatregelen bevatten aanscherpen wekeneis en afschaffen van de kortdurende uitkering (KDU) met ingang van 1-1-2005. De SER zal in juni over deze maatregelen advies uitbrengen. Het gedeelte dat betrekking heeft op de vervolguitkering (VVU) is inmiddels geëffectueerd. | |
Doorwerking WW-maatregelen | 10 | 20 | 40 | 50 | De ombuiging is neerwaarts bijgesteld als gevolg van een andere berekeningsmethode. |
WAO-maatregelen | 80 | 140 | 140 | In de MR van 12/3/04 heeft het kabinet het plan voor de WAO vastgesteld. Ten opzichte van het HA is op verschillende onderdelen tegemoet gekomen aan de wensen van sociale partners (oa afschaffen partnertoets, AO-criterium, voorlopig afzien van EGB-regeling, ruimer overgangsrecht). Per 1/1/2006 moet de nieuwe WAO van kracht worden. Naar verwachting worden de ingeboekte besparingen gerealiseerd. | |
Afbouw REA | 130 | 250 | 250 | In de Miljoenennota 2004 zijn reeds concrete maatregelen aangekondigd zoals afschaffing subsidies 2e spoor en stopzetten REA-uitkering bij proefplaatsing en scholing. Met deze maatregelen wordt een structurele besparing van € 227 mln gerealiseerd. | |
Afschaffen WAZ | 50 | 70 | 130 | Het afschaffen van de WAZ vindt plaats per 1 juli 2004. Dit levert een beperkt besparingsverlies op. | |
Ontwikkeling uitkeringen | 630 | 1 430 | 2 180 | 2 910 | De uitkeringen zijn in het HA gekoppeld aan de stijging van de ambtenaren-salarissen. In het Najaarsoverleg is besloten de tweejarige nullijn ook op de uitkeringen toe te passen, en om vanaf 2006 weer de oorspronkelijke WKA-koppeling toe te gaan passen. |
Beperken gemeentelijk minimabeleid | 150 | 150 | 150 | 150 | Ter verkleining van de armoedeval en in lijn met het streven inkomensbeleid primair bij het Rijk neer te leggen is het budget voor gemeentelijk minimabeleid ingeperkt. In 2004 is de ombuiging verkleind doordat 80 mln wordt toegevoegd aan het budget bijzondere bijstand. Van deze € 80 mln heeft € 50 mln betrekking op het amenedement Verburg c.s. (29 200 XV nr. 29). |
RWI | 40 | 70 | 70 | 70 | De afschaffing van de subsidieregeling van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) is ter hand genomen door een verplichtingenstop per 1 september 2003. Hiermee wordt de HA-maatregel budgettair ingevuld. Op basis van een evaluatie heeft het kabinet (aangehouden in de MR) besloten de adviestaken van de RWI niet over te hevelen naar de SER, maar de RWI als zelfstandig advies- en overlegorgaan te handhaven. Het benodigde budget RWI (thans 7,6 mln structureel) wordt nog nader bezien. |
Aanpak illegaliteit | 20 | 30 | 40 | 40 | Uitwerking van maatregel aanpak illegale tewerkstelling en huisjesmelkers is opgenomen in de Illegalennota, die in april 2004 naar de Kamer is gestuurd. De ingeboekte besparing 2004 is in de Miljoenennota 2004 voor de helft teruggedraaid. Dit omdat de wijziging van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) bestuurlijke boeten pas per 2005 mogelijk maakt. |
Versobering IHS | 110 | 190 | 210 | Deze maatregel is ingevuld met een verhoging van de eigen bijdrage van de huursubsidieontvangers. | |
Verlofknip | 100 | 200 | 200 | 200 | De levensloopregeling wordt meegenomen in het nader over- leg tussen kabinet en STAR over de invulling van het per 1 januari 2006 in te voeren gehele stelsel van fiscale faciliëring voor VUT/prepensioen en levensloop. De middelen voor de Verlofknip zijn overgeheveld naar de fiscaliteit. |
Buitenland, defensie en asiel | |||||
Schuldkwijtschelding | 300 | 300 | 300 | 300 | De veronderstelde schuldkwijtschelding is in 2003 niet gerealiseerd. Dit heeft geleid tot een beparingsverlies. |
Reëel constant houden non-ODA | 40 | 80 | 110 | 150 | De non-ODA-uitgaven zijn met ingang van Miljoenennota 2003 reëel constant gehouden op het niveau van 2003. |
Asiel/inburgering/immigratie | 50 | 100 | 100 | 100 | De helft van de taakstelling heeft betrekking op asiel en is/wordt ingevuld met diverse maatregelen. De andere helft betreft de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel. Dit ligt op schema. Voorafgaand aan de invoering wenden gemeenten hun opgebouwde inburgeringsreserves aan voor de uitvoering van de inburgeringscursussen. |
Beëindiging remigratieregeling | 12 | 13 | 15 | 15 | Door de parlementaire behandeling loopt de beëindiging van de remigratieregeling vertraging op. Hierdoor komen er in 2004 nog remigranten in aanmerking voor een uitkering, waardoor er een besparingsverlies optreedt. |
Financiele perspectieven EU 2007 | 50 | De daling van de geraamde BNP-afdrachten in 2007 is verwerkt in de begroting. | |||
Beperken bureaucratie en regelgeving | |||||
Inhuur externen | 150 | 200 | 200 | 200 | De taakstelling inhuur externen is naar rato verdeeld over de diverse begrotingen. De minister van BVK rapporteert over de voortgang van de invulling van de taakstelling. |
Professionele inkoop | 20 | 30 | 50 | 50 | De Rijksbrede taakstelling Professionele Inkoop en Aanbesteding (PIA) is geparkeerd op de begroting van EZ. Een interdepartementale werkgroep maakt een voorstel voor de invulling van deze taakstelling. |
Additionele efficiencytaakstelling | 50 | 100 | 150 | 240 | In het HA is bovenop de taakstellingen uit het SA een aanvullende efficiencytaakstelling afgesproken. |
Efficiency publieke omroep | 10 | 30 | 40 | 50 | Deze bezuinigingen worden – samen met de maatregelen uit het SA – gerealiseerd door verlaging van de wettelijke rijksomroepbijdrage over de periode 2004–2007. De benodigde wijziging van de Mediawet is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard. Daarmee zijn de bezuinigingen in financieel opzicht gerealiseerd. |
Aanpak ziekteverzuim zorg, onderwijs, politie, Openbaar Vervoer | 35 | 70 | 105 | 140 | In de sectoren zorg, onderwijs en politie is door effectief verzuimbeleid sinds 2002 sprake van een daling van het ziekteverzuim. Naar verwachting betreft dit een structurele daling. |
Arbeidsmarktbeleid VWS en Rijk | 70 | 150 | 150 | 150 | De uitvoering ligt op schema, er worden geen besparingsverliezen verwacht. Er zijn in 2003 gesprekken gevoerd met sociale partners over de toekomst van de sectorfondsen. Dit heeft geresulteerd in afspraken over de voortzetting van het arbeidsmarktbeleid door sociale partners. De subsidierelatie van VWS met de sectorfondsen wordt met ingang van 1 januari 2005 beëindigd. |
Waardering Onroerende Zaken (WOZ) taxaties | 60 | 60 | Verbetervoorstellen voor invulling van de taakstelling zijn opgesteld. Eerste tranche van besparingen wordt gerealiseerd door wijziging van de Wet WOZ die momenteel bij de Raad van State ligt. | ||
Efficiency inning waterhefifngen | 100 | 100 | 100 | Het betreft hier perceptiekosten van waterheffingen die niet voor rekening van het rijk komen. Daarom valt er voor het rijk geen efficiencywinst te realiseren. De ombuiging zal niet gerealiseerd worden. | |
Afromen accres € 45,38-regeling | 100 | 100 | 100 | 100 | De taakstelling voor 2004 en verder is gerealiseerd. Het gemeentefonds is met de omvang van de taakstelling verlaagd. Er zullen geen besparingsverliezen optreden. |
Differentiatie justitiële keten | 40 | 70 | 70 | 70 | € 40 miljoen wordt ingevuld door maatregelen in het gevangeniswezen. Het maakt deel uit van een omvangrijke heroriëntatie van DJI gericht op een soberder en meer functionele tenuitvoerlegging van intramurale sancties. De versobering heeft geleid tot een aanpassing van de penitentiaire maatregel. Tevens is voorgesteld de activiteiten van de reclassering meer toe te spitsen op de «kansrijke doelgroepen». Hierdoor wordt een groter effect van de werkzaamheden van de reclassering verwacht, doordat de werkzaamheden zich slechts richten op personen waarvan daadwerke- lijk verwacht kan worden dat zij openstaan voor een goede terugkeer naar de maatschappij (opbrengst € 30 miljoen). |
Efficiency politie | 30 | 50 | 50 | 50 | De invulling de taakstelling efficiency politie vindt vooral plaats via de vorming van een landelijk samenwerkingsverband voor de gezamenlijke inkoop van goederen en diensten en het verder standaardiseren van de ICT. In de junicirculaire van 2003 aan de korpsen is deze taakstelling al deels verwerkt in de zgn. normvergoeding voor 2004 en volgende jaren. |
Beperken overheidssubsidies en vergroten profijtbeginsel | |||||
Bundeling achterstandenbeleid | 50 | 100 | 100 | 100 | In de periode tot 1/8/2005 treden besparingsverliezen op. Voor effectuering van de ombuiging en vormgeving van het beleid vindt nog overleg plaats met gemeenten en onderwijsorganisaties. In de zomer van 2004 worden de hoofdlijnen voor een herziene gewichtenregeling gepresenteerd. |
Beperken subsidies EZ | 80 | 150 | 170 | 170 | De subsidietaakstelling van het Hoofdlijnenakkoord is grotendeels fiscaal ingevuld met de gefaseerde afschaffing van het nultarief in de Regulerende Energiebelasting (REB) voor groene stroom. Daarnaast is invulling gevonden binnen het subsidie-instrumentarium. Voor 2004, 2005 en 2006 moet nog een deel van de taakstelling worden ingevuld. |
Beperken subsidies VROM | 80 | 150 | 150 | 150 | Volledig ingevuld, met name op het Investeringsbudget voor stedelijke vernieuwing (€ 66 mln), het budget voor bodemsanering (€ 29 mln) en de energiepremieregeling (€ 23 mln). |
Beperken uitgaven VenW | 50 | 100 | 100 | 100 | Deze taakstelling is deels op de begroting van VenW ingevuld en deels op het infrafonds, via het schrappen of verminderen van subsidies, het verminderen van apparaatsuitgaven en het faseren van projecten. |
Concessie/verbruiksvergoeding NS | 30 | 60 | In het HA is vastgelegd dat de gebruiksvergoeding die de vervoerders aan de beheerder betalen in 2006 € 30 mln. Hogerhoger wordt en in 2007 en latere jaren € 60 mln. per jaar. | ||
Beperken uitgaven LNV | 20 | 40 | 40 | 40 | LNV heeft deze taakstelling gedeeltelijk ingevuld op diverse posten op de begroting, waaronder landelijke natuur, gebie- denbeleid en diergezondheid. Een deel van de taakstelling in met name 2004 en 2005 moet nog worden ingevuld. |
Diverse subsidies (BZK, OCW, Fin, Def, VWS) | 80 | 160 | 160 | 190 | De uitvoering van het aandeel van VWS in deze reeks ligt op schema. In 2003 verscheen het rapport «Kennis Innovatie Meedoen» over het nieuwe subsidiebeleid van VWS. Op basis van duidelijke criteria worden de subsidierelaties van VWS heroverwogen. BZK is bezig alle subsidieregelingen grondig door te lichten (29 200 VII Nr. 33). Hierover wordt de Tweede Kamer nog nader geïnformeerd. |
Verkoop gronden | 50 | 100 | De afstoting van landbouwgronden door Domeinen ligt op schema. | ||
Niet-belastingontvangsten | 60 | 130 | 190 | 250 | De taakstellende ombuiging op meevallende niet-belastingontvangsten is in de Miljoenennota verhoogd naar € 250 mln per jaar. Deze taakstelling is geparkeerd op de Aanvullende Post Algemeen. |
Beheerste ziektekosten | |||||
Pakketverkleining | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | In 2003 zijn de nodige voorbereidingen getroffen, zodat de pakketaanpassing per 2004 plaats kon vinden. |
Eigen risico's | 900 | 900 | 900 | Nadere besluitvorming heeft ertoe geleid dat de bedragen zijn aangepast naar € 1100 vanaf 2005. De voorbereidingen voor deze maatregel zijn in volle gang. | |
Volumeeffect pakket en eigen risico | 170 | 200 | 210 | 210 | Deze maatregel is in Miljoenennota 2004 komen te vervallen. De reeks vanaf 2005 is grosso modo geïntegreerd in de reeks eigen risico. |
Tabel 7.6: Ombuigingen Aanvullend Pakket 2003 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Ombuiging (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
ILO op 0 tranche 2004–2005 | 180 | 360 | 360 | 360 | Het kabinet heeft de Incidentele Loonontwikkeling (ILO) in 2004 en 2005 in het aanvullend pakket 2003 teruggebracht tot 0%. De korting is verwerkt in de budgetten van de overheidswerkgevers. |
Specifieke maatregelen SZW | 60 | 180 | 305 | 440 | In de AKW is afgezien van de eerder aangekondigde bijzondere verhoging voor het eerste kind. De indexering van de AKW is voor 2004 en 2005 in lijn gebracht met de indexering van de uitkeringen. De herbeoordelingen in de WAO volgens het nieuwe schattingsbesluit worden volgens een aangepast plan uitgevoerd. De inkomensreferte-eis/beperking van de loonaanvulling in het 2e ziektejaar tot 70% zal in het kader van het Najaarsakkoord door sociale partners worden uitgevoerd. |
Doorwerking SZA-maatregelen op loonkosten | 25 | 50 | 50 | De maatregel betreft de beperking tot 70% van de loonaan- vulling in het tweede ziektejaar in de collectieve sector. Deze zal in het kader van het Najaarsakkoord betrokken worden in de onderhandelingen met de sociale partners. Er is t.a.v. deze maatregel echter nog geen overeenstemming bereikt in de verschillende sectoren. Juridisch gezien is nog onduidelijk of dit zal leiden tot een besparingsverlies t.o.v. het HA. | |
Doorwerking premieschuif | 80 | 80 | 80 | 80 | De premieschuif WGF/WAO waartoe bij aanvullend pakket 2003 besloten was, hield een meevaller in t.a.v. de vergoeding van de sociale lasten voor overheidswerkgevers (werking van het referentiemodel). De meevaller is destijds ingeboekt en daarmee ook gerealiseerd. |
Specifieke maatregelen zorg | 200 | 300 | 300 | 300 | De verschillende maatregelen, waaronder prijsmaatregelen op het geneesmiddelen-dossier, zijn voorbereid. Naar de huidige inzichten wordt de verwachte opbrengst gerealiseerd. |
Versnellen huursubsidiemaatregel | 55 | De verhoging van de eigen bijdrage van de huursubsidieontvangers uit het HA is met een half jaar versneld. | |||
Verruimen huurbeleid | 250 | 250 | Momenteel wordt met de corporaties overleg gevoerd over de wijze van invulling. | ||
Stroomlijning studiefinanciering | 28 | 365 | 455 | Deze ombuiging (voor EMU-relevant) wordt gerealiseerd door het prestatiebeursregime in de BOL voor jongeren vanaf 18 jaar in niveau 3 en 4 in te voeren en de prestatienorm voor 1e jaars in het HO aan te scherpen. Hiervoor is het wetge- vingstraject gestart en ligt op schema. | |
Milieudrukcompensatie/energie-premieregeling | 40 | 40 | 40 | 40 | Deze maatregel is ingevuld door versobering van de energiepremieregeling (EPR). |
Heffings- en invorderingsrente | 20 | 30 | 55 | 55 | De heffings- en invorderingsrente is in lijn gebracht met de rente die in de particuliere markt gebruiktelijk is. De maatregel is daarmee gerealiseerd. |
Intertemporele compensatie ICES/KIS 3 | 75 | 25 | In samenwerking met de betrokken departementen is een nieuw verdelingsvoorstel overeengekomen. | ||
Intertemporele compensatie infrastructuur | 200 | 300 | – 300 | – 200 | De intensivering voor infrastructuur in het HA is getemporiseerd. |
Intertemporele compensatie natuur | 40 | 60 | – 60 | – 40 | De intensivering voor EHS en reconstructie in het HA is gefaseerd. De provincies hebben zich bereid verklaard de aanko- pen t.b.v. de EHS in 2004 en 2005 voor te financieren. |
Tabel 7.7: Intensiveringen Aanvullend Pakket 2003 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Intensivering (x € miljoen) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Stand van zaken |
Tegemoetkoming chronisch zieken | 90 | 90 | 100 | 105 | De tegemoetkoming buiten-gewone uitgaven (TBU) zal, zoals was beoogd, is in 2004 in werking treden. |
BANS | 50 | 50 | 50 | 50 | Van de BANS-gelden is € 30 miljoen toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds in het kader van de dualisering. De overige € 20 miljoen is toegevoegd aan de begroting van BZK en zal besteed worden aan veiligheid in het kader van het GSB. |
Intensivering REA | 25 | 25 | 25 | 25 | De toegevoegde middelen worden ingezet voor extra reïntegratietrajecten voor verminderd arbeidsgeschikten. |
Getemporiseerde afschaffing REB | – 47 | 91 | 91 | 120 | Het nul-tarief van de Regulerende Energiebelasting op groene stroom wordt gefaseerd afgeschaft. Het hierdoor ontstane tekort in 2004 wordt door EZ via de begroting ingevuld. |
AKW | Algemene Kinderbijslagwet |
AMA | Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker |
AO | Administratieve Organisatie |
AOW | Algemene Ouderdomswet |
Arbvo | Arbeidsvoorziening |
AWBZ | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten |
AWF | Algemeen Werkloosheidsfonds |
AZ | Algemene Zaken |
BANS | Bestuursakkoord Nieuwe Stijl |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BIKK | Bijdrage in de Kosten van de Kortingen |
BNP | Bruto Nationaal Product |
BPM | Belasting op Personenauto's en Motorrijwielen |
BTW | Belasting Toegevoegde Waarde |
BuiZa | Buitenlandse Zaken |
BVK | Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CAK | Centraal Administratie Kantoor bijzondere zorgkosten |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CEP | Centraal Economisch Plan |
COA | Centraal Orgaan opvang Asielzoekers |
CPB | Centraal Plan Bureau |
CTG | College Tarieven Gezondheidszorg |
CVZ | College voor Zorgverzekeringen |
CW | Comptabiliteitswet |
(D)AD | (Departementale) Audit Dienst |
DBC | Diagnose Behandeling Combinaties |
DGA | Directeur Groot Aandeelhouder |
DGF | Diergezondheidsfonds |
DJI | Dienst Justitiële Inrichtingen |
DNB | De Nederlandsche Bank |
DTC | Dutch Treasury Certificate |
EGB | Extra Garantieregeling Beroepsrisico's |
EHS | Ecologische Hoofdstructuur |
EIA | Energie-investeringsaftrek |
EMU | Economische en Monetaire Unie |
EPR | Energiepremieregeling |
ESF | Europees Sociaal Fonds |
ESR 1995 | Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap |
EU | Europese Unie |
EVDB | Europese Veiligheids- en Defensiebeleid |
EZ | Economische Zaken |
FARBO | Willekeurige Afschrijving Arbo-investeringen |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
FEZ | Financieel-Economische Zaken |
FIN | Financiën |
FJR | Financieel Jaarverslag van het Rijk |
Fte | Full time equivalent |
FWI | Fonds Werk en Inkomen |
GF | Gemeentefonds |
GGZ | Geestelijke Gezondheidszorg |
GSB | Grote Steden Beleid |
HA | Hoofdlijnen Akkoord |
HBO | Hoger Beroepsonderwijs |
HGIS | Homogene Groep Internationale Samenwerking |
HO | Hoger Onderwijs |
HSL | Hogesnelheidslijn |
IBO | Interdepartementaal Beleidsonderzoek |
ICES/KIS | Derde investeringsimpuls in de Nederlandse kennisinfrastructuur |
IDP | Integraal Defensieplan |
ILO | Incidentele Loonontwikkeling |
IMF | International Monetary Fund |
ITO | Informatie en Communicatie Technologie Organisatie |
KDU | Kortdurende Uitkering |
KLPD | Korps Landelijke Politiediensten |
LNV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit |
M&O | Misbruik & Oneigenlijk gebruik |
MBO | Middelbaar Beroepsonderwijs |
MDG | Millennium Development Goal |
MEV | Macro Economische Verkenning |
MIA | Milieu-investeringsaftrek |
MIVD | Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
MLT | Middel Lange Termijn |
MN | Miljoenennota |
MOOZ | Medefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Ziekenfondsverzekerden |
MR | Ministerraad |
NAVO | Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
OALT | Onderwijs in Allochtone Levende Talen |
OC&W | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
ODA | Official Development Assistance |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OM | Openbaar Ministerie |
OVSE | Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa |
PF | Provinciefonds |
PGB | Persoonsgebonden budgetten |
PIA | Professionele Inkoop en Aanbesteding |
Rbg | Rijksbegroting |
REA | (Re)integratie Arbeidsgehandicapten |
REB | Regulerende Energiebelasting |
RGD | Rijksgebouwendienst |
RPE | Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek |
RWI | Raad voor Werk en Inkomen |
RWT | Rechtspersoon met Wettelijke Taak |
SA | Strategisch Akkoord |
SARS | Severe Acute Respiratory Syndrome |
SENO | Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende markten |
SER | Sociaal Economische Raad |
SG | Secretaris-generaal |
SN | Sociale Nota |
SPAK | Speciale Afdracht Kortingen |
SVB | Sociale Verzekeringsbank |
SVOV | Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer |
SZA | Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TES | Toezicht Europese Subsidies |
TW | Toeslagenwet |
UFO | Uitvoeringsfonds voor de Overheid |
UNCHR | United Nations Commission on Human Rights |
UNMIL | United Nations Mission in Liberia |
UWV | Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen |
VAMIL | Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen |
VBTB | Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording |
VLW | Afdrachtvermindering Langdurig Werklozen |
VMBO | Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs |
V&V | Verkeer & Vervoer |
VenW | Verkeer en Waterstaat |
VJN | Voorjaarsnota |
VN | Verenigde Naties |
VPB | Vennootschapsbelasting |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VWA | Voedsel en Waren Autoriteit |
VUT | Vervroegde Uittreding |
VVU | Vervolguitkering |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
WAV | Wet Arbeid Vreemdelingen |
WAZ | Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen |
WBSO | Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk |
WGF | Wachtgeldfonds |
WIW | Wet Inschakeling Werkzoekenden |
WKA | Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid |
WOZ | Waardering Onroerende Zaken |
WSF | Wet op de Studiefinanciering |
WTO | World Trade Organization |
WTZ | Wet op de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen |
WW | Werkloosheidswet |
WWB | Wet Werk en Bijstand |
ZBO | Zelfstandig Bestuursorgaan |
ZM | Zittende Magistratuur |
Aandelen 31, 32, 53, 57, 58, 59, 102
Aardgasbaten 53, 89, 101
Accountantscontrole 35
Accountantsverklaring 38, 39, 40
Administratieve lastendruk 13
Administratieve lasten 13, 37
Afdrachtvermindering 92
Agentschappen 34, 53, 70, 101, 102
Algemene Rekenkamer 36, 38, 39
Algemene Zaken 47, 48, 66, 67
AMA 19
Arbeidsdeelname 14
Arbeidskosten 9
Arbeidsmarkt 9, 11, 13, 18, 22, 25, 105, 110
Arbeidsvoorwaarden 37, 95, 96, 109
Armoedeval 14, 109
Asielaanvragen 9, 18, 19
Asielinstroom 106
Asielzoekers 19, 95, 96, 106
Auditdienst 35, 36, 38, 39, 31
Automatische stabilisator 28, 30
Autonomievergroting 9
AWBZ 17, 27, 28, 30, 81, 88, 89, 97, 98, 101
Baseline 39
Baten-lastenstelsel 34, 39, 68, 69, 70
BBP 9, 10, 11, 23–26, 28, 29, 30, 32, 33, 74, 75, 76, 86, 87, 89, 90
Bedrijfsvoering 34, 35, 38, 41, 42
Begrotingselasticiteit 25
Belasting 25, 27, 28, 29, 50, 54, 72, 74–80, 83, 84, 86, 87, 92
Belastingdienst 37, 73, 83, 93, 104
Belastingontvangsten 28, 29, 66, 67, 72–78, 82, 86, 87, 89, 94, 95, 111
Belastingplan 27, 74, 81, 88
Belastinguitgaven 92
Beleidsmaatregelen 28
Beleidsprioriteiten 9
Beroepsonderwijs 15
Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties 13, 18, 38, 104, 110
Bijstand 14, 21, 25, 26, 27, 99, 105, 109
Bijstelling 25, 28–30, 73, 74, 78, 81, 83–85, 88, 95, 106
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 34, 37, 47, 48, 66, 67, 68, 103, 104, 111, 113
BTW-Compensatiefonds 47, 48
Budgettair beeld 9, 23
Budgettaire tegenvallers 10
Buitenlandse Zaken 47, 48, 66, 67, 68
Bureaucratie 34, 110
CBS 10, 24, 79
Cep 14, 24, 25, 30, 74, 110
Collectieve sector 18, 31, 109, 112
Collegegelddifferentiatie 15, 37
Commissie Tabaksblatt 13
Concurrentiepositie 9, 11
Consumentenvertrouwen 11
Consumptie 11, 75, 78, 96
Controlestructuur 36
Corporate governance 13
CPB 10, 11, 25, 97
Criminaliteit 9, 16, 20, 21
Crisisbeheersingsoperaties 21
Defensie 21, 37, 47, 48, 54, 55, 60, 66–70, 95, 96, 101, 104, 108, 110
Departementale jaarverslagen 13
Deregulering 9, 15, 18, 34, 103, 107
Diensten die een baten-lastenstelsel voeren 35, 36, 39, 42, 70, 71
Diergezondheidsfonds 47, 48, 51, 64, 67, 101
Dividendbelasting 28, 76, 77, 78, 82, 87
Doorstroom 16, 37, 99, 100
Economisch beeld 11, 78, 85, 87
Economische groei 10, 13, 23, 25, 28, 30, 74, 89, 95
Economische Zaken 14, 35, 38, 41, 47, 48, 51, 64, 67, 68, 93, 106, 107, 110, 111, 113
Efficiency 18, 35, 97, 104, 105, 106, 110, 111
EMU-basis 28, 29, 30, 72, 73, 77, 87, 88
EMU-saldo 9, 23, 24, 25, 27, 28, 30, 31, 32, 70, 73, 90, 104
EMU-schuld 9, 24, 30, 31, 32, 33, 61, 90
EMU-tekort 9, 26, 28, 30, 32
Energiebelasting 28, 76–78, 81, 111, 113
Europese Commissie 11, 32, 41
Europese defensiecapaciteiten 37
Europese geldstromen 41
Europese gemiddelde 23
Europese ontwikkeling 20
Europese Unie 9, 32, 95
Exportkredietvorderingen 21
Financieel beheer 38, 39, 42
Financieel management 34
Financiën 14, 34–37, 38–41, 47, 48, 50, 60, 69–70, 93, 94
Fonds Economische Structuurversterking 47, 48, 51, 64, 67, 101
Geestelijke gezondheidszorg 97, 98
Gehandicaptenzorg 27, 97
Gekozen burgemeester 18
Gemeentefonds 47, 48, 66, 111
Gezondheidszorg 16, 17, 68–70, 95–98
Groei 9, 10, 11, 16, 17, 23, 25, 29–31, 38, 74–76, 78, 79, 86, 87, 95, 96, 98, 103, 108
Groeitegenvaller 25
Groeitraject 35
Handelskredieten 53, 59, 62
Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin 47, 48
Hoger onderwijs 15
Hoofdlijnenakkoord 18, 103, 107–112
Huis der Koningin 47, 48, 66
Huurbeleid 19, 112
IMF 11
Immigratie 9, 13, 18, 22, 68–70, 110
Informatievoorziening 37, 68–70, 93
Infrastructuurfonds 47, 48, 51, 66, 67, 104
Infrastructuur 20, 22, 112
Inkomstenbelasting 28, 75, 77, 78,818, 82, 87, 92, 101
Innovatie 15, 16, 22, 103, 106, 107, 111
Integratie 9, 13, 18, 19, 22
Integriteitsaudits 40–42
Integriteitsinbreuken 41
Interdepartementaal beleidsonderzoek 34, 37–39
Internationale ontwikkelingen 12
Internationale samenwerking 95
Internationale schuldenprobleem 21
Internet 34, 36, 94
Investeringen 12, 53, 54, 74, 92, 93
Investeringsbereidheid 19
Investeringsimpuls 16
Jeugdwerkloosheid 15
Justitie 14, 16, 37, 47, 48, 66–70, 73, 84, 103, 107, 108
Kennis 15, 16, 22, 107, 111
Kenniseconomie 16
Kennisinfrastructuur 16, 103, 107
Keuzevrijheid 17
Koers 20, 25, 54, 58, 59, 95, 101, 105
Koninkrijksrelaties 47, 48, 66, 67
Koopkracht 11
Kyoto-afspraken 20
Laagconjunctuur 14
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 14, 47, 48, 55, 66, 67, 68, 111
Lastenmaatregelen 27
Lastenontwikkeling 27
Leningen 50, 53, 55, 56, 61, 62, 70, 71, 101, 102, 107
Lerarenaanbod 15
Lerarentekort 15
Levensloop 14, 99, 100, 110
Lokale overheden 23, 31
Lonen 74, 82, 85, 92
Loonmatiging 13, 27
Loonontwikkeling 30, 74, 82, 88, 89, 95, 104, 109, 112
Loonstijging 9, 96, 107
Maatschappelijke knelpunten 9
Macro Economische Verkenning 10, 11, 24, 74
Management controle 42
Management control 35, 38
Milieu 19, 22, 77, 81, 87, 93, 106, 112
Millennium Development Goals 20
Mobiliteit 20, 22, 98, 104, 106
Nationale Rekeningen 24
Nationale Schuld 47, 48, 66, 67
Natuur 19, 22, 41, 106, 111, 113
Nederlandsche Bank 11, 55, 57–60
Nederlandse economie 9–12
Niet-financiële activa 53, 54
Niet-financiële informatie 36
Nominale schuld 31, 60
Normenkader 36
OESO 11, 25
Ombuiging 26, 103, 104, 105, 106, 107, 109, 110, 111, 112, 113
Omzetbelasting 25, 28, 29, 77–79, 87
Ondernemingsklimaat 13, 106
Onderschrijding 23
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 14, 15, 37, 38, 47, 48, 51, 66, 67, 111
Onderwijs 9, 13, 15, 16, 22, 92, 103, 106, 107, 110, 111
Ontwikkelingsbeleid 19
Ontwikkelingssamenwerking 20, 22, 37, 96, 107
Openbaar bestuur 19, 104
Openbaar Vervoer 110
Ouderenzorg 27
Overheidsfinanciën 9, 12, 23, 27, 30
Overheidsinkomsten 9, 23, 25
Overlast 9, 16
Overschrijding 9, 23, 27, 81, 93, 98
Particuliere consumptie 11, 29, 74, 76, 78, 79, 87
Pensioenfondsen 11, 12
Premieontvangsten 29, 30, 72, 88, 89
Premieverhogingen 11
Prijsbijstelling 95, 96, 107
Primair- en voortgezet onderwijs 15
Probleemwijken 16
Productie 9, 17, 19, 21, 53, 97, 98, 103, 108
Progressiefactor 29, 75, 76, 87, 89
Project Andere Overheid 18
Provinciale Statenverkiezing 12
Provinciefonds 47, 48, 66, 103
Punctualiteitdoelstellingen 20
Rbv 99, 100
Rechtmatigheidsverklaring 40, 42
Rechtsbijstand 18, 104, 108
Reïntegratie 14, 105, 113
Regelgeving 18, 19, 34, 37, 38, 103, 107, 110
Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek 35, 36
Rentelasten 32, 95
Resultaatgerichte overheid 35
Reviewbeleid 40, 42
Risicoanalyse 35, 38
Rpe 21, 36, 37, 82, 103, 109, 112
Ruimte 15, 16, 19, 22, 27, 106, 108, 109
RWT 39, 40, 42, 101, 102, 107
Saldibalans 49
SARS 11
Schuld 9, 21, 24, 30, 32, 33, 49–51, 53, 56, 60–62, 75, 90, 91, 95, 96, 101, 110
Schuldreductie 27
Sociale fondsen 24, 73, 90, 96, 101
Sociale nota 14
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 14, 15, 37, 41, 47, 48, 66–70, 101, 105, 112
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 14, 22, 23, 27, 94, 97, 105
Speerpunten 13, 14
Staatsbalans 52, 58, 59
Staatsvermogen 52, 53, 58
Subsidiebeheer 40, 42
Subsidiebeleid 40, 111
Taakstelling 95, 97, 104, 105, 106, 107, 109, 110, 111
Terugkeernota 19
Toelatingsbeleid 9, 18
Toezicht 20, 37, 39, 42, 108
Tweede Golfoorlog 11
Uitgavenkader 9, 23, 26, 27, 101
Uitkering 25, 26, 59, 75, 82, 95, 97, 99, 100, 105, 109, 110, 112
VBTB 13, 34, 35, 92
Veiligheid 9, 11, 13, 16, 19, 20, 21, 22, 103, 104, 107, 108, 113
Vennootschapsbelasting 25, 54, 77, 78, 82, 87
Verkeer en Waterstaat 30, 38, 41, 47, 48, 54, 55, 60, 66–68, 74, 104, 111
Verslechtering 9, 13, 23, 25, 27, 28, 29, 30, 32, 82, 87, 88
Vogelpest 19, 95
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 14, 37, 40, 47, 48, 66, 67, 68, 98, 108, 110, 111
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 14, 35, 47, 48, 66, 67, 68, 106, 111
Volwasseneneducatie 15
Voorlopige Rekening 24
Vorderingen 49, 50, 53, 55, 56, 59, 60, 62
VPB 28, 29, 73, 74, 75, 76, 83, 84, 85, 86, 87
Vrede 21, 22
Wachtlijsten 9, 17
WAO 14, 88, 89, 99, 100, 105, 109, 112
Wereldhandel 11, 21
Werkgelegenheid 30, 74, 82, 88, 89
Werkloosheid 9, 12, 14, 25, 26, 27
Werkloosheidsregelingen 27
Werkloosheidsuitkeringen 25
Werkloosheidsval 14
Wet- en regelgeving 18, 34, 38
Woningbouwproductie 19
ZBO 39, 40, 42
Ziekteverzuim 15, 110
Zij-instromers 15
Zorgaanbieders 17
Zorguitgaven 27
Zorgvragers 17
In dit jaarverslag zijn de economische en budgettaire cijfers zoveel mogelijk geactualiseerd op basis van CBS-publicaties. Daar waar geen geactualiseerde gegevens beschikbaar waren is uitgegaan van het Centraal Economisch Plan 2004. In toelichtende voetnoten is aangegeven dat deze aanpak (beperkte) inconsistenties in het cijferbeeld kan opleveren.
Onder werkloosheidsval wordt verstaan de belemmering om vanuit een situatie van werkloosheid een betaalde baan te accepteren als gevolg van een daaruit voortvloeiende terugval in inkomen.
Bij de berekening van het EMU-saldo wordt uitgegaan van het transactiebegrip. De EMU-schuld is op kasbasis. Hierdoor is er bijvoorbeeld bij de rente een correctie nodig om van het EMU-saldo (hangt af van de rentelasten op transactiebasis) naar EMU-schuld te komen (wordt beïnvloed door de rentelasten op kasbasis).
Onder een incidentele afwijking wordt een afwijking verstaan die zich slechts in één jaar voordoet zonder gevolgen voor de opbrengsten in volgende jaren.
Een structurele afwijking werkt volledig door naar de toekomstige jaren. Een tijdelijke afwijking betekent dat in het betrokken jaar de ontvangst lager of hoger is uitgekomen dan werd geraamd, maar dat verondersteld wordt dat dit in het jaar daarop gecorrigeerd wordt en tot een hogere c.q. lagere ontvangst leidt. Incidenteel betekent een éénmalig hogere of lagere ontvangst die zich alleen voordoet in het desbetreffende jaar.
In 2002 bedroegen de belastingontvangsten 23,6% van het BBP. Daarnaast zal een lagere nominale groei van het BBP in de regel ook leiden tot minder premie-ontvangsten. In 2002 bedroegen de premie-ontvangsten 13,7% van het BBP.
Ook op middellange termijn kan de progressiefactor afwijken van 1, bijvoorbeeld onder invloed van de vergrijzing wanneer ouderen relatief veel zullen ontsparen en (laagbelaste) pensioenuitkeringen ontvangen.
Voor 2003 staat de voorlopige sleutel vast die de verdeling tussen belastingen en premies bepaalt. Hierdoor komt van de premieverhoging in eerste instantie 0,2 miljard terecht bij de belastingen. Dit wordt bij de afrekening in 2005 via een nabetaling gecorrigeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29540-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.