nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING, ZOALS VOOR ADVIES AAN DE RAAD VAN STATE AANGEBODEN EN VOOR ZOVER
NADIEN GEWIJZIGD
Wetsvoorstel
Artikel I, onderdeel A, luidde:
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de aan hen opgelegde vrijheidsstraf»
ingevoegd: of voorlopige hechtenis.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt: onherroepelijk.
3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien de
veroordeling tot een vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is, worden de
datum van invrijheidstelling en het strafrestant berekend op grond van de
veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend.
Artikel I, onderdeel B, luidde:
Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt voor de puntkomma aan het slot ingevoegd: en die
in afwachting zijn van berechting in eerste aanleg.
2. Onderdeel b vervalt.
3. De onderdelen c tot en met i worden geletterd b tot en met h.1
Memorie van toelichting
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
De eerste zin van de eerste alinea luidde:
In de wet van 3 april 2003 tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet
in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht (Stb.
2003, 142), die op 1 januari 2004 in werking zal treden, wordt in artikel
4, eerste lid, het zinsdeel «of vrijheidsbenemende maatregel»
geschrapt.
Artikel I, onderdelen B en C
De toelichting bij artikel I, onderdelen B en C is opgedeeld in een toelichting
bij artikel I, onderdeel B en bij artikel I, onderdeel C.
Na de tweede alinea is een alinea toegevoegd, luidende:
In plaats van het huidige artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de Pbw
komt een nieuw onderdeel b dat betrekking heeft op personen aan wie in eerste
aanleg de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging of
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden
is opgelegd en die in hoger beroep of cassatie zijn gegaan. De wijziging die
dit wetsvoorstel aanbrengt in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, heeft tot
gevolg dat voor deze categorie gedetineerden geen specifieke bestemming in
een penitentiaire inrichting is bepaald voor zo lang het opleggen van de genoemde
maatregelen nog niet onherroepelijk is en niet tevens een vrijheidsstraf is
opgelegd.1 Op grond van het nieuwe onderdeel b
is het huis van bewaring voor deze categorie gedetineerden bestemd.