Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2012
Bij de Regeling van werkzaamheden op 25 september 2012 heeft het lid Van Toorenburg
(CDA) om een brief verzocht naar aanleiding van het bericht in het Algemeen Dagblad
(AD) dat de brandweer wacht met uitrukken tot de collega's van de vrijwillige brandweer
aanwezig zijn, waardoor kostbare tijd verloren gaat. Naar aanleiding van dit verzoek
bericht ik u als volgt.
Voordat ik nader op de inhoud van het artikel in ga, wil ik benadrukken dat de veiligheidsregio’s
conform artikel 10, sub d, van de Wet veiligheidsregio’s verantwoordelijk zijn voor
de voorbereiding op de brandweerzorg. In de wet- en regelgeving zijn daartoe de kaders
opgenomen, zoals de verplichting om een dekkingsplan vast te stellen en normen voor
de opkomsttijden. De regio is zelf verantwoordelijk voor de wijze van uitvoering en
dus ook voor het bepalen van de uitrukvolgorde bij de brandweer.
Ik heb naar aanleiding van het artikel navraag gedaan bij de NVBR en de regio Haaglanden
(de regio die in het artikel wordt genoemd). De NVBR bevestigt dat de landelijke lijn
is om gebruik te maken van operationele grenzen. Dit betekent dat de brandweerpost
die het snelst ter plaatse kan zijn, wordt gealarmeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van een kazernevolgordetabel, die gebaseerd is op berekeningen. In die berekeningen
is rekening gehouden met de verschillende opkomsttijden van gekazerneerd personeel
en personeel dat vrij instroomt.
Het verdere proces is geautomatiseerd. De centralist in de meldkamer krijgt een uitrukvoorstel
op zijn scherm waarin de posten die het snelst ter plaatse kunnen zijn, onder de knop
zitten. Er is dus geen voorkeursbeleid voor vrijwillige brandweerposten.
De directie van de veiligheidsregio Haaglanden bevestigt de landelijke lijn, zoals
die door de NVBR is beschreven. Ook Haaglanden werkt met operationele grenzen en een
kazernevolgordetabel. Uitgangspunt is: wie het snelst ter plaatse kan zijn, biedt
hulp. De regio hanteert geen beleid om vrijwilligers bij het uitrukken te bevoordelen
ten nadele van de uitruktijd.
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn mij geen concrete voorbeelden bekend
van het bewust vertragen van de uitruk bij de brandweer.
De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten