29 520
Scheidings- en omgangsproblematiek

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2004

Op woensdag 28 april jl. heeft de voortzetting plaatsgevonden van het Algemeen Overleg over Scheiding en Omgang. Tijdens dit overleg heb ik antwoord gegeven op de vragen die zijn gesteld tijdens het algemeen overleg van 22 april jl. Een deel van de vragen gesteld op 22 april is beantwoord in mijn brief van 27 april (Kamerstukken 2003/04, 29 520 nr. 2).

In deze brief geef ik, zoals ik heb toegezegd, antwoord op de vragen welke door de fracties zijn gesteld tijdens het voortgezet algemeen overleg van 28 april en die wegens tijdgebrek niet meer konden worden beantwoord.

Waarom is een toets van een bemiddelaar bij echtscheiding niet voldoende?

De heer Luchtenveld heeft gevraagd waarom de rechter de enig aangewezen functionaris is om de belangen van het kind te toetsen, terwijl ook een erkend bemiddelaar in staat moet worden geacht deze belangen te kunnen toetsen.

Naar mijn mening zou een erkend bemiddelaar (het hangt er overigens van af wat men daaronder verstaat en aan welke eisen deze zou moeten voldoen) in staat moeten zijn om de belangen van het kind op een zorgvuldige wijze te wegen en in te brengen bij zijn inspanning de ouders tot het maken van afspraken te bewegen. Omdat hij neutraal dient te zijn in zijn houding ten opzichte van partijen zal hij echter terughoudend moeten zijn in het toetsen van hun onderlinge afspraken. De rechter kan als enige de belangen van het kind ten volle wegen en zonodig in de overeenkomst tussen partijen treden.

De kosten van scheiden via de rechter

Mevrouw Vos heeft mij gevraagd enig inzicht geven in de kosten van scheiden via de rechter.

In vergelijking met andere zaken (bestuursrecht, strafrecht) kosten scheidingszaken de rechterlijke macht relatief weinig tijd en inzet. Gemiddeld is voor een scheidingszaak 95 minuten aan rechterstijd en 450 minuten aan ondersteuning benodigd. Voor gemeenschappelijke verzoekschriften ligt de inzet ruim onder dit gemiddelde. In die gevallen vindt er geen zitting plaats maar slechts een korte beoordeling van het verzoekschrift, die in het geval er sprake is van strijd met het recht kan leiden tot een mondelinge behandeling van het verzoekschrift.

Mijn voorstellen voor een betere en met name zorgvuldiger scheidingsprocedure beogen nu juist onder meer het percentage zorgvuldig opgestelde gemeenschappelijke verzoekschriften te doen toenemen. Hiermee valt tijdswinst te boeken.

Voor partijen geldt dat zij bij afwikkeling van de echtscheiding langs de weg van de rechter griffierechten verschuldigd zijn. Voor familierechtzaken bedragen die per 1/2/2004 € 190,= per zaak. Daar staat tegenover dat ook aan de afwikkeling van de echtscheiding via de notaris (voor het verkrijgen van een executoriale titel) of eventueel een erkend deskundig bemiddelaar de nodige kosten verbonden zullen zijn, terwijl de extra waarborg die een rechterlijke toets biedt dan ontbreekt. Bovendien heb ik aangegeven te willen bezien of in bepaalde gevallen, met name daar waar partijen het onderling eens zijn en afspraken hebben gemaakt, de verplichte procesvertegenwoordiging kan worden afgeschaft. Op die manier zouden partijen zich de kosten van een advocaat of procureur kunnen besparen.

Kan afschaffing van verplichte procesvertegenwoordiging leiden tot kwaliteitsverlies?

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of afschaffing van verplichte procesvertegenwoordiging bij echtscheidingen kan leiden tot kwaliteitsverlies. Indien het verzoekschrift niet meer door een advocaat wordt opgesteld, kan dit inderdaad leiden tot kwaliteitsverlies. Dit is ook een zorg die is geuit door de Raad voor de Rechtspraak. Er bestaat een zeker risico dat de tijdwinst die kan worden behaald door het stimuleren van gemeenschappelijke verzoeken zoals mijn voorstellen beogen, teniet wordt gedaan doordat de verzoekschriften die worden ingediend niet voldoen aan de gestelde eisen. De rechter zal in zo'n geval over het algemeen het verzoekschrift terug verwijzen met de vraag het verzoekschrift aan te vullen.

Toevoeging voor mediation van toepassing op alle mediators

De heer Dittrich heeft gevraagd of de door de minister aangekondigde mediationtoevoeging ook van toepassing is op andere mediators dan advocaten/juristen, bijvoorbeeld psycholoog-mediators?

Dit is inderdaad het geval. Ook psycholoog-mediators kunnen in aanmerking komen voor mediationtoevoegingen. Zij zullen daarbij net als alle andere mediators moeten voldoen aan de – nog te formuleren – kwaliteitseisen die daarvoor zullen worden gehanteerd door de Raden voor rechtsbijstand.

Zoals aangegeven in mijn brief van 19 april jl.(TK 2003/04, 29 528 nr. 1) over mediation zullen de komende periode in overleg met de beroepsgroep, vertegenwoordigers van rechterlijke macht en de landelijke organisatie Juridisch Loket additionele eisen worden gesteld aan mediators naar wie wordt doorverwezen door de gerechten en juridisch loket (bovenop de huidige door het NMI gehanteerde eisen voor registratie in het NMI-register).

Rol Raad voor de Kinderbescherming bij bemiddeling en begeleiding

Mevrouw Kalsbeek heeft gevraagd rekening te houden met de rol die de Raad voor de Kinderbescherming speelt bij de omgangsbemiddeling en begeleiding.

Ik kan u zeggen dat ik deze rol niet uit het oog zal verliezen. Momenteel verricht de Raad voor de Kinderbescherming op het gebied van bemiddeling en begeleiding een aantal activiteiten. De Raad heeft op verzoek van de rechter, na schorsing of aanhouding van de behandeling ter zitting, de mogelijkheid om ouders via bemiddeling te ondersteunen bij het oplossen van hun conflict over gezag, verblijfplaats en/of omgang. Dit is de zogenaamde raadsondersteuning ter zitting (Rotz). Dit aanbod is in overleg met de rechtbanken tot stand gekomen en beschikbaar op bijna alle vestigingen van de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast hanteert de Raad binnen de reguliere (scheiding- en omgangs)onderzoeken de methodiek van bemiddeling.

Verder is de Raad betrokken bij omgangsbegeleiding. Zo kan de Raad voor de Kinderbescherming door de rechter worden ingeschakeld voor het begeleiden van een voorlopige omgangsregeling. In een drietal BOR (Begeleide OmgangsRegeling) projecten gebeurt dat door middel van het inschakelen van vrijwilligers.

Daarnaast is de Raad door middel van expertiseoverdracht betrokken bij omgangbegeleidingsprojecten zoals die onder andere plaatsvinden in de zogenaamde omgangshuizen. Over het aanbod en de positionering daarvan ben ik in overleg met de staatssecretaris van VWS. Hierbij ligt het voor de hand rekening te houden met de positie die de Raad voor de Kinderbescherming daarbij inneemt.

Sanctionering bij het niet nakomen van de omgangsregeling

Mevrouw De Pater en de heren Dittrich, Luchtenveld en De Wit hebben vragen gesteld naar de mogelijke sancties die kunnen worden ingezet op het moment dat één van de ouders de omgangsregeling niet nakomt.

Met betrekking tot dit aspect heb ik u tijdens het algemene overleg toegezegd dat ik u hierover zo spoedig mogelijk middels een afzonderlijke brief op de hoogte zal brengen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven