Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29521 nr. 457 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29521 nr. 457 |
Vastgesteld 30 januari 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid over de brief van 25 november 2022, inzake de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022 (Kamerstuk 29 521, nr. 456).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2022 aan Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 22 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rudmer Heerema
Adjunct-griffier van de commissie, Koerhuis
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief over de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten. Wel hebben zij nog een paar vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie worden niet vrolijk van de kabinetsbrief. De Sahelregio is en blijft een puinhoop, en tegen beter weten in blijft Nederland militairen sturen naar die regio.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief betreffende de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsbrief van 25 november jl. betreffende de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022.
Politieke situatie en veiligheidsontwikkelingen in de Sahel en West-Afrika
Inbreng VVD
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de gehele brief weinig is geschreven over migratie en het tegenhouden van migratiestromen uit de desbetreffende regio. Dit betreuren deze leden, want dit zou een onderdeel van de veiligheidsstrategie moeten zijn. De leden van de VVD-fractie zouden graag meer toelichting krijgen van het kabinet op het belang van het inperken van migratiestromen. Op welke manier speelt migratie een rol in de inzet van deze verschillende missies? Zouden zij een overzicht mogen ontvangen van de missies die een migratie-gerelateerde doelstelling hebben? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Zoals toegelicht in de Kamerbrieven de «Samenhangbrief» d.d. 17 juni jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 446), «Nederlandse inzet in de Sahelregio» d.d. 11 juli 2022 (Kamerstuk 29 237, nr. 178) en «Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahelregio en West-Afrikaanse kuststaten post-2022» d.d. 25 november jl. (Kamerstukken 29 521 en 29237, nr. 456) is de Nederlandse veiligheidsinzet erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen. Daarmee wil het kabinet, waar gewenst en mogelijk, proactief bijdragen aan de aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie.
Het gebrek aan duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel brengt namelijk risico’s met zich mee voor zowel de Sahel en West-Afrika, als voor Nederland en de EU, bijvoorbeeld in de vorm van georganiseerde misdaad en irreguliere migratiebewegingen. Alleen bij de civiele EU-missie EUCAP Sahel Niger is er in de doelstellingen aandacht voor het tegengaan van irreguliere migratie. Deze missie is gericht op het opbouwen van capaciteit van de Nigerese veiligheidsdiensten. Nederland levert zowel een personele als financiële bijdrage aan deze missie. De financiële bijdrage omvat vijf miljoen euro ten behoeve van de oprichting van twee additionele mobiele grensteams van de Nigerese politie en aanverwante vertrouwenwekkende activiteiten met de lokale bevolking. De andere missies waaraan Nederland bijdraagt hebben geen specifieke migratie-doelstellingen in het mandaat.
In het kader van de migratiedoelen van het kabinet wordt gewerkt aan de ontwikkeling van partnerschappen met derde landen met als doel het bestrijden van irreguliere migratie, mensenhandel en mensensmokkel, ingekaderd in een bredere relatie. Het opzetten en uitvoeren van deze partnerschappen vergt tijd, en gezien niet altijd overeenkomstige belangen is succes lang niet altijd gegarandeerd. Vanzelfsprekend zal uw Kamer hier tijdig over worden geïnformeerd.
De leden van de VVD-fractie lezen niets over de invloed van China in de Sahel en de West-Afrikaanse kuststaten. Dit terwijl het bekend is dat met name de Sahel-regio in de laatste maanden een belangrijk onderdeel is geworden voor China’s uitbreiding van het Belt and Road Initiative. Dit zou een punt van aandacht moeten zijn, maar wordt niet genoemd. Kan de Minister verder toelichten hoe er bij de missies rekening gehouden wordt met de groeiende Chinese invloed, en in het algemeen effectiever wordt ingespeeld op de nieuwe geopolitieke realiteit.
Het kabinet deelt de opvatting dat de Chinese invloed een punt van aandacht moet zijn. De opkomst van China wereldwijd is steeds zichtbaarder op het Afrikaanse continent, in het bijzonder de toename van de economische en politieke invloed van China, onder meer via bilaterale schuldrelaties met Afrikaanse landen. Het bieden van een geloofwaardig alternatief voor deze Chinese invloed in de Sahel maakt geen op zichzelf staand onderdeel uit van de mandaten van de VN- en EU-missies aldaar. De EU is echter nog steeds de grootste investeerder, handelspartner en verstrekker van ontwikkelingshulp (ODA) in Afrika en heeft daarmee ook nog steeds een sterke uitgangspositie om een alternatief te zijn voor de andere geopolitieke spelers in Afrika, die hun machtspositie in de Sahel proberen te vergroten. De EU beoogt via de Global Gateway strategie, met een duidelijke merknaam en politiek narratief, investeringen te mobiliseren. De strategie gaat uit van kernprincipes zoals hoge standaarden, goed bestuur en transparantie, gelijkwaardige partnerschappen en duurzaamheid. Nederland, de EU- en like-minded landen spannen zich ervoor in om betrouwbare partners te zijn van de Sahellanden door de samenwerking op het gebied van onder meer ontwikkeling en veiligheid. In enkele landen krijgt deze samenwerking vorm in internationale missies, waaraan ook Nederland een bijdrage levert.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet op pagina 3 schrijft over een overheid in de Sahel die ofwel afwezig ofwel corrupt en niet inclusief is, en dat het sociaal contract tussen burgers en overheid hersteld moet worden. Deze leden vragen hierbij hoe het Nederlandse kabinet concreet denkt ervoor te zorgen dat deze situatie verbetert, en of deze inspanningen voldoende zullen zijn om de eerdergenoemde problemen te verhelpen. Daarnaast vragen zij het kabinet te reflecteren op de vraag in hoeverre verbetering mogelijk is, als het betreffende partnerland zelf onvoldoende bereid is stappen te zetten? Deze leden krijgen graag een realistische reflectie van het kabinet.
De verantwoordelijkheid voor herstel van het sociaal contract ligt in de eerste plaats bij de nationale en decentrale overheden in de Sahellanden. Samen met gelijkgezinde partners ondersteunt Nederland dit proces via uiteenlopende programma’s die de rechtsstaat bevorderen en checks & balances versterken. Tevens draagt Nederland bij aan stabilisatiefondsen voor de Tsjaadmeerregio en de Liptako-Gourma-regio, het grensgebied van Mali, Burkina Faso en Niger. Deze bevorderen de leefomstandigheden en het herstel van veiligheid en rechtsorde in deze gebieden en dragen zo bij aan versterking van het sociaal contract en de terugkeer van ontheemden. De ondersteuning wordt uitgevoerd via multilaterale en non-gouvernementele organisaties. Waar de situatie dat toelaat werken deze samen met nationale en decentrale overheden. Er wordt geen begrotingssteun of directe financiële steun via ontwikkelingssamenwerkingsprojecten gegeven aan de centrale overheden van Mali en Burkina Faso.
Het kabinet hecht aan het formuleren van realistische doelstellingen. Gezien de weerbarstige politieke en veiligheidscontext in de Sahellanden is er geen garantie dat de Nederlandse inzet zich onmiddellijk vertaalt in een verbetering van de situatie. Het kabinet brengt deze risico’s vooraf in kaart. De inzet wordt actief gevolgd en waar nodig aangepast. Zoals toegelicht in de Kamerbief «Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahelregio en West-Afrikaanse kuststaten post-2022» (Kamerstukken 29 521 en 29237, nr. 456) zal het kabinet uw Kamer in de eerste helft van 2023 informeren over de Nederlandse geïntegreerde inzet in de Sahelregio, in het verlengde van de Afrikastrategie.
Verder hebben de leden van de VVD-fractie specifieke vragen rond Mali. In hoeverre is er bij de Malinese overheid bereidheid om het sociale contract met burgers te herstellen? En hoe verhoudt zich dit tot de door het kabinet genoemde operaties van met Malinese leger samen met Russische huurlingen, waarbij mensenrechten worden geschonden?
De situatie is niet eenduidig. Enerzijds hebben de Malinese transitieautoriteiten zich in een overeenkomst met ECOWAS gecommitteerd aan de terugkeer naar democratisch bestuur, uitmondend in presidentiële verkiezingen begin 2024. De aanstaande organisatie van lokale verkiezingen en een referendum over een nieuwe Grondwet in 2023 lijkt te wijzen op politieke wil om het sociale contract tussen burgers en overheid te herstellen. Dit zal een grote opgave zijn vanwege de volatiele veiligheidssituatie en het gebrek aan overheidsgezag in Noord- en Centraal-Mali. Anderzijds heeft het kabinet ook zorgen over de politieke wil van de Malinese transitieautoriteiten om het sociale contract te herstellen, mede gezien de mensenrechtenschendingen begaan door het Malinese leger en Russische paramilitairen bij contraterrorisme-operaties.
Het kabinet erkent dat het een uitdaging is om dit sociale contract op korte termijn te herstellen. In reactie op beschuldigingen van hogergenoemde mensenrechtenschendingen hebben de Malinese autoriteiten herhaaldelijk gesteld dat zij de primaire verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten te beschermen en zich zodoende in te zetten voor de strijd tegen straffeloosheid. Nederland, de EU en ook MINUSMA volgen de mensenrechtensituatie nauwlettend, MINUSMA brengt daarover regelmatig rapportages uit. Nederland en de EU zullen de Malinese transitieautoriteiten hierop blijven aanspreken.
Kunnen operaties van het Malinese leger het sociale contract niet juist verder ondermijnen, als het, zoals het kabinet schrijft, het geval is dat terreurgroep Jama’at Nasr al-Islam wal Muslimin (JNIM) probeert de invloed van Russische huurlingen terug te dringen? Met andere woorden, is het mogelijk dat een offensief van Wagner en het Malinese leger burgers juist in de armen van JNIM drijft?
Het kabinet maakt zich zorgen over mensenrechtenschendingen waarmee onder andere de Wagner Groep en het Malinese leger in verband worden gebracht. Uit rapportages van MINUSMA blijkt dat zelfverdedigingsmilities en terroristische groeperingen als JNIM verantwoordelijk zijn voor de meeste mensenrechtenschendingen in Mali. JNIM is vooral actief, en krijgt steun, in gebieden waar gemarginaliseerde bevolkingsgroepen wonen (vooral in Noord- en Centraal-Mali). Offensieven van het Malinese leger en Wagner, die tevens geregeld gepaard gaan met mensenrechtenschendingen, kunnen burgers in de armen van jihadisten of zelfverdedigingsmilities drijven.
Nederland vindt het daarom van belang om in dialoog te blijven met Mali en andere landen waar Russische paramilitairen actief zijn, onder andere om de zorgen over mensenrechtenschendingen te adresseren en samenwerking met Russische paramilitaire organisaties te ontmoedigen. Ook voeren de VN, de EU en Nederland een brede dialoog met de Malinese autoriteiten over mensenrechten en accountability.
Inbreng D66
De leden van de D66-fractie maken zich ten eerste zorgen over de grondoorzaken van de instabiliteit in de Sahel-regio en West Afrika. De langdurige armoede, voedselonzekerheid en lage bestaanszekerheid zijn al schrijnend, maar met klimaatverandering als multiplier is de verwachting dat de situatie de komende jaren hard achteruit zal gaan. Wat doet het kabinet met internationale partners om tegelijkertijd de grondoorzaken van instabiliteit en conflicten in deze regio aan te pakken? Wat is daarvoor de strategie?
In de Kamerbrief over het geïntegreerde Nederlandse beleid in de Sahel, die de Kamer in de eerste helft van 2023 toekomt, zal het kabinet verder ingaan op de grondoorzaken van instabiliteit en conflict; de gevolgen van klimaatverandering; de Nederlandse inzet op gebied van diplomatie, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking; en samenwerking in Europees verband en met andere internationale partners.
De leden van de D66-fractie lezen over de internationale spanningen rondom de situatie in Mali. Deze leden vinden het goed nieuws dat er in Mali een akkoord is gesloten over de terugkeer van een democratisch bestuur, maar vrezen ook voor de verslechterde relatie tussen de Malinese transitieautoriteiten en de internationale gemeenschap. Kan de Minister toelichting geven op de 49 Ivoriaanse gevangenen in Mali? Klopt het dat deze gevangenen gelieerd waren aan de missie van de Verenigde Naties (VN) in Mali?
In juli dit jaar werden 49 militairen uit Ivoorkust door de Malinese transitieautoriteiten opgepakt. Drie vrouwelijke militairen zijn begin september vrijgelaten. De militairen waren ingehuurd als beveiligers voor de luchtvaartmaatschappij Sahel Aviation Services (SAS), dat diensten levert aan landen die troepen leveren aan MINUSMA. Volgens de Malinese transitieautoriteiten waren de Ivoriaanse militairen zonder toestemming aanwezig in Mali, en worden zij verdacht van een «poging de staatsveiligheid te ondermijnen». MINUSMA heeft erkend dat er procedurele fouten zijn gemaakt bij de aanmelding van de Ivoriaanse militairen, waardoor zij bij aankomst niet over de juiste papieren beschikten. Ivoorkust eist de vrijlating van de militairen. De VN heeft de Malinese beschuldigingen richting de militairen ontkend en roept op tot vrijlating. Er vinden vanuit ECOWAS verschillende bemiddelingspogingen plaats voor de vrijlating van de overige militairen.
Kan de Minister toelichten wat de betekenis is van het terugtrekken van Ivoorkust uit de VN-missie, net als de terugtrekking van Denemarken, Groot-Brittannië en Duitsland?
De terugtrekking van Denemarken en het aangekondigde vertrek van Ivoorkust, Groot-Brittannië en Duitsland betekent een afname van het aantal troepen en de beschikbare technologisch hoogwaardige capaciteit voor MINUSMA. Wanneer dit niet wordt gecompenseerd door (additionele) bijdragen van andere landen zal dit een negatieve invloed hebben op de effectiviteit en slagkracht van MINUSMA. De invloed van de wijzigende troepensamenstelling is één van de aspecten die wordt meegenomen in de strategische herziening van MINUSMA, die begin 2023 wordt verwacht.
Kan de Minister een toelichting geven de betekenis van de aanwezigheid van de Wagner Group in Mali voor de geopolitieke en militaire situatie in het land?
De aanwezigheid van Russische paramilitaire eenheden in Mali, waarvan een deel opereert onder naam van de Wagner Group, heeft de veiligheidssituatie ernstig gecompliceerd. De Russische paramilitaire eenheden ondersteunen de Malinese strijdkrachten bij militaire operaties waarbij vanuit de lucht en op land wordt opgetreden.
De aantallen Russische paramilitairen zijn echter beperkt en kunnen het vacuüm dat met het vertrek van de Franse Operatie Barkhane is ontstaan niet vullen. Bovendien brengt de gewelddadige werkwijze van de paramilitaire groepen risico’s met zich mee. Deze wijze van optreden zal waarschijnlijk op termijn de voedingsbodem voor gewelddadig extremisme vergroten.
De Russische Federatie probeert met beperkte militaire steun haar geopolitieke footprint in Afrika te vergroten en de invloed van Westerse landen terug te dringen. Rusland bouwt daarbij vaak voort op historische banden die nog uit de Sovjettijd en de dekolonisatie stammen.
Welke invloed heeft de Oekraïense aanval op het hoofdkwartier van de Wagner Group in Kadiivka op 10 december op de status van de militaire groep?
Het kabinet kan op dit moment geen inschatting geven van de invloed van deze gebeurtenis op de status van de Wagner Group.
De leden van de D66-fractie lezen dat de relatie tussen buurlanden Mali en Niger verder is verslechterd. Deze leden zijn hoopvol over het feit dat de Nigerese regering de veiligheidssamenwerking met Europese en internationale partners wil verbeteren en delen de positieve houding van het kabinet hierover. De leden willen de Minister hier nog enkele vragen over stellen. Deelt de Minister de mening van de leden van de D66-fractie dat er op internationale samenwerking met Niger moet worden ingezet om te voorkomen dat Rusland meer invloed krijgt in het land? Kan de Minister toelichten hoe deze verdergaande samenwerking er in de praktijk uit zal zien?
Het kabinet deelt deze mening en beziet daarom mogelijkheden om de Nederlandse veiligheidsinzet in Niger te intensiveren. De recent opgerichte EU Military Partnership Mission Niger (zie Kamerbrief: Opvolging CD RBZ: EU Military Partnership Mission in Niger d.d. 9 december jl., Kamerstuk 33 279, nr. 35) biedt hiertoe wellicht mogelijkheden. Vanzelfsprekend zal uw Kamer over een eventuele bijdrage tijdig worden geïnformeerd.
Nederland draagt reeds bij aan capaciteitsversterking en hervorming van de Nigerese veiligheidssector via EUCAP Sahel Niger. Ook zet het kabinet in op versterking van internationale samenwerking met Niger, onder meer op irreguliere migratie en justitie. Zo bracht de Nigerese Minister van Justitie in mei-juni 2022 een bezoek aan Nederland met het oog op het delen van kennis en ervaring op het gebied van toegang tot justitie, mensenrechten, anti-corruptie en een mensgerichte benadering in de justitieketen. Ter intensivering van de diplomatieke banden en verdere verkenning van samenwerkingsmogelijkheden zal de Minister voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking samen met de Staatssecretaris van Justitie & Veiligheid eind januari een bezoek brengen aan Niger.
Hoe zal Nederland, samen met de Europese Unie (EU) en andere internationale partners, proberen te voorkomen dat ook Niger, net als buurland Mali, de samenwerking met Rusland zal gaan opzoeken?
De Nigerese overheid heeft de wens uitgesproken de komende jaren haar eigen krijgsmacht te verdubbelen om jihadisten te bestrijden. In tegenstelling tot Mali kiest Niger onder de huidige regering daarnaast nadrukkelijk voor militaire samenwerking met verschillende Europese en andere internationale partners. De Nederlandse en EU inzet wordt onder vraag 11 toegelicht en is erop gericht om als betrouwbare partner van de Nigerese autoriteiten een geloofwaardig alternatief te bieden voor samenwerking met mogendheden als Rusland.
De leden van de D66-fractie vinden het zorgwekkend om te lezen dat ook in Burkina Faso het pro-Russische sentiment groeit. Hoe reëel is het volgens de Minister dat ook de nieuwe leiders van Burkina Faso richting Rusland zullen bewegen? Hoe groot acht de Minister de kans dat ook in Burkina Faso de Wagner Group actief zal worden?
De Burkinese transitieregering heeft gezien de grote veiligheidsproblemen in het land een sterke behoefte aan militaire steun van internationale partners. De Burkinese transitieregering sprak na de machtsgreep van september 2022 uit dat zij haar partnerschappen op dit vlak wil «diversifiëren» en noemde daarbij nadrukkelijk ook Rusland als mogelijke partner. Daarbij werd niet gesteld dat westerse landen zouden afvallen als mogelijke partner. Burkina Faso heeft ook steun gevraagd aan Frankrijk en ontving recentelijk de Europese Speciaal Vertegenwoordiger voor de Sahel en de Amerikaanse Staatssecretaris voor Politieke Zaken om over de politieke situatie en veiligheidssamenwerking te praten. Het lijkt erop dat de transitieautoriteiten vooralsnog alle opties openhouden. Transitiepresident Traoré heeft herhaaldelijk gesteld geen behoefte te hebben aan buitenlandse speciale eenheden in het land. Ten aanzien van de Wagner Group heeft het kabinet kennisgenomen van de recente bewering van de Ghanese president dat Wagner al actief zou zijn in Burkina Faso. Het kabinet kan deze bewering niet bevestigen.
Kan de Minister toelichten wat de EU en andere westerse partners gaan doen om ervoor te zorgen dat Burkina Faso geen verdere samenwerking met Rusland zal aangaan?
