29 522
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot de plaats van levering van gas en elektriciteit (implementatie richtlijn gas en elektriciteit)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 27 mei 2004

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij constateren dat de voorgestelde regeling een aantal belangrijke knelpunten bij de BTW-heffing op de levering van elektriciteit en gas oplost.

Genoemde leden constateren dat de BTW-regels zo worden geharmoniseerd dat voor het bepalen van de plaats van levering van gas via het aardgasdistributiesysteem en van elektriciteit niet langer het vervoer het criterium is, maar onderscheid wordt gemaakt naar de afnemer van de levering. Kan – gelet op het feit dat Nederland relatief veel gas en elektriciteit exporteert – worden geschetst wat de budgettaire consequenties zijn voor de schatkist? Genoemde leden vrezen namelijk dat onderhavige maatregel tot gevolg heeft dat minder BTW geheven gaat worden in Nederland. Immers voorheen werd op grond van de Nederlandse wetgeving altijd BTW geheven in Nederland (het begin van het vervoer lag hier). In de toekomst zal in veel gevallen de heffing naar het buitenland worden overgeheveld. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het voor het bedrijfsleven van groot belang is dat de handel zo eenvoudig mogelijk en zonder veel fiscale beslommeringen kan plaatsvinden. Genoemde leden zijn dan ook zeer content met introductie van de verleggingsregeling naar de afnemer indien de plaats van levering is gelegen in een lidstaat waar de leverancier niet is gevestigd. Zij constateren dat deze regeling vooral in het belang is van de Nederlandse ondernemers die elders hun diensten verrichten. Kan inzicht worden gegeven in de 30 Nederlandse bedrijven die van deze verleggingsregeling profiteren?

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Samsom (PvdA), Luchtenveld (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD) en Van Beek (VVD).

Naar boven