De EU zet de dialoog tussen de EU en Burkina Faso voort, om als betrouwbare partner een geloofwaardig alternatief voor Rusland te zijn. De EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Sahel, Emanuela Del Re, bracht eind november jl. een bezoek aan Burkina Faso, waar ze onder andere sprak met de transitiepresident Traoré en premier Kyelem. De EU heeft verder aangekondigd om, als de lidstaten daarmee instemmen op basis van de ontwikkelingen, een crisismanagement concept op te stellen voor een EU-missie in Burkina Faso.
De VS ondersteunt Burkina Faso in de strijd tegen terrorisme. Ook heeft de VS besloten Burkina Faso volgend jaar weer uit te nodigen voor de Amerikaans-geleide internationale oefening Flintlock in Ivoorkust en Ghana, nadat Burkina Faso geschorst werd van deelname in 2022 vanwege de staatsgreep in januari jl.
Nederland draagt binnen Flintlock 2023 bij aan het versterken van de capaciteit van onder andere eenheden uit Burkina Faso, Ghana en Ivoorkust. Met Flintlock wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale samenwerking bij transregionale veiligheidskwesties en het bevorderen van informatie- en inlichtingendeling tussen deelnemende landen. Daarnaast draagt Flintlock bij aan het versterken van de capaciteiten van West-Afrikaanse partners om zorg te dragen voor de lokale veiligheid. Dergelijke samenwerking en steun biedt de kans om onderling vertrouwen op te bouwen. Randvoorwaarden voor de Nederlandse samenwerking met Burkina Faso binnen Flintlock zijn een blijvende open houding van de Burkinese transitieautoriteiten ten aanzien van de internationale gemeenschap en een positief oordeel van ECOWAS ten aanzien van het democratische transitieproces in Burkina Faso.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het toenemende terroristische en extremistische geweld in de West-Afrikaanse kuststaten, bijvoorbeeld van jihadistische groepen. Deze leden vernemen dat deze staten expliciete steun vragen aan de internationale gemeenschap voor het tegengaan van terroristische groeperingen. Kan de Minister toelichten welke inzet Nederland hierin levert? Hoe groot zijn de gevolgen van het toenemende terrorisme in de West-Afrikaanse kuststaten voor Europa? Verwacht de Minister een toenemende groep vluchtelingen uit deze regio of bijvoorbeeld een verhoogde kans op terroristische aanslagen op ons continent?
Het kabinet maakt zich eveneens zorgen over de expansie van terroristische groeperingen vanuit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten. In de eerste plaats is deze toegenomen terroristische dreiging een zorg voor de landen in de regio, alsook voor Nederlandse belangen ter plaatse (waaronder economische belangen). Daarnaast kan de verhoogde dreiging in de toekomst leiden tot verhoogde migratiebewegingen. De ontwikkelingen leiden vooralsnog niet tot een verhoogde terroristische dreiging voor het Europese continent.
Om deze ontwikkelingen beter te monitoren en duiden heeft Nederland een Regionale Veiligheidscoördinator op de ambassade in Ghana geplaatst, met als werkgebied de kuststaten. Nederland benadrukt het belang van een door nationale overheden gestuurde aanpak om de expansie tegen te gaan. Concreet levert Nederland hiertoe o.a. steun aan de Académie internationale de lutte contre le terrorisme, door Ivoorkust opgericht samen met Frankrijk, om bij te dragen aan de capaciteiten van veiligheidsactoren ter plaatse. Nederland besteed hiernaast, met name in Benin, vanuit bestaande OS-middelen meer aandacht aan het aanpakken van de grondoorzaken van de expansie van terrorisme.
Inbreng PVV
De leden van de PVV-fractie zien dat het kabinet óók constateert dat het er allemaal niet beter op wordt in de Sahel-regio. Als grondoorzaken noemt het kabinet onder meer de voedselonzekerheid, de bevolkingsgroei, het machtsvacuüm in bepaalde gebieden, en de corruptie. Maar wat doet de Nederlandse inzet concreet op die punten, en welke resultaten zijn er op die gebieden gehaald met de inzet het afgelopen vijf jaar?
Nederland is een gecommitteerde OS-speler in de Sahel. De komende vier jaar investeert Nederland ongeveer 400 miljoen euro in de Sahel. Specifieke prioriteiten op het vlak van ontwikkelingssamenwerking zijn private sectorontwikkeling (met focus op jongeren en beroepsonderwijs), sociale vooruitgang (onder andere seksuele en reproductieve gezondheid en rechten), voedselzekerheid en watermanagement, en vrede & rechtstaat. bijvoorbeeld. Ook is het belangrijk dat er voldoende banen worden gecreëerd voor de jeugd. Zo kregen meer dan 1.000 jonge Burkinezen dankzij Nederlandse inzet in 2021 een basistraining in ondernemerschap. Ook zijn 7.656 boeren in Mali weerbaarder gemaakt voor de mogelijke gevolgen van klimaatverandering In de Kamerbrief over het geïntegreerde Nederlandse beleid in de Sahel, die de Kamer in de eerste helft van 2023 toekomt en die voortbouwt op de Afrikastrategie, zal het kabinet de Nederlandse inzet gericht op het adresseren van de grondoorzaken van instabiliteit en conflicten in de Sahel nader toelichten. Voor andere resultaten van de afgelopen vijf jaar, bijvoorbeeld op gebied van voedselzekerheid, water en sanitatie en toegang tot recht, wordt verwezen naar de OS-resultatenrapportages1.
De leden van de PVV-fractie kunnen namelijk niet uit de brief opmaken dat er resultaten zijn geboekt met betrekking tot de aanpak van die grondoorzaken, ook niet met de militaire bijdragen aan de diverse missies. Ook is het islamitisch terrorisme in de Sahel en West-Afrika in omvang gegroeid. Het kabinet geeft het zelf aan. Maar wat is hierop het antwoord? De militaire missies doen er vrij weinig aan en de politieke chaos in de regio maakt het de terroristen wel erg makkelijk.
Het kabinet streeft naar samenhang van middelen en beleidsinstrumenten van de lokale, internationale en (aanvullende) Nederlandse en Europese veiligheidsinzet in de Sahel en de West-Afrikaanse kuststaten, opdat deze elkaar versterken. Hierbij hecht het kabinet eraan te benadrukken dat de inzet altijd zal blijven plaatsvinden in een complexe, weerbarstige en onvoorspelbare context, waarin resultaten niet gemakkelijk te boeken zijn. Bovendien is het moeilijk om effecten te meten, omdat niet bekend is wat er gebeurd zou zijn zonder betrokkenheid van de internationale gemeenschap.
Het is de opvatting van het kabinet dat een vertrek van de internationale gemeenschap uit de regio de bewegingsruimte voor jihadistische organisaties zou vergroten. Daarom acht het kabinet het van belang om een bijdrage te blijven leveren aan veiligheid en stabiliteit in de Sahel en de bredere regio, onder meer via bijdragen aan internationale missies ter bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. Hiermee worden immers ook de Europese en Nederlandse veiligheidsbelangen gediend.
Wat betreft het aan IS en Al-Qaida gelieerde terrorisme, willen de leden van de PVV-fractie graag een wat uitgebreidere analyse zien. Een analyse die wat nauwkeuriger antwoord geeft op vragen zoals: hoeveel aantallen strijders hebben deze terreurgroepen? In welke mate vormen zij een bedreiging voor Nederland en andere westerse doelen/belangen? Zijn er statelijk actoren, uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten, die het terrorisme voeden? Hoe komen deze terreurgroepen aan hun wapens, etc.? Wellicht kan het kabinet hier wat uitgebreider op ingaan bij de nationale Afrikastrategie waar nu aan wordt gewerkt.
Jihadistische terreurgroepen in de Sahel beschikken over enkele honderden tot enkele duizenden strijders. Zij hebben in het verleden aanslagen uitgevoerd op westerse burgers in en rond de Malinese hoofdstad Bamako. Ook zijn er westerlingen in de Sahel (voor losgeld) ontvoerd. Deze dreigingen zijn niet geweken. In het verleden kwam het ook geregeld tot gevechten tussen jihadisten en westerse militairen. Door de sterke afname van westerse militaire activiteiten in de Sahel, is de kans op dergelijke gevechten tegenwoordig aanzienlijk kleiner. Aan Al Qaida en IS gelieerde groepen in de Sahel hebben geen aanslagen uitgevoerd op westerse doelen buiten de regio.
Er zijn geen aanwijzingen dat statelijke actoren uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten terroristische organisaties in de Sahel (actief) steunen.
Terroristische organisaties in de Sahel halen financiering en middelen voornamelijk uit de regio zelf, bijvoorbeeld door smokkel, afpersing, illegale mijnbouw, omkoping en het eisen van losgeld.
In die strategie, die in het eerste kwartaal van 2023 wordt afgerond, willen de leden van de PVV-fractie ook een helder antwoord op de vraag hoe nu omgegaan moet worden met de invloed van Wagner-huurlingen in Afrika en hun samenwerking met de lokale autoriteiten. Dat de invloed van Wagner zwaar negatief is, is voor iedereen wel helder. Maar welke mogelijkheden ziet het kabinet om de invloed van Wagner terug te dringen? En hoe gaat Nederland harder optreden tegen de autoriteiten en politieke leiders van landen die de deur wagenwijd openzetten voor Wagner-huurlingen?
Het kabinet deelt de zorgen over de aanwezigheid van de Wagner Group in Afrika. Volgens verschillende bronnen zou de Wagner Group actief zijn in de Centraal Afrikaanse Republiek, Mali, Soedan en Libië.
Het kabinet acht het van belang om in internationaal verband Rusland te blijven aanspreken op de zorgen over onder andere mensenrechtenschendingen gepleegd door paramilitairen van Russische herkomst, waaronder gelieerd aan de Wagner Group. Nederland vindt het daarnaast van belang om in dialoog te blijven met landen waar Russische paramilitairen actief zijn, onder andere om de samenwerking met Russische paramilitaire organisaties te ontmoedigen. Daarnaast is de Nederlandse en EU inzet erop gericht om als betrouwbare partner een geloofwaardig alternatief te bieden voor samenwerking met mogendheden als Rusland.
In de brief stelt het kabinet verder dat «mogendheden als Rusland» behoorlijk foute dingen doen in de Sahel en West-Afrika. Deze leden vragen zich af welke mogendheden, naast Rusland, het kabinet allemaal bedoelt? Wordt hiermee ook indirect naar China gewezen? Zo ja, kan de invloed van China in de regio bij de Afrika-strategie in kaart gebracht worden, en kan worden aangegeven in hoeverre dat van negatieve invloed is op de politieke situatie en de veiligheidsontwikkelingen?
Eén van de belangrijkste ontwikkelingen in de Sahel is de groeiende geopolitieke concurrentie tussen regionale (super)machten. Geopolitieke actoren zoals Rusland, maar ook Turkije, Iran, de Golfstaten en China proberen gaandeweg hun economische, politieke en/of religieuze invloed in de Sahel en West-Afrika te versterken. Dit gaat ten koste van de positie van aan Nederland gelijkgestemde geopolitieke actoren, zoals de EU en de VS. De geopolitieke concurrentiestrijd op het Afrikaanse continent wordt niet alleen door politiek-strategische, maar juist ook door economische belangen en ambities gevoed – waarbij deze vaak verstrengeld zijn. China investeert in fysieke en digitale infrastructuur in Afrika, onder meer via het Belt & Road Initiative en via de Digital Silk Road. De toenemende invloed van China in Afrika, onder meer via bilaterale schuldrelaties, komt ook aan de orde in de Afrikastrategie.
Het discours van de EU, inclusief de nadruk op mensenrechten en belang van good governance, vindt mede door de opkomst van andere geopolitieke actoren niet automatisch weerklank onder de Sahel-landen. Continuering van de dialoog tussen EU-lidstaten en de autoriteiten in de Sahel in samenhang met het EU beleidsinstrumentarium is belangrijk om als betrouwbare partner een geloofwaardig alternatief te zijn in de Sahel en West-Afrika. Hetzelfde geldt voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld in de Sahel.
Inbreng CDA
De leden van de CDA-fractie delen de kabinetszorgen over de verslechterende veiligheidssituatie in de Sahelregio en de expansie van instabiliteit naar de West-Afrikaanse kuststaten.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het bewust aangewakkerde anti-Franse en antiwesterse sentiment in zowel Mali als in Burkina Faso. Er lijkt voorafgaand aan beide staatsgrepen sprake te zijn geweest van een goed geplande en goed uitgevoerde propagandacampagne. Op social media werden massaal pro-Rusland geluiden verspreid en tijdens demonstraties werd actief gepleit voor het aanhalen van de militaire banden met Rusland. De leden van de CDA-fractie vinden dit een zorgwekkende trend. Klaarblijkelijk zijn Rusland en ook de terroristische organisaties beter in staat om de hearts en minds van de lokale bevolking voor zich te winnen dan de Verenigde Naties en de Europese Unie. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat hier tegenover wordt gesteld. En hoe voorkomen we dat deze trend zich voortzet in Niger en de West-Afrikaanse kuststaten?
In Mali, Burkina Faso en Niger neemt het anti-Franse sentiment onder de bevolking toe, wat kan leiden tot bredere antiwesterse sentimenten. Het kabinet maakt zich hier zorgen over. De antiwesterse sentimenten worden in sommige gevallen bewust aangewakkerd via desinformatiecampagnes van Russische operators, met als doel landen in de Sahel te destabiliseren en de publieke opinie tegen Frankrijk en het Westen te keren. Hierdoor komt de positie van de EU en gelijkgestemde partners onder druk te staan. De continuering van de diplomatieke dialoog en de voortzetting van ontwikkelingssamenwerking, door zowel de EU als Nederland, is een duidelijk signaal van blijvende betrokkenheid bij de bevolking van de Sahel. Het ontwikkelen van een strategische communicatiestrategie en het tegengaan van desinformatie is daarnaast een prioriteit in de uitwerking van de EU Sahel strategie uit 2021. Het kabinet moedigt de EU aan om daar vaart mee te maken. Het kabinet onderzoekt ook hoe Nederland nog meer een bijdrage kan leveren, zowel diplomatiek als programmatisch, aan het tegengaan van de invloed van desinformatiecampagnes, onder andere door het weerbaar maken van de lokale bevolking.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoeveel leden van de Wagner Group in Mali actief zijn.
Naar schatting zijn ongeveer duizend leden van de Wagner Group actief in Mali.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het Accra Initiatief door verschillende regionale en internationale partners wordt gezien als één van de vehikels om de strijd tegen terrorisme in West-Afrikaanse kuststaten mee aan te gaan. Deze leden zijn benieuwd of, en zo ja hoe, dit initiatief door Nederland, de Europese Unie en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) wordt ondersteund?
Het kabinet is ervan overtuigd dat de strijd tegen terrorisme in de West-Afrikaanse kuststaten enkel succesvol kan zijn als deze inzet is vormgegeven onder leiding van de regio zelf. Nederland ziet het Accra Initiatief als een belangrijk operationeel samenwerkingsverband. Om de lidstaten van het Accra Initiatief te ondersteunen bij hun inspanningen tot coördinatie in het licht van veiligheidsuitdagingen, steunt Nederland een regionaal programma van de niet-gouvernementele organisatie « Promediation» . Ook internationaal wordt er gekeken naar mogelijkheden tot steun aan het Accra Initiatief, onder andere door de EU. Tijdens de recente Top op 22 november in Accra aangaande het initiatief, stelde voorzitter van de Europese Raad Charles Michel dat de EU klaar staat om het Accra Initiatief te ondersteunen. Nederland benadrukt dat steun aan het Accra Initiatief vraaggestuurd dient te zijn. De NAVO biedt geen ondersteuning aan het Accra Initiatief. Het kabinet vindt het van belang om, met het oog op een alomvattende aanpak van terrorisme inclusief grondoorzaken in West-Afrikaanse kuststaten, met verschillende regionale partners samen te werken, waaronder met ECOWAS.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de huidige en toekomstige Nederlandse en Europese economische belangen in de Sahel regio en de West-Afrikaanse kuststaten. Wil het kabinet dat de Europese Unie zich positioneert als voorkeurspartner in de regio, net zoals dat bij het Grote Merengebied het geval is?
De West-Afrikaanse regio is de grootste handelspartner en investeringsbestemming van de Europese Unie in Sub-Sahara Afrika. Omgekeerd is de Europese Unie ook voor West-Afrika de grootste handelspartner.
Met name de West-Afrikaanse kustlanden zijn belangrijk voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nigeria, Ivoorkust, Ghana en Senegal behoren tot de top 15 van landen met potentie in de Afrikastrategie van VNO-NCW. In het Nederlandse BHOS beleid behoren deze vier landen dan ook tot de zogenaamde combilanden waar Nederland inzet op een combinatie van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen. Het kabinet is in deze context van grote gezamenlijke economische belangen voorstander van een positionering van de Europese Unie als belangrijke partner in de regio.
Welke rol spelen de Sahel-regio en de West-Afrikaanse kuststaten in de Europese Critical Raw Material Act en de Nationale grondstoffenstrategie?
De Europese Critical Raw Materials Act wordt naar verwachting in maart 2023 gepresenteerd. Het kabinet kan niet vooruitlopen op de rol van de Sahel-regio en de West-Afrikaanse kuststaten hierin. Voor de winning van kritieke materialen zoals gedefinieerd op de Europese Lijst van Kritieke Grondstoffen 2020 is binnen deze regio Guinee (bauxiet) een relevante toeleverancier van de EU.2
De Nederlandse grondstoffenstrategie geeft geen landenprioriteiten aan.
Wel noemt de strategie als één van de handelingsperspectieven diversificatie van handelspartners, onder meer via EU-partnerschappen met derde landen. Nederland zet in op internationale samenwerking en economische diplomatie, onder andere door het sluiten en verdiepen van bilaterale partnerschappen. Dit kan ook de Sahel-regio en West-Afrikaanse kuststaten betreffen, al is er op dit moment vanuit de EU geen specifieke prioriteit aan deze regio gegeven. Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om onder meer het exportkredietinstrumentarium van Atradius Dutch State Business, Invest International , InvestNL en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in te zetten voor het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Bij de inzet van het kabinet op verduurzaming van internationale grondstoffenketens is ook aandacht voor grondstoffen uit deze regio’s. Zo ondersteunt het door Nederland gesteunde Europees Partnerschap voor Duurzame Mineralen (EPRM) op dit moment projecten in Burkina Faso en Mauritanië. Het kabinet zal tevens verkennen welke rol internationale financiële instellingen en de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden kunnen spelen in het verduurzamen van grondstofwinning in ontwikkelingslanden.
Wat is er bekend over de aanwezigheid van China in dit deel van Afrika?
Zie het antwoord op vraag 20.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de Malinese transitieautoriteiten op 10 juli jl. 49 Ivoriaanse militairen gevangen hebben genomen waarvan drie inmiddels zijn vrijgelaten. Waar en waarom zijn deze militairen gevangengenomen en wat is de stand van zaken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Inbreng ChristenUnie
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn bekend met de recente ontwikkelingen in de Sahel en West-Afrika en de situatie aldaar baart hen grote zorgen, mede als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie. Zij delen het standpunt dat een geïntegreerde aanpak noodzakelijk is om een stabiliserende bijdrage te kunnen leveren in de regio. In het verleden is deze aanpak, hoewel de ambitie steeds uitgesproken werd, onvoldoende gerealiseerd, zo concludeerde de evaluatie van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) over de Nederlandse bijdrage aan de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) onlangs. De leden vragen het kabinet dan ook om in de aangekondigde strategische brief rekenschap te geven van deze en andere bevindingen met als doel te komen tot een geïntegreerde aanpak die een effectieve bijdrage levert aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in de regio.
Zoals toegezegd zal het kabinet uw Kamer in de eerste helft van 2023, mede op basis van een regionale conflictanalyse, informeren over de Nederlandse geïntegreerde inzet op het gebied van veiligheid, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en migratie in de Sahelregio, evenals eventuele aanvullende inzet in de West-Afrikaanse kuststaten, en de politiek-strategische doelstelling die aan de Nederlandse inzet ten grondslag ligt. Hierin worden de geïdentificeerde lessen uit Afghanistan en de Nederlandse bijdrage aan VN-missie MINUSMA tussen 2014–2019 meegenomen (d.d. 30 september 2022, Kamerstuk 29 521, nr. 451).
De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten grote waarde aan lokaal eigenaarschap en zijn blij dat het kabinet dit ook als zodanig benoemt. Zij vragen het kabinet op welke manier hieraan uitvoering wordt gegeven in de keuzes die gemaakt worden over de Nederlandse inzet in de regio.
Nederland benadrukt in gesprekken met andere EU lidstaten en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) dat de EU-veiligheidsinzet, ook de bilaterale veiligheidsbijdragen van verschillende EU lidstaten, vraaggestuurd moet zijn en erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij nieuwe missies.
De oprichting van EU MPM Niger is in lijn met deze Nederlandse wens. Deze missie is op verzoek van en in nauw overleg met de Nigerese autoriteiten tot stand gekomen. Zoals uw Kamer bekend ontving Nederland van president Bazoum een verzoek om een overeenkomst af te sluiten ten behoeve van eventuele defensiesamenwerking in de toekomst. Hier is door het kabinet per brief met een positieve grondhouding op gereageerd. Het kabinet zal zorgdragen dat een eventuele Nederlandse militaire bijdrage in Niger aansluit op de behoefte van de Nigerese overheid. Vanzelfsprekend zal uw Kamer hier tijdig over worden geïnformeerd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen dat lokaal eigenaarschap in de knel kan komen nu de geopolitieke rivaliteit in de wereld toeneemt en deze ook zeker niet voorbij gaat aan het Afrikaanse continent. De leden maken zich daarbij zorgen over de groeiende assertiviteit van met name Rusland en China en hun activiteiten in Afrika. Tegelijkertijd willen de leden van de fractie van de ChristenUnie ervoor waken dat het Afrikaanse continent niet wordt gereduceerd tot een speelstuk in een geopolitiek schaakspel van grootmachten waarbij onze relaties met het continent grotendeels in het teken komen te staan van de genoemde spanningen. Deze leden roepen het kabinet dan ook op om hier expliciet op in te gaan in de aangekondigde strategische brief. Zij willen het kabinet daarnaast vragen welke concrete stappen worden gezet om landen in de Sahel-regio te ondersteunen om weerbaar te zijn te midden van alle geopolitieke druk om zo de belangen van de lokale bevolking te kunnen waarborgen.
Het Nederlandse beleid moet primair ten gunste komen aan de lokale bevolking in de Sahel. De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking wordt grotendeels op afstand van de centrale autoriteiten vormgegeven en voornamelijk uitgevoerd door maatschappelijke organisaties, multilaterale partners, lokale overheden en publieke uitvoeringsorganisaties Er wordt geen begrotingssteun of directe financiële steun via ontwikkelingssamenwerkingsprojecten gegeven aan de centrale overheden van Mali en Burkina Faso.
Het kabinet onderschrijft dat de Nederlandse inzet in de Sahel dient bij te dragen aan het herstellen van de weerbaarheid van de bevolking en het behalen van de Sustainable Development Goals-doelstellingen. In de Kamerbrief over de geïntegreerde inzet in de Sahel zal het kabinet nader ingaan op deze doelstellingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in met name Burkina Faso en Mali antiwesterse sentimenten toenemen en dat deze worden benut door Rusland en China. Deze leden roepen het kabinet op om zich op deze ontwikkelingen – die niet beperkt blijven tot deze regio – te bezinnen en in het brede buitenlandbeleid in te zetten op gelijkwaardige samenwerking met landen in het mondiale zuiden. In lijn met briefadvies 36 (Urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie) van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken willen deze leden daarbij aandacht vragen voor het tegengaan van incoherentie in Nederlands beleid dat daarmee geen rekening houdt met de zorgen en belangen van onder andere Afrikaanse landen. Deze leden zijn van mening dat coherent beleid niet alleen rechtvaardig is en een bijdrage levert aan betere leefomstandigheden in de regio, maar ook geopolitieke opponenten de kans ontneemt incoherentie te benutten om antiwesterse sentimenten aan te wakkeren. Deze leden vragen het kabinet dan ook om beleidscoherentie onderdeel uit te laten maken van de geïntegreerde inzet in de Sahel en West-Afrika en daar expliciet uiting aan te geven in de aangekondigde strategische brief van begin 2023.
Het kabinet erkent het belang van gelijkwaardige partnerschappen en beleidscoherentie in het Nederlandse beleid ten opzichte van de Sahel en West-Afrika. Dat komt ook expliciet tot uiting in de Afrikastrategie die het kabinet momenteel ontwikkelt. Voortbouwend op deze strategie gaat het kabinet hier ook op in in de aangekondigde brief over de geïntegreerde inzet in de Sahel.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Nigerese wens om te komen tot bilaterale overeenkomsten in de strijd tegen terrorisme. Deze leden vragen waar deze samenwerking -als het aan Nederland ligt – uit zou moeten bestaan? Daarnaast willen deze leden het kabinet vragen hoe samenhang tussen de verschillende overeenkomsten en met de andere al dan niet militaire initiatieven kan worden gewaarborgd.
Eventuele veiligheidsinzet moet vraaggestuurd zijn en erop gericht Niger in staat te stellen op de lange termijn de eigen veiligheid en stabiliteit te waarborgen. Het kabinet is bereid een overeenkomst met Niger te bespreken gericht op defensiesamenwerking met het oog op een mogelijke veiligheidspresentie van Nederland in Niger. Dit zal onderdeel zijn van een brede en geïntegreerde aanpak die nauw is afgestemd met partners en bondgenoten. Dit is een noodzakelijke stap voor eventuele inzetmogelijkheden van de Nederlandse krijgsmacht en politie. Nederland benadrukt de waarde van een alomvattende samenwerkingsrelatie met Niger, waarbij naast veiligheid ook wordt samenwerkt op andere thema’s, waaronder migratie.
Deze leden zijn daarnaast blij dat de Nigerese overheid tot op heden heeft gekozen voor militaire samenwerking met het Westen in plaats van met Rusland. Tegelijkertijd zijn antiwesterse en met name anti-Franse sentimenten wel degelijk aanwezig in de maatschappij. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen welke bijdrage Nederland op dit moment levert en in de toekomst zou kunnen leveren om dit tegen te gaan en de militaire samenwerking ook voor de toekomst te waarborgen?
Zie ook het antwoord op vraag 32.
Naast de ontwikkelingen in VN- en EU-verband inventariseert het kabinet tevens de mogelijkheden voor eventuele bilaterale en/of multinationale veiligheidssamenwerking met Niger. De behoefte van Niger zelf is hierin leidend. De verkenning hiernaar loopt nog. Door de civiele en militaire samenwerking geïntegreerd vorm te geven en op basis van nationale prioriteiten wordt de kans op duurzame uitkomsten van de inzet vergroot. Ook een toekomstige samenwerking wordt hiermee beter gewaarborgd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat na de machtsgreep van afgelopen oktober nieuwe machtshebbers zijn aangetreden in Burkina Faso. Deze leden hebben kennisgenomen van de inschatting van het kabinet dat er een mogelijkheid bestaat dat deze machtshebbers open zullen staan voor militaire samenwerking met Frankrijk of andere westerse partners. Zij willen het kabinet dan ook vragen hoe Nederland de Burkinese overheid probeert te overtuigen om ondanks de anti-Franse sentimenten een samenwerkingsovereenkomst met Europa te sluiten.
Er is momenteel geen sprake van het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Burkina Faso. Wel blijven de EU en EU-lidstaten in dialoog met Burkina Faso. Ook zetten de EU en lidstaten ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp in Burkina Faso voort. Daarentegen hebben de EU en enkele lidstaten begrotings- en sectorale steun opgeschort. Sinds de machtsgreep van september 2022 is er nog geen aanleiding deze te hervatten. Nederland gaf al geen begrotings- en sectorale steun. De EU heeft verder aangekondigd om, als de lidstaten daarmee instemmen op basis van de ontwikkelingen, een crisismanagement concept te ontwikkelen. Dit is de eerstvolgende stap in het bepalen van eventuele verdere EU-veiligheidsinzet in Burkina Faso.
Zie ook het antwoord op vraag 14.
Missies en Operaties
Inbreng VVD
De leden van de VVD vragen specifiek naar de inzet van de Nederlandse krijgsmacht in Mali. Hoe is gegarandeerd dat Nederlandse militairen te allen tijde vrij zijn het land te verlaten, nu de Malinese regering regelmatig vliegbewegingen van MINUSMA beperkt? En welke garanties, of afspraken met bondgenoten, over bescherming in noodgevallen, zijn er voor de veiligheid van Nederlandse militairen? Kan het kabinet daarbij ook specifiek ingaan op het gevaar dat mogelijk uitgaat van Russische huurlingen, en van de Malinese overheid, nu die buitenlandse militairen van Ivoorkust gevangen heeft gezet? In hoeverre zijn de risico’s hier toegenomen nu Frankrijk uit Mali is vertrokken, en ook het militair belangrijke Groot-Brittannië zich terugtrekt?
Op basis van de Status of Forces Agreement (SOFA) tussen de VN en Mali, heeft de VN formeel vrijheid van beweging in Mali. Een uitzondering hierop zijn vliegbewegingen, hiervoor is instemming van de Malinese verkeersleiding noodzakelijk. Nederlandse militairen houden zich aan de voorgeschreven procedures en ondervinden momenteel geen problemen met de Malinese autoriteiten. Mocht het in de toekomst voorkomen dat vliegbeperkingen optreden in relatie tot vluchten waar Nederlandse militairen gebruik van maken, dan zal worden gezocht naar alternatieve routes.
Binnen de missie draagt de Verenigde Naties zorg voor de veiligheid van VN-militairen. Nederland heeft hierover geen separate overeenkomsten met bondgenoten. Met het vertrek van Frankrijk uit Mali zijn er mogelijkheden voor escalatie-dominantie weggevallen. De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan MINUSMA voorzag niet in een bijdrage aan deze escalatie-dominantie. Het vertrek van het VK zal geen verhoogd risico betekenen. Defensie heeft continue aandacht voor de eventuele dreiging voor Nederlandse militairen in Mali. Indien de veiligheidssituatie verslechtert, worden mitigerende maatregelen genomen.
Er gaat geen opzettelijke fysieke dreiging richting Westerse militairen uit van de Wagner Group. VN-militairen en leden van de Wagner Group ontlopen elkaar in de praktijk. Daarnaast ziet het kabinet geen gevaar voor de Nederlandse militairen vanuit de Malinese transitieautoriteiten. Daar waar de Nederlandse militairen hun rechtspositie ontlenen aan de SOFA van de VN met Mali, geldt dit niet voor de betreffende Ivoriaanse militairen die als sub-contractoren in dienst zijn van MINUSMA.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Wagner Group (terecht) veel aandacht krijgt. Deze leden vragen of er door de oorlog in Oekraïne een afnemende rol is van Wagner in Mali (en andere betroffen landen)? In hoeverre is de aanwezigheid en invloed van de Wagner-Group afgenomen? Indien dit niet zo is, waarom niet?
Het kabinet ziet vooralsnog geen afnemende rol van Wagner in Mali. Een verklaring hiervoor ontbreekt.
Op welke manier kan Nederland bijdragen aan het minimaliseren van de inkomsten van de Wagner-Group?
Paramilitaire eenheden als de Wagner Group halen hun inkomsten veelal uit contractuele inzet in de regio door in opdracht van landen en entiteiten, waaronder Rusland, een veiligheidsinzet te leveren. Het kabinet wil, naast diplomatieke inzet en de aanpak van grondoorzaken van conflicten, inzetten op het minimaliseren van deze inkomsten. Het kabinet kijkt, in Europees verband en in nauwe samenspraak met de regionale organisatie ECOWAS, naar de mogelijkheden hiertoe Voorwaarden hiervoor zijn dat het bijdraagt aan de gestelde EU-beleidsdoelen, voldoet aan juridische vereisten en er overeenstemming binnen de EU bestaat.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie vragen over het criterium voor voortzetting tot en met juni 2024, waarbij er sprake van moet zijn dat «personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN-Veiligheidsraad.» Welke criteria gelden er om te bepalen of de bijdrage effectief is, en hoe wordt dit gemonitord? Is voortzetting van de status quo daarbij gedefinieerd als effectieve bijdrage, of is het hiervoor nodig dat de Malinese regering positieve stappen zet, zoals beëindiging van militaire operaties met de Wagner-Group, waarbij mensenrechten worden geschonden?
Zoals uw Kamer gemeld, werkt de VN momenteel aan een strategische herziening van de missie. Gezien de complexe politieke en veiligheidssituatie in Mali gaat deze herziening ook in op de uitvoering van het mandaat van MINUSMA, de samenwerking met de Malinese transitieautoriteiten en de beperkingen die deze nog steeds opleggen aan de bewegingsvrijheid van de missie. In de herziening zullen aanbevelingen worden gedaan over de noodzakelijke voorwaarden voor MINUSMA om effectief te blijven en worden opties besproken over de toekomstige vormgeving van de missie. Op basis van die informatie wordt bepaald of de missie nog effectief kan zijn en de doelstellingen van het mandaat kan uitvoeren. Zolang dit volgens de VN nog het geval is, is de Nederlandse bijdrage hieraan ondersteunend en daarmee als effectief te beschouwen. Parallel heeft het kabinet regelmatig contact met de uitgezonden Nederlanders over hun bijdrage aan de missie.
En verwacht het kabinet tegen het voorziene einde van de missie in juni 2024 significante verbeteringen in de Malinese veiligheidssituatie? Zo ja, waarop is die inschatting gebaseerd? Zo nee, wat is exact de meerwaarde van nog een jaar blijven tot aan een al samen met bondgenoten aangekondigde einddatum?
Het kabinet heeft besloten het nationale mandaat voor MINUSMA te verlengen tot en met 30 juni 2024, mits deze personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN Veiligheidsraad. Aangezien de politieke en veiligheidssituatie in Mali complex en onvoorspelbaar is, is het lastig een inschatting te geven van de veiligheidssituatie in Mali in juni 2024.
De Malinese transitieautoriteiten hebben afgelopen juli een akkoord gesloten met ECOWAS over de terugkeer naar een democratisch bestuur met presidentsverkiezingen in februari 2024 (zie ook het antwoord op vraag 4). Daarnaast loopt momenteel de strategische herziening van VN-missie MINUSMA, die bepalend zal zijn voor de toekomst van de missie. Het kabinet vindt het belangrijk om, ondanks de weerbarstige en onvoorspelbare context, zo lang mogelijk betrokken te blijven in Mali. Vanwege de grondwettelijke taak bij te dragen aan de bevordering van de internationale rechtsorde, hecht het kabinet belang aan het leveren van een langdurige bijdrage aan VN-vredesmissies in voor Nederland prioritaire regio’s. De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA vormt tevens een belangrijk signaal van blijvende steun voor MINUSMA en de Malinese bevolking en daarnaast is deze bijdrage van strategische meerwaarde voor de Nederlandse informatiepositie. Voor de invloed van Rusland en China op het Afrikaanse continent zie ook de antwoorden op vragen 2 en 19.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over Niger. Klopt het dat de overheid van Niger een veel grotere bereidheid tot samenwerking met Europese partners heeft dan het geval is in Mali? En als dat het geval is, zou het dan niet zinniger zijn om Nederlands personeel te verplaatsen van de inzet in Mali naar de nieuwe Europese adviesmissie voor het leger van Niger?
Dat klopt, zie voor wat betreft eventuele Nederlandse inzet in Niger het antwoord op vraag 12. Het kabinet zet vooralsnog in op aanwezigheid in beide landen. Om redenen die in vraag 39 reeds genoemd zijn, acht het kabinet het van belang om ook in Mali en bij MINUSMA betrokken te blijven.
De leden van de VVD-fractie lezen hoeveel verschillende missies er op het moment in de regio spelen. Deze leden vragen hoe al deze verschillende missies onderling worden gecoördineerd, aangezien de doelstellingen gedeeltelijk in elkaar overlopen en met elkaar te maken hebben.
Op vele niveaus en in diverse fora vindt overleg en afstemming plaats tussen betrokken landen en internationale organisaties. Naast de reguliere EU-bijeenkomsten voor de EU-missies vindt er ook in de regio zelf afstemming plaats, bijvoorbeeld tussen de VN en de EU. Ook zijn er geregeld bijeenkomsten met bijvoorbeeld de Alliance Sahel. De Alliance Sahel is een samenwerkingsverband tussen verschillende landen – zoals Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten – en multilaterale partners, zoals de EU, Wereldbank en de UNDP. Het doel van de Alliance Sahel is het versterken van de stabiliteit en de bijdragen aan de ontwikkeling van de Sahel. Nederland vraagt tijdens alle internationale overleggen aandacht voor coördinatie en complementariteit.
Inbreng D66
De leden van de D66-fractie lezen over de druk die op de positie van MINUSMA is komen te staan door de veranderde houding van Mali. Deze leden hebben hierover zorgen, met name vanwege de sterke beweging van Mali richting Rusland. Ook lezen deze leden over het besluit van verschillende landen om deelname aan MINUSMA te beëindigen. Kan de Minister toelichten wat de gevolgen zijn voor de VN-missie na het uittreden van verschillende landen?
Zie het antwoord op vraag 8.
Deze leden steunen het besluit van het kabinet om de VN-missie voort te zetten, maar zien ook hoe de situatie veranderd is. Welke kansen ziet de Minister nog in het voortzetten van de VN-missie? Wat zijn de alternatieven nu veel landen hun deelname hebben beëindigd en Mali westerse samenwerking bemoeilijkt?
Vanwege de complexe (geo)politieke en veiligheidscontext in Mali staat de positie van MINUSMA onder druk. Zoals geschetst in de Kamerbrief, ziet het kabinet zich voor een dilemma gesteld. Enerzijds noopt deze context tot realisme ten aanzien van de effectiviteit van de missie. Anderzijds zou beëindiging van MINUSMA kunnen leiden tot verdere verslechtering van de situatie in Mali. De wijze waarop MINUSMA moet worden voortgezet, in het licht van de aangekondigde troepenterugtrekkingen, is afhankelijk van de uitkomsten van de strategische herziening van de missie die begin 2023 wordt verwacht. Zie ook het antwoord op vraag 38.
De leden van de D66-fractie lezen over het besluit van het kabinet om de meest gevoelige activiteiten van de EU-veiligheidsinzet in Mali op te schorten. Wat de leden van de D66-fractie betreft zouden EU-missies onder het huidige regime geen doorvang moeten vinden. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Hoe zorgt de EU dat het desondanks een goede informatiepositie in Mali behoudt? Kan de Minister toelichten welke gevolgen dit besluit heeft voor de Malinese autoriteitentransitie en de presidentsverkiezingen van 2024?
Het kabinet is van mening dat continuering van de aangepaste EU-missies in Mali nog altijd van belang is. Een eventuele beëindiging van deze missies onder het huidige Malinese transitieregime, brengt het risico met zich mee dat vanuit EU-perspectief minder gewenste actoren hun invloed en positie in Mali verder versterken. Bovendien zou terugtrekking schadelijk kunnen zijn voor de kritische dialoog tussen de EU en Mali en de lange termijn veiligheidsbelangen. De Nederlandse bijdrage aan EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali vormt, hoewel beperkt van omvang, een belangrijk signaal van blijvende steun van Nederland voor de EU en de Malinese bevolking en daarnaast is deze bijdrage van strategische meerwaarde voor de Nederlandse informatiepositie.
Inbreng PVV
Vanaf het begin af aan waren de leden van de PVV-fractie al tegen de inzet van Nederlandse militairen voor de VN-missie MINUSMA. De ontwikkelingen in Afrika volgende, zien deze leden zich in dat standpunt gesterkt. De missie haalt niks uit, valt zienderogen uit elkaar, en wordt niet gewaardeerd door een groot deel van de Malinese politiek en bevolking. Wat doen we daar dan nog? Ook zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat het opmerkelijk is dat de Nederlandse inzet wordt verlengd tot en met 30 juni 2024, terwijl het VN-mandaat slechts loopt tot eind juni 2023. Dat, in samenhang met het feit dat de strategische herziening nog niet is afgerond én het illegale Malinese leiderschap zich behoorlijk antiwesters uitlaat, maakt dat deze leden de verlenging ongehoord en onverantwoord vinden. Kan niet alsnog de stekker eruit getrokken worden?
Zie het antwoord op vraag 38.
Ten aanzien van MINUSMA zijn de leden van de PVV-fractie tot slot van mening dat het opmerkelijk is dat circa drie militairen nog gaan meedraaien met een Duitse inlichtingen-taakgroep. Wat is het operatiegebied van die taakgroep en wat zijn de risico’s voor deze militairen? En waarom draagt Nederland hier nog aan bij, terwijl we van Duitsland al weten dat het zich gaat terugtrekken uit de missie?
De Duitse inlichtingeneenheid is gestationeerd in Gao, in het oosten van Mali. Het primaire operatiegebied van deze eenheid is de Sector Oost van MINUSMA. Nederland draagt op dit moment met een inlichtingenofficier bij aan de staf van de Duitse eenheid. Deze militair vervult zijn taak op het kamp, hiermee zijn de risico’s voor deze militair gering. Het Duitse vertrek is medio 2024 voorzien en dat is overeenkomstig de verlenging van het Nederlandse mandaat tot en met
30 juni 2024. Mocht Duitsland besluiten eerder te vertrekken, dan zal Nederland zijn bijdrage aan de Duitse inlichtingeneenheid ook beëindigen.
Tot slot kunnen de leden van de PVV-fractie ook niet instemmen met de overige (EU) trainingsmissies die op de rol staan en verlengd worden. Ook hier geldt dat er nauwelijks resultaat te verwachten valt en de missies en militairen volledig overgeleverd zijn aan de (politieke) chaos die heerst in de Sahel-regio. Bovendien staat het de leden van de PVV-fractie nog vers in het geheugen hoe de Nederlandse bijdrage aan de EU-trainingsmissie in Somalië was uitgelopen op een fiasco. Stop dus met die EU-trainingsmissies, is het laatste wat deze leden aan het kabinet willen meegeven.
Inbreng CDA
De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor het schetsen van het dilemma waarvoor het staat omtrent de Nederlandse inzet binnen MINUSMA. Onlangs heeft de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie hard geoordeeld over de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali. De gestelde doelen werden maar beperkt bereikt. Is deze kritische evaluatie ook gedeeld met de MINUSMA -missie? Zo nee, kan deze worden gedeeld en, zo ja, wat was de reactie van de VN?
De evaluatie is, zoals door het kabinet toegezegd in het commissiedebat op
3 november jl., recent gedeeld met de VN. Hierop is nog geen inhoudelijke reactie ontvangen.
Het kabinet schetst terecht het punt dat de huidige context noopt tot realisme ten aanzien van de effectiviteit van de missie. In dat kader zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of er ook vanuit de VN een evaluatie heeft plaatsgevonden naar de effectiviteit van de missie, en, zo ja, wat hier de uitkomsten van waren.
De VN voert momenteel een strategische herziening uit van de missie, waarbij wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het huidige mandaat. De resultaten van de herziening worden begin 2023 verwacht. Wanneer de uitkomsten bekend zijn, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de VN-Veiligheidsraad het mandaat voor de VN-missie MINUSMA heeft verlengd, maar ook in het hernieuwde mandaat heeft gevraagd om een strategische herziening van de missie. De resultaten van de herziening worden begin 2023 verwacht. Daarnaast lezen deze leden dat het kabinet «besluit het huidige mandaat voor maximaal 16 personen voor deze missie te verlengen tot en met 30 juni 2024, mits deze personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN-Veiligheidsraad». De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd waarom niet wordt gewacht op de publicatie van deze strategische herziening voordat wordt besloten de Nederlandse inzet te verlengen. Op basis van welke criteria wordt besloten of uitvoering kan worden gegeven aan het mandaat van de VN?
De resultaten van de strategische herziening van MINUSMA worden begin 2023 verwacht. De nationale mandaten van de Nederlandse bijdragen aan de VN-missie MINUSMA, de civiele en militaire EU-missies in de Sahel liepen eind 2022 af. Het kabinet heeft daarom besloten de huidige mandaten voor de missies te verlengen tot en met 30 juni 2024. Voor toelichting over de uitvoerbaarheid van het mandaat, zie ook het antwoord op vraag 38.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal troepen leverende landen zoals het VK en Ivoorkust onlangs heeft aangekondigd zijn troepenbijdrage aan MINUSMA (vervroegd) terug te trekken. Ook Duitsland heeft aangekondigd zijn deelname aan MINUSMA in mei 2024 te beëindigen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het EU-standpunt over de MINUSMA-missie. Vanwege de geopolitieke aardverschuiving door de oorlog in Oekraïne zijn deze leden benieuwd hoe er binnen de EU aan wordt gekeken tegen de MINUSMA-missie. De ene lidstaat trekt z’n handen ervan af (Duitsland/Frankrijk), terwijl andere lidstaten er nog wel vertrouwen in hebben (Nederland).
De EU neemt niet als organisatie aan VN-missies deel. Er is derhalve geen sprake van een gedeeld EU-standpunt ten aanzien van MINUSMA. Lidstaten doorlopen separate nationale politieke besluitvorming ten aanzien van troepenbijdrage aan missies. Zo heeft Duitsland aangekondigd zijn deelname aan MINUSMA in mei 2024 te beëindigen. Het kabinet heeft de eigenstandige afweging gemaakt om de huidige mandaten voor de missies te verlengen tot en met 30 juni 2024. De redenen voor het kabinetsbesluit zijn toegelicht in de Kamerbrief en beknopt weergegeven in het antwoord op vraag 39.
De VN en de EU kennen in het algemeen echter een langdurige (strategische) samenwerking op het gebied van vredeshandhaving. De EU biedt de VN politieke- en financiële steun en expertise om VN-mandaten uit te voeren. Daarnaast vindt wederzijdse missieondersteuning plaats op basis van een kaderovereenkomst tussen de VN en de EU.
De leden van de CDA-fractie zien graag dat er binnen de Europese Unie één strategie wordt gekozen. En dat niet alleen voor de MINUSMA-missie, maar voor de Sahel-regio als geheel. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Malinese transitieautoriteiten stellen dat internationale missies welkom zijn in Mali. Tegelijkertijd verloopt de samenwerking met MINUSMA uitermate stroef. Dit roept de vraag of de missie nog gewenst is en, zo ja, door wie. Kan het kabinet hierop reflecteren, vragen deze leden.
Zie het antwoord op vragen 8 en 44.
De leden van de CDA-fractie delen de notie dat het onwenselijk is om in de huidige context door te gaan met het trainen en ondersteunen van het Malinese leger, de Nationale Garde en de Gendarmerie. Deze leden zijn wel benieuwd waarom de nationale politie rond Bamako nog wel training ontvangt. En in hoeverre vindt er binnen de Europese Unie een verschuiving plaats van inzet binnen MINUSMA naar een inzet binnen EU-missies?
De EU besloot tot continuering van de niet-gevoelige trainingsactiviteiten van EUCAP Sahel Mali aan de nationale politie rond Bamako, omdat er geen signalen bekend zijn van mensenrechtenschendingen door de Malinese politie of van de omgang van de Malinese politie met Russische paramilitairen.
Nederland en de EU hebben in oktober 2022 kennisgenomen van het voornemen van de Malinese transitieautoriteiten om de nationale politie te militariseren. Het zou gaan om een administratieve statuswijziging en de facto een formalisatie van een bestaande praktijk. Het kabinet acht het in de huidige context in Mali nog altijd wenselijk om door te gaan met het trainen en ondersteunen van de Malinese politie, ook met het oog op de civiele taakstelling van de Malinese politie ten aanzien van veiligheid en stabiliteit in en rondom Bamako.
De EU neemt als organisatie niet aan VN-missies deel. Er is derhalve ook geen sprake van een gedeelde EU-beweging ten aanzien van verschuiving binnen missies in Mali. Lidstaten doorlopen separate nationale politieke besluitvorming ten aanzien van troepenbijdrage aan missies.
Inbreng ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het grote aantal militaire initiatieven ter ondersteuning van de landen in de Sahel en West-Afrika blijk geeft van de grote betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de regio. Deze leden vragen hoe de samenhang in de vele en verschillende initiatieven wordt gewaarborgd, zodat een geïntegreerde aanpak mogelijk is.
Zie het antwoord op vraag 17.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen het kabinet, als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen in de Sahel, vragen in hoeverre de Nederlandse inzet op dit moment overeenkomt met de wensen en/of hulpvraag van de landen in de Sahel-regio.
Daarnaast vragen deze leden welke concrete resultaten het kabinet denkt en hoopt te bereiken nu de deelname aan de verschillende missies wordt verlengd. Deze leden zijn ervan overtuigd dat vragen als deze doorslaggevend zouden moeten zijn in de overwegingen rondom deelname aan missies.
Nederland vindt het belangrijk dat de internationale veiligheidsinzet vraaggestuurd is. De houding van de Malinese transitieautoriteiten ten opzichte van MINUSMA is ambivalent. De strategische herziening zal hierop nader ingaan. De Nederlandse veiligheidsinzet is erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen. Daarmee wil het kabinet – waar gewenst en mogelijk – proactief bijdragen aan het tegengaan van terroristische dreiging, georganiseerde misdaad (zoals wapen-, drugs- en mensensmokkel/handel) en irreguliere migratiestromen. Daarnaast wil het kabinet tegenwicht bieden aan destabiliserende invloeden en bijdragen aan het beschermen van de burgerbevolking. Hierbij hecht het kabinet er belang aan te benadrukken dat de inzet altijd zal blijven plaatsvinden in een weerbarstige en onvoorspelbare context, waarin resultaten niet gemakkelijk te boeken zijn.
Op middellange termijn heeft de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel als doel verdere destabilisering in de Sahelregio tegen te gaan en verdere expansie van instabiliteit naar West-Afrikaanse kuststaten te beperken (containment).
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de verslechterende relaties tussen de verschillende landen in de Sahel zorgelijk zijn, zeker omdat de problemen en uitdagingen waarmee de regio kampt grotendeels grensoverschrijdend zijn. De leden van de fractie van de ChristenUnie willen het kabinet dan ook vragen welke initiatieven Nederland onderneemt om die effectieve regionale samenwerking te stimuleren. Zou Nederland, al dan niet in Europees verband, hierin een bemiddelende rol kunnen spelen?
Instabiliteit, irreguliere migratie en georganiseerde misdaad zijn grensoverschrijdende problemen die een regionale collectieve aanpak behoeven. Daarnaast hecht Nederland waarde aan regionale coördinatie en eigenaarschap, onder andere door middel van samenwerking met regionale actoren zoals ECOWAS.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen daarnaast in de brief dat er herhaaldelijk wordt gewezen op de Nederlandse informatiepositie als onderdeel van de onderbouwing van het belang van Nederlandse deelname aan missies. Deze leden willen het kabinet vragen om een nadere toelichting op dit begrip.
Door deel te nemen aan een missie, wordt kennis opgedaan over zowel de lokale context als de ontwikkelingen binnen de missie. Dit is van belang voor het monitoren van een (pre-)conflictsituatie, en het kunnen inspelen op veranderingen in deze situatie – bijvoorbeeld door de grootte of vorm van de Nederlandse bijdrage aan te passen. Voor een anticiperende en eventueel preventieve veiligheidsaanpak is een goede inlichtingen- en informatiepositie van groot belang.
Deze leden zijn van mening dat het – bij uitstek voor een land als Nederland dat in hoge mate verbonden is met het buitenland – belangrijk is om een actieve rol te vervullen binnen de internationale gemeenschap. Tegelijkertijd vragen deze leden zich af welke rol de informatiepositie speelt in het geheel der overwegingen en hoe wordt afgewogen of de baten van een versterkte informatiepositie opwegen tegen het risico dat wordt gelopen door militair actief te zijn in een instabiele en daarmee gevaarlijke regio als de Sahel.
De overwegingen om al dan niet aan een missie bij te dragen worden altijd integraal afgewogen, waarbij ook het risico voor de militairen wordt meegenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van enkele troepen leverende landen om hun bijdrage aan MINUSMA, al dan niet vervroegd, terug te trekken. Onder deze landen bevinden zich ook Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, die een hoogwaardige defensiemacht tot hun beschikking hebben. Deze leden uiten hun zorgen over de gevolgen van de recente terugtrekkingen op de effectiviteit van de missie, waarbij in het vervolg een groter deel van de verantwoordelijkheid terecht zal komen op de schouders van troepen leverende landen met een minder hoogwaardige defensiemacht. Verwacht het kabinet dat MINUSMA ook zonder de genoemde bijdragen in voldoende mate uitvoering kan geven aan het gestelde mandaat?
Zie het antwoord op vraag 8.
De leden van de ChristenUnie-fractie kijken, mede in het licht van het bovenstaande, uit naar de resultaten van de strategic review van MINUSMA. Zij willen het kabinet daarbij vragen om een reflectie op deze resultaten en de eventuele gevolgen ervan op de Nederlandse bijdrage.
Wanneer de uitkomsten van de strategische herziening bekend zijn wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd. In de Kamerbrief over de geïntegreerde inzet op het gebied van veiligheid, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en migratie in de Sahelregio, die uw Kamer in de eerste helft van 2023 toekomt, zal worden ingaan op de gevolgen hiervan voor de Nederlandse bijdrage aan de missie.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de bevindingen van de IOB-evaluatie over de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA. Een van de bevindingen wijst op het gebrek aan een strategisch narratief over de Nederlandse bijdrage waarin de situatie kon ontstaan dat de accenten die werden gelegd op basis van de Nederlandse politieke verhoudingen, niet of nauwelijks aansluiting vonden bij het in VN-verband gestelde mandaat van de missie. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen om een nadere uitwerking van de vraag hoe deze divergentie bij de toekomstige deelname aan missies – in de Sahel of elders – voorkomen kan worden.
Zoals toegezegd in de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie (d.d. 30 september 2022, Kamerstuk 29 521, nr. 451 , zullen in toekomstige artikel-100 brieven een duidelijkere formulering van het missiemandaat en Nederlandse doelstellingen worden opgenomen. Deze doelstellingen liggen in het verlengde van de Afrikastrategie die momenteel door het kabinet wordt ontwikkeld. Tevens zal het kabinet er alert op zijn dat er gedurende toekomstige missies strategische sturing en reflectie op de Nederlandse bijdrage en bijbehorend narratief plaatsvindt.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten het zeer terecht dat een deel van de EU-veiligheidsinzet in Mali opgeschort wordt als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen aldaar. Deze leden zijn het daarnaast eens met het kabinet dat het van groot belang is dat de dialoog met de Malinese transitieautoriteiten opengehouden wordt. Deze leden vragen zich wel af hoe het kabinet gezien de politieke omstandigheden aankijkt tegen nut en noodzaak van verdere EU-veiligheidsinzet in Mali. Welk doel wil het kabinet hiermee bereiken, en komt dat doel overeen met de bedoeling van de Malinese transitieautoriteiten? Is het moment niet aangebroken deze inzet te beëindigen?
Zie antwoord op vraag 44.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Frankrijk een aanzienlijke rol speelt in de regio en die rol ook ambieert. Frankrijk heeft een historisch gecompliceerde en tegelijkertijd als gevolg van dat verleden vaak nauwe relatie met een groot aantal landen op het Afrikaanse continent die tot op heden voortduurt. Deze leden vragen het kabinet dan ook hoe – in algemene zin – voorkomen wordt dat de Europese inzet voor de regio in hoge mate een afspiegeling is van de belangen van een of meerdere individuele lidstaten.
Het kabinet onderkent de vanuit de historie nauwe maar ook complexe relatie van Frankrijk met een aantal landen op het Afrikaanse continent. Nederland heeft afgelopen jaar in gesprekken met andere EU lidstaten en met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) benadrukt dat de EU-veiligheidsinzet, maar ook de bilaterale veiligheidsbijdragen van verschillende EU lidstaten, vraaggestuurd moet zijn en erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten groot belang aan het verhogen van de effectiviteit van vredesmissies. In potentie kunnen deze missies namelijk een grote bijdrage leveren aan het bewaken van vredesprocessen en stabiliteit. Te vaak wordt dit werk echter bemoeilijkt door onvoldoende training en gebrekkig materieel voor de deelnemende militairen of een mandaat dat door een gebrek aan politieke wil tekortschiet. De internationale gemeenschap, met Nederland als onderdeel daarvan, loopt in gevallen als deze het risico dat goedbedoelde missies een tegenovergesteld effect als resultaat hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen dan ook de inzet van het kabinet als het gaat om de bijdrage aan het Global Peace Operations Initiative (GPOI) om de effectiviteit van missies te vergroten. Deze leden vragen zich af welke concrete resultaten dit initiatief met de Nederlandse steun heeft kunnen bewerkstelligen en in hoeverre een vergrote Nederlandse bijdrage tot meer resultaten zou kunnen leiden die de effectiviteit van vredesmissies vergroot.
Nederland draagt sinds 2007 bij aan het Global Peace Operations Initiative (GPOI) en is een vaste partner van de Verenigde Staten in dit programma. In 2021 besloot Nederland deze steun tot en met eind 2024 te continueren met een jaarlijkse financiële bijdrage van 3,5 miljoen euro. Daardoor heeft Nederland in 2022 onder andere financieel bijgedragen aan de training van 1500 Tsjadische militairen die in 2023 worden ingezet in MINUSMA. De meest recente Nederlandse bijdragen van trainers aan pre-deployment trainingen vonden plaats in Burkina Faso (2021) en Togo (2021–2022). Door de inzet van Nederlandse trainers werden bataljons gereed gesteld voor deelname aan vredesmissies als MINUSMA. Naast trainingen op het gebied van manoeuvre, counter-IED en levensreddende handelingen dragen de Nederlandse trainers bij aan de instructievaardigheden van de kaderleden binnen de bataljons. Uit de evaluaties van de trainingen in Togo van 2021 en 2022 blijkt dat het instructieniveau van de Togolese kaderleden dermate is gestegen dat de Nederlandse trainers meer de rol van mentor op zich kunnen nemen. Nederland bekijkt halfjaarlijks met de Verenigde Staten op welke wijze toekomstige Nederlandse bijdragen optimaal kunnen aansluiten op de lokale trainingsbehoeften.
De Nederlandse bijdrage aan GPOI sluit aan op de bredere beleidsmatige Nederlandse inzet binnen de VN om de kwaliteit en effectiviteit van vredesoperaties te verbeteren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-457.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.